woensdag 23 maart 2011

ALTERNATIEF CONCEPT-BEGINSELMANIFEST VAN DE PARTIJ VAN DE ARBEID

Verschenen in Socialisme & Democratie 7/8, 2004

’s-Gravenhage, 14 juli 2004

Het op 1 mei 2004 gepubliceerde concept-beginselmanifest van de PvdA is een belangrijke stap om te komen tot een eigentijdse omschrijving van de uitgangspunten waar de Partij van de Arbeid zich op baseert. Het is sinds de vaststelling van het oude beginselprogramma van 1977 de eerste poging daartoe waar de partijleiding zich nadrukkelijk aan gecommitteerd heeft. Dat alleen al verdient waardering. Te lang heeft men een fundamentele discussie over wat de leden van de Partij van de Arbeid onderling bindt, en wat hun onderscheidt van anderen, trachten te ontlopen. Daardoor heeft de waan van de dag binnen de Partij van de Arbeid te veel ruimte gekregen.

Dat neemt niet weg dat met het publiceren van dit concept-manifest het laatste woord inzake de beginselen van de PvdA niet gesproken kan zijn. Een manifest dat voor langere tijd probeert weer te geven wat de leden van een grote partij bindt, vraagt dat er door die leden over wordt meegedacht en gediscussieerd. Wij zien het gepubliceerde concept-manifest dan ook eerder als een uitnodiging aan de partij om mee te denken, dan als een hamerstuk voor het congres van december a.s. Anders dan Erik van Bruggen in De Groene van 5 juni 2004 beschouwen wij niet wie van die uitnodiging gebruik wil maken als een droeftoeter, maar degeen die zijn partijgenoten het recht wil ontzeggen naar aanleiding van het concept kritische opmerkingen te maken en alternatieve teksten voor te stellen.

Voor dergelijke voorstellen is er naar onze mening alle reden, ook al onderschrijven wij de politieke strekking van het concept van 1 mei. Het probleem bij het opnieuw formuleren van de uitgangspunten van de Partij van de Arbeid is dat een dergelijk stuk onderscheidend moet zijn ten opzichte van andere partijen, maar tegelijkertijd voldoende breed om de uiteenlopende opvattingen die je binnen een brede volkspartij aantreft te overspannen. Naar onze mening zijn de auteurs in dit laatste voldoende geslaagd, maar heeft daardoor het stuk aan onderscheidend vermogen ten opzichte van andere partijen verloren, al blijken op het eerste gezicht algemene teksten ('iedereen heeft recht op een fatsoenlijk bestaan') in de praktijk wel degelijk onderscheidend.

Een gemiste kans daarbij is dat het stuk, anders dan vorige beginseldocumenten, geen analyse bevat van de maatschappelijke ontwikkelingen waarop de PvdA dient te reageren, en die de geformuleerde beginselen hun relevantie geven. In het concept-manifest ontbreekt een kritiek op de neo-liberale ontwikkeling die de wereld sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw ondergaat. Die ontwikkeling heeft aan de ene kant de sociaal-democratie in het defensief gebracht heeft, maar aan de andere kant gemaakt dat formuleringen inzake solidariteit waarvan leek of ze algemeen ingang hadden gevonden, een nieuwe actualiteit als onderscheidend beginsel hebben gekregen.

In het volgende treft de lezer een alternatieve tekst, waarbij gebruik is gemaakt van het gepubliceerde ontwerp, maar waarbij geprobeerd is het onderscheid met andere partijen te verduidelijken. Dat betreft allereerst een analyse van de huidige maatschappelijke ontwikkelingen, maar ook een aantal onderwerpen die naar onze mening in het manifest onvoldoende aan de orde komen maar wel degelijk van belang zijn voor het profiel van de Partij van de Arbeid. Daarnaast kiezen wij hier en daar voor scherpere formuleringen. Wij hebben ook geprobeerd onze tekst zodanig te redigeren dat deze zich beter leent voor amendering door het partijcongres.

Wij menen dat een duidelijker gearticuleerd beginselmanifest mogelijk is zonder dat de PvdA daarmee zijn aantrekkingskracht als brede volkspartij verliest. Integendeel, wij denken dat juist door scherper het onbehagen over de toenemende macht van het grote geld te formuleren dat bij velen leeft, de partij alleen maar aan aantrekkingskracht kan winnen.

