Verschenen in Socialisme & Democratie, jrg 57, nr. 5, 2000.
- Globalization and its Discontents. Essays on the new mobility of people and money. (New York: New Press 1998)
- Globalisering. Over mobiliteit van geld, mensen en informatie. Amsterdam: Van Gennep, 1999.
"… (we) zijn nu op weg naar een onbekende, moeizame, maar niet noodzakelijk apocalyptische toekomst. Maar hoe dan ook een toekomst, zoals de historicus de metafysische bespiegelaar van 'het einde der tijden' voor ogen zal willen houden. (…) Aan het einde van deze eeuw hebben we voor het eerst kunnen waarnemen hoe een wereld eruit zou kunnen zien waarin het verleden, ook het verleden dat in het heden besloten ligt, geen rol meer speelt. Een wereld waarin de oude kaarten die de mensen, als individu en als groep, de weg wezen door het leven niet langer het landschap weergeven waardoor we ons bewegen, de zee waarover we varen. Een wereld waarin we niet weten waar we heen gaan, waar we heen zouden moeten gaan."
Eric Hobsbawm, Een eeuw van uitersten, Het Spectrum Utrecht, 1995, 18, 30-31.
In 'De eeuw in vogelvlucht', het hoofdstuk waarin Hobsbawm zijn overzicht van de twintigste eeuw samenvat, maakt hij er geen geheim van dat hij zich geen illusies maakt over een stralende toekomst. Dit lijkt een platitude: historici zijn geen futurologen. In het geval van Hobsbawm - die vroeger in elke vroegmoderne Siciliaanse bandiet een voorbode der volksbevrijding zag - mag dit een stijlbreuk heten.
Hobsbawm is enigszins de kluts kwijt. Het vanzelfsprekende paradigma - als ik een pleonasme mag gebruiken - dat de geschiedenis een verzameling is van geschiedenissen van natiestaten en hun onderlinge relaties komt door de toenemende mondialisering onder grote druk te staan. Er zijn geen vanzelfsprekendheden meer. Historische - of 'culturele' -continuïteiten lijken te bezwijken onder het informatiebombardement van het nu. Het zijn, in de termen van Wallerstein, 'transformational times'
'Mondialisering' noemt men de gigantische mixer, die goederen, geld, informatie en mensen met steeds grotere snelheid en in steeds grotere hoeveelheden over de wereld verplaatst.
We zijn de kluts niet kwijt, we zitten er midden in en dat is een positie van waaruit overzicht, laat staan een genuanceerd beeld, moeilijk te krijgen is. Het is geen wonder dat bespiegelaars van diverse snit de toekomstverwachtingen òf inktzwart (Robert Kaplan's Einde van Amerika, bijvoorbeeld), òf extreem rooskleurig (de adepten van de Nieuwe Economie) afschilderen.
Saskia Sassen, hoogleraar stadsplanning aan de Columbia University, bezondigt zich niet aan een dergelijke eenzijdigheid.
Sassen is geen onbekende in Nederland. In 1996 nam zij deel aan het door de Universiteit van Utrecht georganiseerde congres 'Globalization and the New Inequality' en in 1999 trad zij op in De Balie. Tot nu toe was haar werk - naar mijn weten - nog niet in het Nederlands vertaald.
René Boomkens heeft voor de serie Kennis / Openbare mening / Politiek van Van Gennep een aantal essays van Sassen verzameld onder de titel Globalisering. Over mobiliteit van geld, mensen en informatie. Amsterdam: Van Gennep, 1999.
Deze uitgave bevat een zestal essays, waarvan de eerste drie eerder als Losing Control? zijn uitgegeven en twee uit Globalization and its Discontents: Essays on the new mobility of people and money afkomstig zijn.
Ik vind het verwarrend dat Boomkens voor zijn selectie een titel heeft gekozen die zoveel lijkt op de titel van een bestaand boek. De selectie op zich geeft echter een uitstekend overzicht van het werk van Sassen en de vertaling heeft haar soepele schrijfstijl bewaard. Te betreuren vind ik dat Boomkens zijn selectie van een eigen inleiding heeft voorzien, waardoor de inleiding van Sassen zelf uit Globalization and its Discontents verviel. Boomkens' inleiding is zeker adequaat, maar waarom zou je iemand inleiden die dat zelf al kristalhelder gedaan heeft?
