Verschenen in Socialisme & Democratie, september 2005
Bespreking van: Bart de Cort, Solidariteit in anonimiteit. De geschiedenis van de leden van de Onafhankelijke Socialistische Partij. De Papieren Tijger, z.p. (Breda), 2004.
‘Het beetje gist dat voor een partij als de onze niet anders dan nuttig kan zijn.” (Pieter Jelles Troelstra)’ 1)
Zesentwintig jaar geleden klaagden Jan Bank, Bart Tromp en Martin Ros in het voorwoord van Het eerste jaarboek voor het democratisch socialisme over de auteurs en onderzoekers die zich bezighielden met de, veel te minutieus en te weinig theoretisch reflexief beschreven, geschiedenis van de arbeidersbeweging en het socialisme. Zij richtten zich vooral op de ‘zijrivieren’ van anarchisme en communisme in al zijn varianten. De ‘hoofdstroom’ van de sociaal democratie werd veronachtzaamd. Deze hoofdstroom dreigde zelfs ‘een beweging zonder geschiedenis’ te worden.2)
Het waren de hoogtijdagen van dat andere jaarboek, Het Jaarboek van socialisme en arbeidersbeweging van ‘De School Ger Harmsen’, die bij de Socialistische Uitgeverij Nijmegen een moeizame coalitie was aangegaan met de schriftgeleerden van de Neo-Althusseriaanse Bond rond het bad Te Elfder Ure, waarin ooit Pim zelve, leerling van Ger Harmsen immers, nog debuteerde.
Dat lijkt allemaal iets van heel lang geleden. Aan Ger Harmsen’s dood werd in dit blad zelfs geen letter gewijd. Toch is de historische belangstelling voor alles wat zich ooit links van de sociaal-democratie bewoog niet helemaal verdwenen. Met name in en rond het Internationaal Instituut voor de Sociale Geschiedenis (IISG) publiceren mensen als Stutje en Tichelman gestaag voort over exponenten van de ‘zijrivieren’ der arbeidersbeweging als Paul de Groot en Henk Sneevliet. IISG medewerker Bart de Cort heeft daar een alleraardigst boek over de Onafhankelijke Socialistische Partij (OSP) aan toegevoegd.
De Onafhankelijke Socialistische Partij (OSP) ontstond toen de SDAP - de belangrijkste voorganger van de PvdA - het blad van de linkse oppositie, De Fakkel, een verschijningsverbod oplegde. Deze oppositie had felle kritiek op de gematigde koers die de SDAP in haar streven naar regeringsverantwoordelijkheid volgde. De oppositie, onder leiding van Piet Schmidt en Jacques de Kadt, stapte na dit verbod - op een congres in Haarlem in 1932 - uit de partij. Omdat de SDAP-opposanten niets van de stalinistische CPN moesten weten, richtten ze een eigen partij, de OSP, op naar het voorbeeld van de Independent Labour Party in Groot Britannië. Oude partijprominenten (SDAP-‘apostel’ Frank van der Goes, Piet Wiedijk) en vakbondsleiders (Fimmen en Stenhuis) volgden naar de nieuwe partij.
Hoewel ook veel raadsleden en een wethouder (de populaire Van Staal uit Gouda) overstapten, werd ‘Haarlem’ geen tweede ‘Deventer’ (het SDAP-congres in 1909 waar de Tribunisten, de latere communisten, de SDAP verlieten). De ruimte voor een partij tussen SDAP en CPN bleek klein en was al bezet. Henk Sneevliet, die in de gevangenis verbleef vanwege zijn protest tegen de manier waarop de muiterij op ‘De Zeven Provincieën’ was onderdrukt, haalde met zijn Revolutionair Socialistische Partij één zetel.
De schrijver Sal Santen heeft de geschiedenis van de OSP kort samengevat: ‘Wij zouden minstens tien zetels krijgen in de kamer, nou ja, misschien acht, de eerste keer dat wij deelnamen aan de verkiezingen. (...) Sneevliet kwam in de kamer. Van ons niemand.’ 3)
De OSP begon langzaam leeg te lopen. Toen in 1934, na het Jordaanoproer, Piet Schmidt in de cel belandde en Jacques de Kadt en diens geestverwant Sal Tas naar België vluchtten was het gedaan met de partij. Er volgde een fusie met de RSP en - karakteristiek - weer snel een scheuring. De resterende partijen, de Bond van Revolutionair Socialisten (waar Frank van der Goes zijn laatste onderdak vond) en de RSAP rond Sneevliet, bleven piepklein en zouden de oorlog, vaak letterlijk waar het de leden betrof, niet overleven.
Wat valt er nog aan de geschiedenis van de OSP, in feite een totaal mislukte partij, toe te voegen? Op het eerste gezicht weinig tot niets, te meer daar alle partijarchieven vóór de oorlog uit voorzorg zijn verbrand, zodat primaire bronnen ontbreken. Nog een heleboel, zoals blijkt uit het boek van Bart de Cort, Solidariteit in anonimiteit, maar niet zozeer over de OSP als partij, maar wel over de OSP-ers, de leden, de mensen.