Paul Bordewijk
Maarten Hajer
Willem Minderhout
Bart Tromp


ALTERNATIEF CONCEPT-MANIFEST

BEGINSELEN VAN DE PARTIJ VAN DE ARBEID

1.De doelstellingen van de sociaal-democratische beweging

1.1 De Partij van de Arbeid is de politieke vertegenwoordiger in Nederland van de sociaal-democratische beweging. Deze beweging streeft er vanouds naar de ongelijkheid, onvrijheden en onrechtvaardigheden die door de kapitalistische productiewijze op economisch, sociaal en cultureel gebied worden veroorzaakt tegen te gaan en te compenseren, zowel op nationale als internationale schaal, ten einde alle mensen een fatsoenlijk bestaan te waarborgen.

1.2 Dit streven is vandaag de dag te meer van belang, nu in het dominante politieke klimaat allerlei voorstellen gedaan worden om de bestaanszekerheid en autonomie van mensen aan te tasten onder het mom van ‘marktwerking’ en ‘eigen verantwoordelijkheid’.

2. Partij en politiek.

2.1 De sociaal-democratische beweging ontstond in de negentiende eeuw uit het verzet tegen de wijze waarop het op ongeremde kapitalisme de levensomstandigheden van grote groepen van de bevolking aantastte. Zij kreeg vorm in een politieke partij die zich ten doel stelde door gezamenlijke inspanning en langs democratische weg de samenleving rechtvaardiger te maken en iedereen een redelijk bestaan te garanderen.

2.2 Dit streven kreeg noodgedwongen allereerst op nationaal niveau gestalte en is in veel opzichten succesvol geweest. Maar het in stand houden, aanpassen aan de eisen van de tijd en verbeteren van de verworvenheden die nu vanzelfsprekend lijken, vergt een blijvende politieke inspanning.

2.3 Meer dan ooit is de huidige wereldeconomie gebaseerd op een kapitalistische productiewijze waarin het maken van winst een doelstelling is die ertoe leidt dat overwegingen van rendement en efficiency ten koste gaan van heel andere waarden, zoals de bevordering van cultuur en de in stand houding van de natuur tot het waarborgen van zorg en gezondheid. Daartegen richt zich het streven van de Partij van de Arbeid, dat de economie ten dienste wil laten van functioneren van een fatsoenlijke samenleving, in plaats van dat de laatste wordt opgeofferd aan de eerste.

2.4 Daarom wil zij mensen kansen geven om het beste uit zichzelf naar boven te halen en dat niet alleen in economische zin. Ook al is iedereen in beginsel verantwoordelijk voor zijn eigen toekomst, uitgangsposities zijn ongelijk en risico’s zijn ongelijk verdeeld. Alleen gelijke kansen bieden is daarom onvoldoende. Mensen hebben ondanks pech en tegenslag het recht op zekerheid van een behoorlijk bestaan. De Partij van de Arbeid streeft naar een vorm van politiek die mensen aanspreekt en organiseert om verantwoordelijkheid te nemen; niet alleen voor de eigen toekomst maar ook voor die van de maatschappij als geheel.

2.5 Grote delen van de klassieke arbeidersklasse en veel vrouwen zijn uit hun traditionele achterstandspositie geëmancipeerd. Eén gevolg daarvan is het ontstaan van een omvangrijke doch heterogene middenklasse. Desalniettemin is niet iedereen in Nederland goed opgeleid en geëmancipeerd. Onder lager opgeleiden zien we steeds hardnekkiger achterstanden. Nieuwkomers vinden soms maar moeizaam een plek in de maatschappij. De zorgen van deze drie groepen lopen ver uiteen. Dat maakt de organisatie van solidariteit uitdagender dan ooit tevoren Toch is het juist deze uitdaging die mensen met verschillende levensbeschouwingen, van verschillende generaties, met verschillende achtergronden en uit verschillende landen steeds weer in de sociaal-democratische beweging bijeen brengt.

2.6 De sociaal-democratische beweging onderscheidt zich van het neoliberalisme onder andere door haar nadruk op het belang van burgerrechten ook in de economische sfeer. Daarnaast vindt zij dat het de taak van de overheid is door middel van herverdeling van kansen en middelen om gelijkere uitgangsposities en ontplooiingskansen te scheppen en zo de menselijke vrijheid te vergroten. Daarbij pleit de Partij van de Arbeid voor een actief burgerschap, waarin rechten en plichten in evenwicht zijn, voor een ontspannen samenleving waarin mannen én vrouwen keuze kunnen maken tussen arbeid, zorg, leren en vrijwilligerswerk. De Partij van de Arbeid verdedigt een levensbeschouwelijk en religieus pluralisme binnen de grenzen van democratie en rechtsstaat

3. Veel landen, één wereld

3.0.1 De wereld wordt steeds meer een economische eenheid. Dat komt deels door de toegenomen transportmogelijkheden en de ontwikkeling van de communicatietechnologie. Door de groei van de luchtvaart kunnen we hier genieten van vers fruit uit andere werelddelen, door satellietverbindingen kunnen we werk uitbesteden aan callcentra en ICT-bedrijven in India. Maar de mondialisering is ook het gevolg van de bewuste politieke beslissingen van de afgelopen dertig jaar om financiële en handelsbarrières te slechten.