Sassen probeert de hedendaagse maatschappelijke processen, die tezamen 'mondialisering' genoemd worden, in één theoretisch kader te plaatsen. Uiteraard speelt het internet bij Sassen een belangrijke rol. Wat de stoommachine was voor de industriële revolutie, is internet voor de informatierevolutie, die hand in hand gaat met de mondialisering: gereedschap en metafoor. Zij waarschuwt echter tegen de neiging om de gevolgen van mondialisering alleen in 'cyberspace' te lokaliseren. Het gaat haar om de gevolgen voor de 'echte' wereld: 'place is central'.
Haar onderzoeksgebied is de stad, want: "dat stelt ons in staat de veelvoud aan economieën en werkculturen te zien waarin de mondiale informatieeconomie is verankerd. Het stelt ons ook in staat om de concrete, plaatsgebonden processen bloot te leggen die het bestaan van mondialisering mogelijk maken en de stelling uit te werken dat het multiculturalisme in grote steden grosso modo net zo goed een aspect is van mondialisering, als de internationale financiële wereld."
Onderzoek van de effecten van mondialisering op de stedelijke samenleving is des te interessanter omdat veel analytici de rol van de stad in de informatiesamenleving hebben afgeschreven. Sassen ziet ook een teloorgang van de steden als industriële centra, maar dat wil niet zeggen dat de rol van de stad is uitgespeeld. Die rol verandert, maar wordt wellicht belangrijker dan ooit. Zij noemt deze problematiek de 'geografie van de macht'.
De ICT revolutie maakt het mogelijk tussen alle plaatsen van de wereld 'real time' informatie uit te wisselen, zolang er maar toegang is tot het netwerk. Dit leidt tot een decentralisatie van productie- verkoop- en distributieactiviteiten, maar niet tot een decentralisatie van macht. In tegendeel. Om deze wereldomspannende netwerken aan te kunnen sturen vindt er juist een enorme concentratie van macht plaats op strategische knooppunten.
Bedrijven worden (onderdelen van) multinationale netwerken, die een uiterst geïntegreerde organisatiestructuur kennen. De 'integrator', het hoofdkantoor, vestigt zich op een plek waar zich een uitstekende harde en zachte infrastructuur bevindt: vliegvelden, telecomfaciliteiten, een uitgebreid netwerk van professionele dienstverlening, het hoofdkantoor van de concurrent, een aangenaam woon- en recreatieklimaat, et cetera. Deze knooppunten bevinden zich in het stedelijk gebied, althans in die steden die het geluk hebben zich tot 'Global City' te kunnen ontwikkelen. Binnen deze steden vindt een uitruil plaats. Bedrijvigheid met een routinematig karakter of gericht op de lokale markt verdwijnt naar plaatsen waar de vestigings- , productie- en distributiekosten optimaal (d.w.z. laag) zijn. Bedrijven die gericht zijn op de wereldmarkt, of actief zijn in sectoren waar veel innovatie en concurrentie heerst, klonteren, met het complex aan professionele dienstverleners, samen in de Global Cities, ongeacht de hoge kosten die dat met zich meebrengt.
De recente ontwikkelingen binnen Philips zijn illustratief: het hoofdkantoor verhuist van Eindhoven naar Amsterdam, een deel van de productie wordt, vanwege de loonkosten, verplaatst van Zeeuws Vlaanderen naar Polen.
Een netwerk van in 'Global Cities' geconcentreerde ondernemingen domineert de wereldeconomie. Tezelfdertijd vermindert de traditionele rol van de stad als integrator van de regionale en nationale economie. "I do think that today, the impact of technology, the impact of different structures of power, and the impact of globalization have reconfigured territory. This is why I talk about sub-national units arising. The downtown section of New York is deeply connected to the downtown section of Sao Paolo, much more than the downtown of Sao Paolo is to its own periphery."