Uiteraard behandelt De Cort de partijgeschiedenis zelf, maar voornamelijk als decor voor het partijleven dat hij reconstrueerde met behulp van gepubliceerd biografisch materiaal en vooral optekende uit de mond van oud-leden en 'OSP-kinderen'. Omdat daar geen 'normaal mens' tussen zat, maar alleen unieke exemplaren, levert dat boeiende lectuur op over ‘een halve eeuw ononderbroken in de praktijk gebrachte solidariteit', of zoals ‘OSP-dochter’ Frieda Haas het verwoord: ‘Solidariteit is niet alleen je portemonnee trekken voor een goed doel, solidariteit moet tot op zekere hoogte ten koste gaan van jezelf, van je tijd, van energie.’ 4)
De Corts verhaal houdt niet op op het moment dat de partij wordt opgeheven, maar volgt de levens van de OSP’ers, zo nog in leven, tot de dag van vandaag. En wat waren ze actief! De Cort geeft een mooi beeld van het partijleven in de OSP en de verwante jeugdbeweging SJV. Maar dat leven was zeker niet alleen intern gericht. OSP’ers spreidden een enorme inzet ten toon bij het helpen van geestverwante vluchtelingen uit nazi Duitsland, waaronder Willy Brandt, en veel partijgenoten trokken naar Spanje om, net als George Orwell, aan de kant van de links-socialistische POUM te vechten tegen Franco. Tijdens de oorlog speelden velen van hen een belangrijke rol in het verzet.
Het meest opmerkelijke is de rol die velen 'met een OSP-verleden' na de oorlog in de Nederlandse maatschappij hebben gespeeld. Van hen zijn namen als Jacques de Kadt, Sal Santen, Sal Tas, Geert van Oorschot, Garmt Stuiveling, Rob Nieuwenhuis, Marius Flothuis, Josine Meijer (lees 'Brieven aan Josine M.' van Gerard Reve!), Gerda Brautigam, Herman Drenth etc. bij velen nog zeer bekend. OSP’ers stonden mede aan de wieg van Het Parool en Het Vrije Volk, de NVSH en het COC, het Humanistisch Verbond en wat al niet.
Politiek gezien sloten de meesten zich na de oorlog aan bij de PvdA. Velen opereerden daar op de linkervleugel (en vielen daar soms weer af, bijvoorbeeld als gevolg van de politionele acties in Indonesië), maar ook in het gewoonlijk als 'rechtse afsplitsing' beschouwde DS '70 trof men oud-OSP’ers aan als Sal Tas en Josine Meijer en - op afstand - De Kadt zelf, die als verstokte anticommunisten, niets van de Nieuw Linkse vrijages met de DDR moesten hebben.
Piet Schmidt, ten slotte, speelde een belangrijke rol in de Verenigde Naties. Hij stond aan de oorsprong van de Internationale Verklaring van de Rechten van de Mens en bemiddelde onder meer tussen India en Pakistan over Kashmir.
Ik noem nu toch weer de 'grote namen' van de OSP en daarmee doe ik De Cort te kort. Het leuke en boeiende van zijn boek is juist dat hij de gewone leden aan het woord laat en dat levert boeiende lectuur op over aardige en bijzonder moedige mensen die de 'solidariteit in anonimiteit' gestalte gaven.
Misschien zit daar ook een nadeel aan. Veel, maar zeker niet alle, respondenten zijn oud-OSP’ers die tot sektarisch links (in navolging van Sneevliet, of Trotski) zijn blijven behoren. Ik heb daar geen bezwaar tegen, maar de lezer krijgt af en toe de indruk dat De Cort de weerzin die deze mensen tegen De Kadt en Tas hebben overneemt. Nu is De Kadt in zijn memoires ook niet al te zachtzinnig over zijn toenmalige strijdmakkers, maar hier zou enige distantie passen.5) Zeker als De Cort een compliment (een zeldzaamheid!) van De Kadt aan het OSP-lid Jan Mourits, die “een van die onderwijzers was die, in kennis en scholing, de rol speelden die later door de doctorandussen – heel slecht – zou worden overgenomen”, interpreteert als een aantijging. 6)
Solidariteit in anonimiteit is een mooi en inspirerend lees- en plaatjesboek, waar je af en toe, zwelgend in socialistische romantiek, een traantje bij weg kunt pinken. Voor liefhebbers van het werk van Sal Santen is het een must, omdat het nuttige achtergrondinformatie geeft voor boeken als Sneevliet, rebel en Adios Companeros.
Is dit nu overtrokken belangstelling voor een heel klein zijriviertje van de socialistische beweging in Nederland? Na lezing kon ik niet anders dan instemmen met het inzicht van de oude Troelstra waarmee ik dit stukje opende: zonder dit soort dwarse eigenheimers is een sociaal-democratische partij maar een dooie boel. Anderzijds is een partijtje met alleen maar van dat soort eigenheimers niet levensvatbaar. Maar misschien zijn dit soort ‘linkse reservaten’ wel een goede leerschool. Veel oud-OSP-ers, De Kadt, Drenth, Brautigam, waren na de oorlog toch ‘het zout in de pap’ van de PvdA.
De OSP zelf had echter alleen maar zout. De pap ontbrak.
Willem Minderhout
Noten:
1) Geciteerd in: Jos Perry (1994), De voorman. Een biografie van Willem Hubert Vliegen, Arbeiders Pers
Amsterdam , p. 344
2) Jan Bank, Martin Ros en Bart Tromp (1979), ‘Inleiding’ in: Het eerst jaarboek voor het democratisch
socialisme, Arbeiderspers Amsterdam.
3) Sal Santen (1971), Sneevliet rebel, Bezige Bij Amsterdam
4) De Cort (2004), P. 14.
5) Jacques de Kadt (1976), Politieke herinneringen van een randfiguur, Van Oorschot Amterdam
6) De Cort (2004), p. 261.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten