dinsdag 20 december 2011

Het is weer de hoogste tijd om een Haagse Kei uit te reiken


Het is weer de hoogste tijd om een Haagse Kei uit te reiken en wel op donderdag 22 december om 18.00 uur inhet Atrium van het stadhuis, op de entresol, 1e etage.

De eer om deze felbegeerde trofee te mogen ontvangen valt zoals de traditie betaamt dit jaar opnieuw te beurt aan een unieke Hagenaar wiens karakter door dit granieten kleinood zo treffend wordt gesymboliseerd: sterk, betrouwbaar,onvermoeibaar, creatief, onverwoestbaar en - voor wie er oog voor heeft - vanonvervreemdbare schoonheid. De Haagse Kei 2011 is een jubilerende Kei en wel de 10de Kei die door het Comité du Kei zal worden uitgereikt.

De feestelijke huldiging van de Haagse Kei 2011 vindt dit jaar plaats op eenzeer bijzondere lokatie en wel in het hart van de Haagse democratie. Deuitreiking vindt plaats om 18.00 uur op de entresol in het Atrium van hetstadhuis. Hierna sluiten we aan bij de allerlaatste raadsvergadering van ditjaar alwaar de Haagse Kei bij aanvang van de vergadering om 18.30 uur wordtgefêteerd op een onnavolgbare toespraak waaruit onze diepe blijk van waarderingboekdelen zal spreken.
Genoeg redenen om Keiwaardig te proosten! Laat graag even weten of je van de partij bent.
Traditiegetrouwheeft de Haagse Kei een torenhoog verrassingselement. Het Comité du Kei kan danook onder geen enkel beding van tevoren bekend maken wie de Haagse Kei 2011 in de wacht zal slepen.

Graag tot donderdag, met Keiwarme groet,

Therese Flemminks


Over de Haagse Kei

Jos van Leeuwen, tussen Esther Langendam, Therese Flemminks en Joop ten Velden, met de Haagse Kei

Ieder jaar wordt er een origineel exemplaar vaneen oorspronkelijke granieten straatkei, 10 kilo zwaar, afkomstig van de HaagseVaillantlaan, gepolijst door het verkeer van karren met van ijzeren bandenvoorziene houten wielen en gelouterd door het zweet van sjouwers en trekpaardenen jarenlang opgeslagen geweest in een gemeentelijk depot uitgereikt aan eenuitverkorene die door het Comité du Kei (Therese M. Flemminks, Joop tenVelden, Paul Waaijers en Esther Langendam) wordt aangewezen en op gepaste wijzewordt verrast. De Haagse Kei is voor het eerst uitgereikt in 1999 en wel aanHuub Donken, de zakelijke ziel van Haags Straatnieuws. Andere Haagse Keien zijno.a. Paula Udondek, Jos van Leeuwen en Julius Pasgeld. De Haagse Kei is geen wisselkei, een Haagse Kei is een Kei voor het leven.

En de winnaar van de Haagse Kei 2011 is: Joris Wijsmuller. Ik heb een tijd gewacht op het juryrapport van Paul Waayers, maar dat wordt u blijkbaar onthouden. Dan maar een foto.





donderdag 8 december 2011

De Leunstoel, nummer 4, jaargang 9

Geachte lezers


Op donderdag 8 december 2011 is nummer 4 van jaargang 9 actief geworden.
Ga naar www.deleunstoel.nl
Als u liever van papier leest: zorg dat er voldoende papier in de printer zit en druk op de knop onderaan de inhoudsopgave.

Een stichtend woord van Carlo van Praag voor alle Belgen, nou ja Vlamingen. Het lang verwachte antwoord van Marcel Duyvestijn op de open brief van ('hopman') Willem Minderhout.
0904BS WM
Sebastiaan Capel haalt eindelijk iets in dat hij bij z'n opleiding had gemist. Bij de tramhalte van Linda Hulshof staat iemand die overvallen is door de invoering van de OV-chipkaart.