3.0.2 Deze ontwikkeling biedt zowel kansen als bedreigingen. Economieën in de Derde Wereld kunnen zo in principe nieuwe afzetmarkten verwerven, wat leidt tot economische groei. Tegelijkertijd worden de opbrengsten van de economische groei vaak zeer onrechtvaardig verdeeld. In de westerse landen gaat er een druk tot grotere ongelijkheid vanuit, waarbij de hoogst betaalden zich optrekken aan de exorbitante inkomens die sommigen in Amerika weten te incasseren, terwijl wie het minder in het leven getroffen heeft gewezen wordt op de concurrentie vanuit de lage-lonenlanden, zodat aan de onderkant van inkomensverdeling een 'race tot the bottom' dreigt. Dit wordt versterkt door de nadruk op 'share holder value' in het bedrijfsleven. Ten slotte leidt ongeremde economische groei tot een versnelde uitputting van natuurlijke hulpbronnen en verontreiniging van het milieu, met immense bedreigingen voor het klimaat.

3.0.3 Deze ontwikkelingen onderstrepen de actualiteit van het sociaal-democratische project, waarbij machtsstructuren in het leven worden geroepen en worden versterkt die een meer egalitaire en duurzame mondiale samenleving mogelijk maken. Daarbij onderscheiden we een opgave op mondiaal, Europees en nationaal niveau. Uiteraard is de invloed van de PvdA op Europees en mondiaal niveau slechts beperkt, maar de internationale verhoudingen bepalen meer en meer welke speelruimte de politiek op nationaal niveau nog heeft. Juist om deze reden is het van belang dat sociaal-democraten en verwante groeperingen elkaar op Europese en mondiale schaal weten te vinden en samen te werken.

3.1 De mondiale samenleving

3.1.1 De Partij van de Arbeid wil een rechtvaardige en duurzame mondialisering. Ongereguleerde mondialisering leidt enerzijds tot monopolievorming en anderzijds tot roofbouw en uitbuiting.

3.1.2. Een rechtvaardige mondiale samenleving is niet denkbaar zonder herregulering van financiële markten en de opbouw van een systeem van ‘economic governance’, waarin sociale bescherming van de bevolking van ontwikkelingslanden net zo belangrijk is als financiële transparantie; structurele hulp aan deze landen, waaronder een vergaande beperking van hun schuldenlast en toegang tot beschermde Westerse markten.

3.1.3 Daarnaast blijft ontwikkelingshulp van belang, maar daarbij dient wel kritisch te worden gekeken naar de effecten. Structurele hulp kan alleen effect hebben wanneer er voldaan wordt aan minimumcondities ten aanzien van rechtszekerheid en spreiding van de welvaart. Een fatsoenlijk bestaan vraagt een fatsoenlijk bestuur. Internationale solidariteit betekent ook gerichte armoedebestrijding en emancipatie van kwetsbare groepen.

3.1.4 Wereldwijd moeten de rechten van de mens en de beginselen van de sociale markteconomie en de democratische rechtsstaat worden erkend, uitgeoefend en toegepast. Daartoe moet gebruik worden gemaakt van multilaterale kaders zoals de Verenigde Naties en het Internationale Strafhof, die moeten worden versterkt en ingezet ten behoeve van mondiale democratisering. Internationale druk is nodig opdat alle landen zich hierbij aansluiten.

3.1.5 Voor het verdedigen en in sommige gevallen herstellen van de internationale rechtsorde is een effectief geweldsinstrument noodzakelijk. De bestrijding van het terrorisme vraagt een hechte internationale samenwerking, waarbij ook de oorzaken worden aangepakt. Voor militaire interventie is een volkenrechtelijk mandaat nodig.

3.1.6 Zonder mondiale afspraken over beperking van het gebruik van fossiele brandstoffen dreigen grote rampen. Daarnaast zien we afname van de soortenrijkdom op aarde, mede door de inkrimping van de regenwouden. Het betekent vooral voor de westerse landen met hun hoge energieconsumptie dat zij bereid moeten zijn die consumptie te beperken en te investeren in alternatieve energiebronnen. Daarbij zijn allereerst internationale afspraken van belang, waarbij valt te betreuren dat de Verenigde Staten als grootste energieconsument daar tot nog toe niet toe bereid zijn gebleken. Ook zonder dergelijke afspraken dienen de Europese landen hun gebruik van fossiele brandstoffen te matigen, waarbij individuele bedrijven en consumenten door verantwoord gedrag ook een bijdrage kunnen leveren.

3.2 Europa

3.2.1 Terwijl in de eerste helft van de twintigste eeuw Europa verscheurd is geweest door twee bloedige oorlogen, hebben de landen in West-Europa daarna gekozen voor velerlei vormen van internationale samenwerking, waarvan de NAVO en de Europese Unie de belangrijkste zijn. Deze samenwerking heeft grote resultaten opgeleverd: de oorlogsdreiging vanuit de Sovjet-Unie is eerst gepareerd en daarna geheel verdwenen, oorlog tussen West-Europese landen is nauwelijks meer denkbaar, en de welvaart is spectaculair gestegen. Nagenoeg in heel Europa is op nationaal niveau de democratische rechtsstaat gerealiseerd, al zien we nog wel aanloopproblemen in sommige landen die zich nog kort geleden van het communisme hebben bevrijd.

3.2.2 Het slechten van de handelsbarrières binnen Europa in het kader van de toenmalige Europese Economische Gemeenschap heeft ongetwijfeld een belangrijke bijdrage geleverd aan de gestegen welvaart. Maar we zien de laatste jaren in naam van de vrije markt een steeds toenemende bemoeienis van Europa met het interne beleid van de lidstaten, die ook in toenemende mate ergernis oproept. Aan de ene kant komt dat door het detaillisme (veiligheid van wipkippen, BTW op schoenreparaties), aan de andere kant doordat de Europese eenwording fungeert als voertuig voor het neoliberalisme, zoals bij de eis aan alle lidstaten om openbaar vervoer en andere nutsvoorzieningen open te stellen voor de markt.

3.2.3 Daarom moet opnieuw gedefinieerd worden met welke problemen de Europese Unie zich bezighoudt. Uitgangspunt daarbij moet zijn dat Europa alleen die problemen aanpakt die we niet goed in eigen land kunnen oplossen (het subsidiariteitsprincipe). Daarmee wordt ook de toetreding van nieuwe landen gemakkelijker gemaakt. Het betekent dat o.a. cultuur, gezondheidszorg, nutsbedrijven en openbaar vervoer volledig de zeggenschap van de lidstaten moeten zijn.

3.2.4 Om uitwassen van de vrije markt tegen te gaan, dient Europa het sociaal beleid van de lidstaten te faciliteren, niet door één stelsel van sociale zekerheid in te voeren, maar wel door te voorkomen dat de Europese landen elkaar beconcurreren met lage belastingtarieven voor bedrijven. Daarmee wordt immers de basis van de collectieve sector uitgehold. Europa dient ook op te treden bij grensoverschrijdende milieuproblemen en bij de overbevissing van zeeën en oceanen. Dat geldt ook voor grensoverschrijdende criminaliteit en terrorisme, maar daarbij moeten de rechtsstelsels de bevoegdheid van de lidstaten blijven.

3.2.5 Europa heeft als handelsblok de macht en omvang om met kracht hervormingen in de mondialisering door te zetten. De sociaal-democratische beweging wil die macht nadrukkelijk gebruiken om de neoliberale benadering van mondialisering om te buigen en een ander, rechtvaardig perspectief op mondialisering te helpen vormgeven.

3.2.6 Een probleem bij de Europese integratie is dat een halve eeuw Europese samenwerking ons geen Europese publieke opinie en daarmee ook geen echte Europese partijen heeft opgeleverd. Dat betekent dat het publieke debat in hoofdzaak nationaal gevoerd wordt. Ondanks het bestaan van een Europees parlement is daarmee aan een essentiële voorwaarde voor het functioneren van de democratie op Europees niveau niet voldaan.

3.2.7 Om die reden kunnen diep ingrijpende beslissingen als die inzake oorlog en vrede niet genomen worden buiten de regeringen van de lidstaten om, ook al gaat het daarbij onmiskenbaar om grensoverschrijdende problemen. Afstemming van het buitenlands beleid is dringend gewenst, zowel tussen de lidstaten als tussen de verschillende sociaal-democratische partijen. Zolang zich echter geen echte Europese publieke opinie gevormd heeft, dient de beslissing inzake het lidmaatschap van de NAVO, de plaatsing van massavernietigingswapens op het eigen grondgebied, het al dan niet invoeren van de dienstplicht en het deelnemen aan gewapende interventies uiteindelijk de verantwoordelijkheid van de lidstaten te blijven.