Deze transnationalisatie - en virtualisering - van de economie staat op gespannen voet met de aan een territorium gebonden beheersmacht van de staat. Sassen ziet de staat meer en meer de grip op de mondiale en mondialiserende economie verliezen. De geld- en kapitaalmarkt laat geen ruimte voor een nationale monetaire politiek. De staat heeft in dit krachtenveld steeds meer het nakijken als regulator van de economie en ziet het ook als zijn rol juist als 'deregulator' op te treden om economische ontwikkeling te stimuleren
Sassen wil echter niet spreken van een erosie van soevereiniteit, maar van een transformatie. Deze transformatie kenschetst ze als een ontvlechting van soevereiniteit en natiestaat. Soevereiniteit wordt, nog selectief en gedreven door strategische noodzaak (bijvoorbeeld op het gebied van wereldhandel, mensenrechten en milieu), meer en meer - en deels privaat: 'credit rating agencies' en internationale arbitrage reguleren het internationale handelsverkeer - belegd in supranationale organisaties.
De staat behoudt zich nog wel het recht voor te bepalen wie wel en wie niet tot het nationale territorium wordt toegelaten. Ook hier boet de soevereiniteit van de staat aan kracht in. De rechten van buitenlanders in het algemeen en vluchtelingen in het bijzonder worden meer en meer beschermd op grond van de mensenrechten en tal van internationale verdragen. Mensenrechten lijken zelfs een concurrent van de aan de natiestaat verbonden burgerrechten te worden.
Hoe het ook zij, legaal of illegaal, de trek van migranten naar de centra van de mondiale economie gaat voort.
Sassen nuanceert de dramatiek van dit verschijnsel. Zij noemt dit eerder een beheersprobleem, dan een crisis en de landen van bestemming zijn per saldo beter af dan de landen van herkomst. Migratiestromen vertonen een grote correlatie met oude koloniale banden, actuele politieke -, economische - en militaire bemoeienissen, georganiseerde werving van arbeidskrachten en de daaruit resulterende etnische connecties. Ook bij intra-Europese migratiestromen blijken dit soort patronen op te gaan. Italiaanse migranten vertrekken bij voorkeur naar gebieden waar reeds veel Italianen gevestigd zijn. Dit zou betekenen dat voor migratie het bestaan van een 'netwerk', dat voor eerste opvang zorgt en de kans op overleven in de nieuwe omgeving vergroot van groot belang is. Deze observatie rechtvaardigt de verwachting dat er geen sprake is van een zwerm op drift geraakte individuen die uit alle hoeken en gaten van de wereld in de richting van het Rijke Westen trekken. De bestaande 'structuren' maken tegelijkertijd het streven om migratie in te dammen vrijwel kansloos. Er blijkt nog overleving mogelijk ondanks alle quoteringen en koppelingswetten.
Op grond van de 'geografie van de macht' lijkt hier sprake te zijn van een paradox. Als de 'factor arbeid' maar arm - en dus goedkoop - genoeg is, komt het werk wel op ze af, geografische nabijheid van - impliceert nog geen participatie in de 'Global City'.
Sassen vindt een antwoord in het ontstaan van een nieuwe 'informele economie' onder invloed van de mondiale economie. Informalisering van de economie definieert zij als economische activiteiten die zich geheel of gedeeltelijk aan de wetgeving onttrekken.
Zij ziet dit als een strategie van de traditionele bedrijvigheid en dienstverlening om tegen dermate lage kosten te kunnen produceren dat ze zich binnen de Global City, ondanks hemelhoog stijgende vestigingskosten, kunnen handhaven.
Interessant vind ik de directe relatie die ze legt tussen de - met de transformatie van een industriële- naar een diensteneconomie gepaard gaande - toenemende flexibilisering van arbeid in het algemeen en het ontstaan van een informele economie die specifiek is voor de economie in de Global Cities.
Tussen informele economie en nieuwe arbeidsrelaties als flex- en thuiswerk bestaat een grijs overgangsgebied. Zij bestrijdt op deze wijze de opvatting dat een informele sector het gevolg is van immigratie uit de Derde Wereld, het is - volgens haar - eerder andersom.
De informele 'sector' richt zich zowel op de behoeften van de lage inkomensgroepen als op, gedeeltelijk nieuwe, behoeften aan dienstverlening bij de middenklasse. Kenmerkend is dat voor deze 'informele dienstverlening' nabijheid van belang is. Een klusjesman kan je niet downloaden.
Daarnaast wordt een deel van de informele economie ingeschakeld door bedrijven uit de formele economie, die op deze wijze extra kostenvoordelen bereiken.
Ook hier staat de overheid weer voor een dilemma. Handhaving van de regels maakt een einde aan een economisch nuttige functie, die bovendien een sprankje hoop biedt aan de bewoners van de arme wijken Gedogen betekent wederom een verlies aan soevereiniteit.
Blijkbaar zijn er in de 'Global City' mechanismen aan het werk, die de kloof in de stedelijke arena tussen volkswijk en City overbruggen. Het verschil tussen arm en rijk lijkt hierdoor echter niet kleiner te worden. De hoogontwikkelde bedrijvigheid die als kenmerkend voor de 'Nieuwe Economie' wordt gezien is niet alleen dominant als 'trekpaard', ze gebruikt haar macht ook om voor haarzelf een overwaardering te creëren die, van de weeromstuit, leidt tot een onderwaardering van die sectoren die traditioneel lijken, maar evengoed een essentieel onderdeel uitmaken van de mondiale economie.
Sassen merkt op dat deze economische kloof zich ook vertoont als een culturele kloof. Zij is - onder het motto 'iedere institutionele vorm heeft zijn eigen cultuur' - tegen een aparte benadering van 'economie' en 'cultuur'. Zij een wereldwijde homogenisering van de 'cultuur van de macht', die gewoonlijk in economische termen beschreven wordt, maar die zich in talloze culturele vormen, van taalgebruik en kleding tot stedenbouw en architectuur materialiseert.
Zij leest in de vormgeving van 'Global Cities' de boodschap van precisie, neutraliteit en technische bekwaamheid, die de dominante economische sectoren uitstralen. Achter die façade speelt zich een - al dan niet multicultureel - drama af, dat ook een deel van dat verhaal is en meer en meer zijn plaats in de tekst van de stad zal opeisen
De, op economische 'overwaardering' gebaseerde, kloof tussen de dominante economische sectoren en de ondergeschikte, deels informele, sectoren, krijgt op deze manier een culturele pendant die deze kloof vergroot en bestendigt.
Dit geldt voor migranten, maar ook voor autochtone groepen die niet in de dominante sectoren zijn opgenomen. Uitsluiting of onderwaardering leidt, in de terminologie van Castells, tot het vormen van 'resistance identities', die een permanente immanente bedreiging van de Information Society inhouden.
Sassen maakt geen gebruik van dit soort categorisering. Zij verwacht wel dat al deze 'culturen' hun plaats zullen opeisen, zowel in de 'Global City' als binnen hun eigen gemeenschap. Sassen is niet per se pessimistisch over de uitkomst. De mechanismen van de mondialisering schakelen, zij het vaak 'informeel' en tegen zeer lage beloning, steeds meer mensen in - met name ook vrouwen uit ontwikkelingslanden, die eerder van het economisch leven waren uitgesloten - in de economie. In combinatie met de 'ontvlechting van soevereiniteit en natiestaat' biedt dit ruimte en perspectief op mondiale emancipatie bewegingen.
Dit zal zich ook vertalen in cyberspace. Internet heeft zijn rol als anarchistische vrijplaats in een razend tempo moeten afstaan aan 'big business'. Toch biedt het nog steeds ruimte aan niet commerciële gemeenschappen, ook gemeenschappen met een democratisch karakter.
'Alles is klaar voor de strijd', concludeert Sassen, zowel om de stedelijke als de virtuele ruimte.
Ik acht het werk van Sassen van groot belang omdat op deze wijze - om me tot de hoofdlijn te beperken - onderwerpen als 'Nieuwe Economie' en 'Het Multiculturele Drama' direct met elkaar in relatie worden gebracht.
Inzicht in het effect van deze ontwikkelingen op de samenleving kan wellicht weer zicht bieden op de 'nieuwe wereldkaart', waarnaar Hobsbawm zoekt. Een positiebepaling ten opzichte van deze ontwikkelingen geeft ook perspectief op een politieke stellingname die sociaal democratisch te noemen is: een perspectief dat een evenwicht zoekt tussen de euforische 'World Online-gekte' enerzijds en de diverse gradaties van 'Eigen Volk Eerst'-sentimenten anderzijds. De Derde Weg kan niet om het werk van mensen als Sassen heen.
woensdag 23 maart 2011
"The Return of the City" - Saskia Sassen over de invloed van mondialisering op de stad
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten