Marjo van Dijken en Willem Minderhout, Socialisme & Democratie, 7 / 8, 2008.
Voor eerlijke concurrentieverhoudingen wordt vaak de uitdrukking ‘level playing field’ gebruikt: rivalen mogen niet benadeeld worden doordat het speelveld ongelijk is. De term verwijst naar teamsporten als voetbal. Laat nu bij uitgerekend die sport — volgens de bedrijfstak zelf — het ‘level playing field’ in gevaar zijn.
Wat is er aan de hand? Rijke clubs kopen succes met behulp van topspelers uit het buitenland en verwaarlozen de opleiding van jeugdspelers.opleiding van jeugdspelers. In Engeland is te zien waar dat toe leidt: Manchester United en Chelsea, twee clubs met een omvangrijk vreemdelingenlegioen, bereikten de finale van de Champions League, terwijl het nationale elftal de eindronde van het EK niet eens haalde. De kans dat een relatief arme club als Groningen nog eens van een rijke zoals Arsenal wint, wordt steeds kleiner.
Geïnspireerd door Johan Cruijff heeft de FIFA het plan gelanceerd om clubs te verplichten aan het begin van een wedstrijd minimaal zes spelers met de nationaliteit van het land op te stellen — een systeem van ‘6 + 5’. Deze zelfregulering van de markt werd door Eurocommissaris Spidla en Europarlementariërs als Toine Manders (vvd) en Emine Bozkurt (PvdA) subiet van de hand gewezen. De regel zou in strijd zijn met het vrije verkeer van werknemers.
Een alternatief voorstel van de Europese voetbalbond UEFA dat de eis introduceert dat voetbalclubs minimaal acht spelers onder contract hebben die door de eigen club of in eigen land zijn opgeleid, kan in Brussel wel op steun rekenen. Dit gaat de FIFA echter niet ver genoeg.
Er zijn drie problemen die de FIFA wil tackelen via de ‘6 + 5’-regel: de concentratie van ‘gekocht succes’ bij een klein aantal clubs, de stagnerende aanwas van goede jeugdspelers en de teruglopende emotionele binding van fans aan clubs.
Vaker dan vroeger halen grote, rijke voetbalclubs hun toppers binnen via de internationale spelersmarkt. Succes is te koop en levert geld op in de vorm van sponsoring, merchandising, televisierechten et cetera. Kapitaal accumuleert bij een klein aantal clubs, wat ten koste gaat van de rest. Zo blijven er steeds minder over die in staat zijn om de grote prijzen te winnen.
Op termijn dreigt het voetbal zijn basis te verliezen. Grote clubs investeren onvoldoende in een goede jeugdopleiding, want kopen is veiliger dan kweken. Voor kleine clubs brengt investeren in de jeugd steeds meer risico’s met zich mee. Niet zelden worden veelbelovende spelers al op jonge leeftijd weggekaapt, tegen een gering bedrag of zelfs zonder dat er een vergoeding tegenover staat.
Het feit dat een bejubelde speler van vandaag volgend seizoen aan de andere kant van de wereld kan voetballen doet de band tussen club en supporters verslappen, zo waarschuwt de FIFA. Dat lijkt een wat al te sombere redenering. De tijd dat fans het moeilijk konden verkroppen dat Wim Jansen en Johan Cruijff op een dag in een andersoortig roodwit tricot over de velden renden is wel voorbij. Won Nederland, dankzij Edwin van der Sar, ook niet een beetje de Champions League? Viert niet heel Bedum feest als Arjen Robben met Real Madrid een goede wedstrijd speelt?
Ons voetbal bewijst dat chauvinistische gevoelens meerduidig zijn geworden. Helemaal verdwenen zijn ze niet. De inwoners van Varsseveld die ter ere van Guus Hiddink hun dorp vol hingen met Russische vlaggen waren net zo van slag als ieder ander toen Oranje verloor op het EK.
Clubs die écht de banden met hun supporters willen aanhalen, kunnen een voorbeeld nemen aan het project ‘Scoren in de wijk’ van FC Twente. De club biedt stages en werkervaringsplaatsen aan, profs werpen zich op als rolmodellen voor de jeugd. Dat doen ze bijvoorbeeld door een bijdrage te leveren aan sport- en gezondheidsprojecten in zogenoemde supportwijken. Twente wil, uit welbegrepen eigenbelang, een club zijn die — zoals de website trots vermeldt — ‘… midden in de samenleving staat en die niet alleen gericht is op het scoren op het voetbalveld, maar ook wil scoren in de maatschappij’.
Feit blijft dat de ‘6 + 5’-regel een probaat middel is tegen de kwaal dat in de basis van het eerste elftal van een club voetballers van buiten domineren. Een maximum van vijf buitenlanders in het veld — met wisselspelers erbij kan het oplopen tot acht — is niet overdreven restrictief. Een quotum home grown spelers — zoals voorgesteld door de UEFA — zet minder zoden aan de dijk. Grote clubs kunnen het zich veroorloven om acht ‘excuusvoetballers’ op de loonlijst te zetten zonder hen op te stellen. Jong talent kan home grown gemaakt worden door de ouders van zo’n speler een baan aan te bieden in de eigen stad.
Evengoed zou de UEFA-regel clubs wel kunnen stimuleren om meer te investeren in hun jeugdopleidingen. Laten we dus beide voorstellen invoeren, van FIFA én UEFA. En dan zijn we er nog niet. Oguzhan Özyakup, een supertalent van AZ, werd onlangs op vijftienjarige leeftijd door Arsenal ingelijfd. Zelfs Dirk Scheringa staat in zo’n situatie machteloos, want in Nederland mág je een vijftienjarige geen contract aanbieden.
Hier kan het voetbal in Europa de steun van Brussel nu eens heel goed gebruiken, want alleen de EU is bij machte om deze ongelijkheid in het Europese arbeidsrecht op te heffen.
Een intikkertje!
Marjo van Dijken, Lid van de Tweede Kamer voor de PvdA
Willem Minderhout, Fractiemedewerker
Geen opmerkingen:
Een reactie posten