4 De Nederlandse samenleving

4.1 Democratie

4.1.1 Een fatsoenlijk bestaan is alleen mogelijk binnen het kader van de democratische rechtstaat. Die beschermt de burger tegen willekeur en maakt het mogelijk langs vreedzame weg tot machtswisselingen te komen.

4.1.2 In de democratische rechtsstaat is alle politieke machtsuitoefening uiteindelijk gebaseerd op een mandaat van kiezers. Publieke macht kan daarin niet worden uitgeoefend zonder publieke verantwoording, waarbij de volksvertegenwoordiging een essentiële rol speelt. Deze moet de mogelijkheid hebben het vertrouwen in het bestuur op te zeggen, zowel op nationaal niveau als bij gemeenten en provincies.

4.1.3 In een grootschalige samenleving staat de representatieve democratie noodzakelijkerwijze centraal, waarbij op verschillende niveaus een volksvertegenwoordiging wordt gekozen en een daarvan afgeleid bestuur optreedt. De burger heeft optimale mogelijkheden om gehoor te vinden voor zijn wensen wanneer de beslissingen genomen worden op een zo laag mogelijk niveau. De bewijslast voor grootschaliger bestuur en centralisatie van bevoegdheden ligt daarom bij de voorstanders.

4.1.3 In combinatie met de behoefte aan bestuur dicht bij de burgers kan de optredende schaalvergroting nieuwe bestuursvormen gewenst maken, zoals deelgemeenten en grootstedelijke besturen. Bij de inpassing daarvan in de bestuursstructuur is de bestaande hiërarchie rijk-provincies-gemeenten niet heilig.

4.1.4 Macht vraagt om tegenmacht. Steeds meer politieke macht wordt echter zonder directe betrokkenheid van de vertegenwoordigende democratie uitgeoefend: door ambtenaren, door beroepsorganisaties en belangengroepen, door woningbouwcorporaties en schoolbesturen, en door niet-gouvernementele organisaties en internationale instellingen.

4.1.5 Hoewel dit soms een manifestatie is van het vermogen van de burger in heden en verleden om zich zelfstandig te organiseren en te manifesteren, moet diezelfde burger te allen tijde de zekerheid hebben dat de eisen van evenredige belangenbehartiging en openbaarheid gewaarborgd zijn. Volksvertegenwoordigingen hebben daarbij een centrale rol, door de publieke verantwoording zelf ter hand te nemen of door er op toe te zien dat dit elders plaats vindt. De PvdA richt zich op de uitwerking van nieuwe vormen van burgerbestuur in aanvulling op het parlementaire systeem. Het geeft de burger meer macht over domeinen waar deze zelf sterk bij betrokken is.

4.2 De gemengde economie

4.2.1 Economische macht vraagt om tegenmacht. De ondernemingsgewijze productie is een belangrijke motor van innovatie, welvaart en werkgelegenheid. Maar economische macht kan ook schade doen, als ze geconcentreerd wordt, als verantwoording en controle ontbreken of als de tegenkrachten zwak zijn. Ondernemerschap en bedrijvigheid richten zich dan sneller naar de belangen van kapitaal en kapitaalverschaffers dan naar de belangen van werknemers, natuur en milieu en latere generaties.

4.2.2 Wij kiezen daarentegen voor een gemengde economische orde waarin een duurzaam gebruik van ruimte, energie en grondstoffen voorop staat en in ieder geval de bevoordeling van energie-intensieve economische activiteiten door de overheid ongedaan wordt gemaakt. De PvdA ziet hier verder een rol voor consumenten-, werknemers- en milieu-organisaties die als maatschappelijke tegenmacht kunnen optreden. Zo kan een bredere maatschappelijke verantwoordelijkheid van bedrijven worden aangemoedigd en afgedwongen.

4.2.3 Een gemengde economie veronderstelt een heldere politiek gericht op de bescherming en uitbouw van de institutionele pijlers van een meer beschaafd kapitalisme, waaronder: een belastingstelsel dat op draagkracht is gebaseerd; een vitale collectieve sector; een sociaal-economisch beleid dat economische en maatschappelijke doelstellingen combineert en een visie op de onderneming als een samenwerkingsverband van management en een diversiteit van belanghebbenden.

4.3 Werk en inkomen

4.3.1 De maatschappij draait op arbeid. Betaalde arbeid vormt de primaire bron van zelfstandig inkomen, maar levert ook een bijdrage aan de samenleving. Voor veel mensen is werk de basis voor hun (zelf)respect, maar daarvoor is de kwaliteit van de arbeid en zeggenschap over arbeidsverhoudingen essentieel.

4.3.2 In de praktijk levert niet ieders arbeid evenveel op. Dergelijke verschillen zijn acceptabel wanneer ze het gevolg zijn van verschillen in inspanning, nu of vroeger. Veel ongelijkheid valt echter ook terug te voeren op verschil in aanleg of in uitgangspositie, op machtsverhoudingen, of domweg op geluk. Er zijn verschillende redenen voor de overheid om dergelijke inkomensverschillen te beperken.

4.3.3 Aan de onderkant van de inkomensverdeling verliezen mensen zonder een adequaat stelsel van sociale zekerheid de mogelijkheid om een fatsoenlijk bestaan te leiden. Daarbij speelt niet alleen de koopkracht in absolute zin een rol, maar ook wat in een bepaalde samenleving gebruikelijk is, zeker voor ouders van opgroeiende kinderen. Naarmate mensen meer geconfronteerd worden met eigen bijdragen en eigen risico's, moeten ze ook beter in staat gesteld worden die bijdragen op te brengen.

4.3.4 Al te grote inkomensverschillen ondermijnen ook de solidariteit. Wanneer het in slechte tijden wenselijk is dat lonen gematigd worden, mag het niet zo zijn dat de hoogst betaalden zich daaraan onttrekken. En daar waar schaarste gereguleerd wordt door een prijs te vragen, of het nu gaat om parkeren, rekeningrijden of wonen op gewilde locaties, leiden inkomensverschillen tot ongelijke ontplooiingsmogelijkheden. Ten slotte kan extreme rijkdom ertoe leiden dat mensen politieke macht kopen. Amerika vormt in dat verband een afschrikwekkend voorbeeld.

4.3.5 Een progressief belastingsysteem is een belangrijk middel om een gelijkmatige inkomstenverdeling te bevorderen. Wie kiest voor een toppositie in de publieke sector, zal moeten accepteren dat de wens om al te grote inkomenstegenstellingen te vermijden invloed heeft op het beloningsniveau.

4.3.6 Solidariteit is niet alleen een kwestie van hoe de lasten moeten worden verdeeld tussen (kans)rijk en (kans)arm, maar ook tussen jongeren en ouderen. Lusten en lasten moeten ook voor volgende generaties in evenwicht zijn.

4.4 Sociale zekerheid

4.4.1 Wij willen dat zoveel mogelijk mensen op eigen benen kunnen staan en dat niemand aan zijn lot wordt overgelaten. De samenleving biedt niet louter kansen, er zijn ook grote risico’s en onzekerheden. Kennis kan snel verouderen en achterstanden kunnen hardnekkig zijn. In de economie wisselen perioden van voor- en tegenspoed elkaar af. Daarom moet er een goed stelsel van sociale zekerheid zijn, gericht op bescherming én activering.

4.4.2 De maatschappij moet niet alleen ruimte bieden aan mensen die met hun kennis en vaardigheden de welvaart van ons allemaal kunnen vergroten, maar ook zekerheid aan mensen die het goed gaat maar zich verzekerd willen weten tegen pech of tegenslag, en bescherming aan hen die wel willen maar niet kunnen. In veel gevallen kan die zekerheid alleen collectief via ‘risico-solidariteit’ worden georganiseerd, bijv. wanneer anders uitsluiting op basis van toepassing van genetische screening dreigt.

4.4.3 Daarbij worden ook eisen gesteld aan mensen: wanneer ze niet oud, ziek of invalide zijn moeten ze bereid zijn te werken, en ze moeten hun financiële verplichtingen nakomen. Niet iedereen doet dat echter, vaak door psychische of verslavingsproblemen. Dat leidt tot uitsluiting van voorzieningen. De overheid kan echter niet accepteren dat zo een groeiend leger van bedelaars en daklozen ontstaat, maar moet dit probleem actief aanpakken, ook als dat alleen kan door de autonomie van mensen in te perken.

4.5 Collectieve voorzieningen

4.5.1 Niet alles waaraan mensen behoefte hebben voor een fatsoenlijk bestaan, kan door de markt in voldoende mate geleverd worden. Daarbij gaat het bij voorbeeld om onderwijs, zorg en huisvesting, de bescherming tegen criminaliteit en terreur en de mogelijkheid om als volwaardig burger mee te doen aan publieke besluitvorming. De ontwikkeling en instandhouding van een stabiele en betrouwbare en kwalitatief hoogwaardige publieke dienstverlening ziet de sociaal-democratie als voorwaarde voor het stimuleren van een veelzijdige ontplooiing.

4.5.2 Voor het goed functioneren van een markt is het noodzakelijk dat er meerdere aanbieders van goederen of diensten optreden, en dat mensen individueel kunnen kiezen of ze daarvan wel of geen gebruik willen maken. In sommige gevallen kan die keuze echter individueel niet gemaakt worden, zoals wanneer het gaat om het functioneren van de rechtsorde, in andere gevallen is er slecht één aanbieder, zoals bij de meeste netwerkdiensten. Bij sommige diensten is het maatschappelijk niet acceptabel dat mensen vanwege een te laag inkomen daarvan afzien. Bij de toegang tot het onderwijs gaat het immers allereerst om talent of de afwezigheid daarvan, bij het krijgen van zorg gaat het om de vraag wie ziek is of gezond.

4.5.3 De politiek dient dergelijke publieke belangen te borgen, maar het hangt af van het specifieke karakter van de betreffende dienst wie deze aanbiedt. Dat kan een overheidsinstelling zijn, maar ook een non-profit instelling of een private onderneming. Toegankelijkheid zal daarbij vaak het belangrijkste publieke belang zijn, omdat geld niet mag domineren waar andere overwegingen maatgevend moeten zijn.

4.5.4 Wij willen dat iedereen zich verbonden voelt met de publieke voorzieningen en daaraan ook bereid is bij te dragen. Dat lukt alleen door de belastingbetaler kwaliteit te bieden. Fatsoen betekent in dit geval vooral dat afhankelijkheid van en vernedering door anonieme bureaucratieën wordt tegengegaan. Omdat bij instellingen die niet op de markt opereren altijd het gevaar van gemakzucht op de loer ligt, dient er een goed stelsel van toezicht te zijn. Dit toezicht dient zodanig vorm te worden gegeven dat het de interne motivatie van de medewerkers niet schaadt.

4.5.5 Ten slotte mag een overheid die investeert in haar burgers rekenen op wederkerigheid. Zij moet alert zijn op oneigenlijk gebruik en misbruik en moet haar burgers aanspreken op eigen verantwoordelijkheid en zorgvuldigheid.

4.6 Kennis en cultuur

4.6.1 Voor de toekomst van mensen is goed onderwijs essentieel. Bij de opzet van het onderwijs wordt rekening gehouden met verschillen in talenten, maar ook met verschillen in maatschappelijke achtergrond. Getalenteerde kinderen van laaggeschoolde ouders verdienen extra faciliteiten, zoals de mogelijkheid om over te stappen van het ene schooltype op het andere.

4.6.2 Naast voorbereiding op de arbeidsmarkt heeft het onderwijs als taak cultuuroverdracht en het overdragen van de normen en waarden die ten grondslag liggen aan de democratische rechtstaat, in relatie tot de wijze waarop deze zich in Nederland ontwikkeld hebben. In het onderwijs wordt respect en begrip voor anderen aangeleerd en in de praktijk gebracht.

4.6.3 Wetenschap en cultuur hebben waarde in zichzelf, los van economische overwegingen. Daarom heeft de overheid de taak om de kwaliteit en de variëteit van kunstuitingen en wetenschapsbeoefening te bevorderen. Dit geldt ook voor de omroep. Publieke financiering van deze cultuurvormen dient om kunstenaars, journalisten en wetenschappers minder afhankelijk te maken van de markt, niet om ze tot spreekbuis van de overheid te maken.

4.6.4 Naast hun culturele betekenis zijn veel takken van wetenschap ook van groot belang voor het functioneren van onze economie en voor het oplossen van de grote uitdagingen waar de mensheid voor staat, zoals het broeikaseffect en de voedselvoorziening voor een groeiende wereldbevolking. Ondanks het modieuze gepraat over de kenniseconomie blijken de grote concerns door hun sterke gerichtheid op korte-termijnwinst eerder geneigd researchfaciliteiten af te stoten dan nieuwe laboratoria te openen, waardoor getalenteerde onderzoekers hun heil moeten zoeken in het buitenland. De overheid kan deze ontwikkeling niet op zijn beloop laten.

4.6.5 Bij de ontwikkeling van de wetenschap springt de biotechnologie in het oog. Deze kan bijdragen aan de verhoging van de kwaliteit van het bestaan door vergroting van de voedselproductie, de ontwikkeling van nieuwe medicijnen en prenatale screening. Niet elke toepassing is echter aanvaardbaar: prenatale screening moet zijn vrijwillige basis houden en de PvdA deelt de algemene afkeer van het reproductief klonen van mensen. Nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen moeten ten goede komen aan de hele mensheid en niet alleen aan de financiers van het onderzoek of aan de rijke landen.

4.7 Normen en waarden

4.7.1 De maatschappij draait niet alleen op voorschriften van de overheid. Samenleven vraagt een inspanning van iedereen. Zorg voor elkaar, vrijwilligerswerk en deelname aan het verenigingsleven zijn van groot belang voor onderling vertrouwen en sociale betrokkenheid. Zij zijn bovendien een leerschool voor democratisch burgerschap en tolerantie. Mannen en vrouwen moeten arbeid, zorg en levenlang-leren zo kunnen organiseren dat ze ook ruimte hebben voor zichzelf, hun familieleden en vrienden, voor ontspanning en maatschappelijke activiteiten.

4.7.2 Wij waarderen de dynamiek, het innovatievermogen en de sterk toegenomen mogelijkheden van individuele variatie in levensstijlen in onze moderne maatschappij. Maar zo’n gevarieerde wereld stelt hoge eisen aan de inschikkelijkheid van mensen.
Crimineel en asociaal gedrag in de openbare ruimte zijn onaanvaardbaar, juist wanneer we de betekenis inzien van een publiek domein waar iedereen de waarde van erkent en zich door gestimuleerd voelt. We verwachten van iedereen de bereidheid tot respectvolle omgang met anderen, juist om de waarde van diversiteit te kunnen blijven beleven. Racisme en discriminatie, misbruik van sociale voorzieningen en belastingontduiking, en al te grote inkomensverschillen ondermijnen de maatschappelijke solidariteit en dienen derhalve sterk te worden bestreden.

4.7.3 De commercialisering van media en sport maakt soms dat vormen van gedrag als navolgenswaardig worden gepresenteerd waarbij onderling respect ver te zoeken is. Dit versterkt het belang van andere geldbronnen voor de omroep dan reclame. Commerciële belangen dienen ondergeschikt te zijn aan waar het hier werkelijk om gaat: informatie en ontspanning.

4.7.4 Immigratie brengt mensen naar ons land met andere opvattingen dan de laatste vijftig jaar in Nederland gemeengoed zijn geworden, vaak vanuit een religieuze achtergrond. Dit stelt Nederland voor nieuwe dilemma's. Duidelijk moet zijn dat de grondrechten voor iedereen gelden, inclusief de vrijheid van godsdienst en de vrijwaring van discriminatie. Maar wie zich in Nederland vestigt moet zelf de geloofsvrijheid van anderen respecteren, inclusief het recht op geloofsafval, en aanvaarden dat in Nederland mannen en vrouwen gelijke rechten hebben, ook in seksueel opzicht, en dat homoseksuele relaties volledig geaccepteerd worden.

5 Een moderne, open partij

5.1 De plaats waar de politiek in onze representatieve democratie primair wordt vormgegeven en uitgedragen, waar politiek inzicht tot rijping komt en politieke vertegenwoordigers worden opgeleid en geselecteerd, is de politieke partij. De Partij van de Arbeid vervult deze rol voor de sociaal-democraten in Nederland

5.2 De bijzondere rol die een politieke partij speelt in onze democratie brengt verantwoordelijkheden met zich mee. De PvdA besteedt daarom aandacht aan interne partijdemocratie, vorming en scholing van haar leden, ondersteuning van haar vertegenwoordigers, de activiteiten van haar wetenschappelijk bureau, voorlichting en dialoog met de samenleving.

5.3 De dialoog met de samenleving is doorslaggevend voor een levende partij. Enerzijds omdat de natuurlijke achterban van partijen grotendeels is verdwenen. Anderzijds omdat mede door de medialogica de neiging bestaat de politieke agenda te laten bepalen door de waan van de dag. Een partij die handelt vanuit beginselen streeft ernaar de politieke agenda zelf te bepalen, maar sluit zich niet af. Juist in wisselwerking met de samenleving winnen haar beginselen aan praktische relevantie.

5.4 De Partij van de Arbeid wil iedereen die zich door haar beginselen voelt aangesproken, organiseren en inspireren en een plek bieden van waaruit zij zich, binnen en buiten de formele politiek, maar altijd langs democratische weg, voor deze idealen in kunnen zetten.

Paul Bordewijk, Maarten Hajer, Willem Minderhout, Bart Tromp

Geen opmerkingen:

Een reactie posten