Claude Aendenboom herdenkt zijn overleden vriend en mentor Jan Buytaert.
Hoe kom je vanuit De Leunstoel bij cultuurprentenboeken terecht? In de rubriek Galerie wordt het uitgelegd.


Over kunst gesproken: is dat wat Jaap van Lakerveld bezingt wel zuivere katoen? Willem Minderhout raakt steeds meer verstrikt in dat gedoe met Hella Haasse en Madame de Merteuil en nu begint hij ook nog over Queneaus Amphion. Gelukkig blijft Frits Hoorweg met beide benen op de grond, in gezelschap van Adriaan van Dis. Er is een overzichtstentoonstelling van Marijke Warmerdam in Boijmans van B., van harte aanbevolen door Dik Kruithof. Bloementafeltjes brengen Peter Schröder bijkans in vervoering.

Maeve van der Steen bericht over de nieuwste trend in kookland. Debby Kowsoleea had nog een appeltje te schillen met Rita Verdonk. Op weg naar Zwolle overdenkt Gábor Budavári een jeugdzonde die in schone gedachten is blijven steken. Wat te doen met Kevin? Hans Knegtmans weet het ook niet.


De plaatjes zijn van: Pepijn Lampe, Josine Heuts, Dik Kruithof, Peter Schröder, Linda Hulshof en Henk Klaren.

Stuur dit bericht door aan vrienden, kennissen en familie; wat ons betreft uw hele adresboek!

Met vriendelijke groet namens de redactie,


Frits Hoorweg

maandag 21 november 2011

De Leunstoel, nummer 3 van jaargang 9


Op donderdag 17 november 2011 is nummer 3 van jaargang 9 actief geworden.
Als u liever van papier leest: zorg dat er voldoende papier in de printer zit en druk op de knop onderaan de inhoudsopgave.


Zonder opzet is dit een nummer geworden over de tragische paradox van het moderne leven: we willen zo graag genieten dat we ons van de weeromstuit vooral ergeren.


Laten we met het ‘pure’ genieten beginnen. Peter Schröder reisde twee keer af naar Brussel. Eén keer om met Mieke Plaizier, van het gelijknamige familiebedrijf (in mooie postkaarten), te praten en de andere keer om een tentoonstelling van miniaturen te bezoeken. Willem Minderhout ontdekte een klassieker van Italo Calvino en Dik Kruithof inspecteerde de schone kunsten in Noord-Frankrijk.

Diametraal daartegenover staat de ergernis van Marianne Bernard, die niet voor muts uitgemaakt wil worden. Joop Quint zou graag zien dat René Kahn meer met zijn referentiekader rekening houdt. Vroeger verlangde Katharina Kouwenhoven hevig naar een boekenmolentje, nu kan ze zo’n ding niet meer zien. Jaap van Lakerveld ervaart de moeder van alle ergernissen: de trein heeft vertraging. Een ingezonden brief in het Friesch Dagblad verleidt Dik Kruithof tot een klein college over dualisme.
Willem Minderhout tenslotte kwam in een slecht humeur terug van een bijeenkomst waar Marcel Duyvestijn sprak. Hij schrijft hem een kritische brief, waarin uiteengezet wordt dat je vrijheid niet kunt opleggen. In het volgende nummer zal Marcel hem van repliek dienen.

Ergernissen, misschien kun je ze maar het best zien als een mooie inspiratiebron. Hans Knegtmans bespreekt ‘Onder ons’, het eerste deel van een Vinex-trilogie. ‘Les fleurs du mal’ worden bezongen door ClaudelaireWillem Minderhout wordt wreed  gestoord in een gesprek met een alleraardigst meisje; er wordt weer een brief van Hella Haasse bezorgd. Tijdens een wandeling door Scheveningen doet Frits Hoorweg een paar merkwaardige ontdekkingen. Waaronder deze: De Zingende Slager.


Het antwoord van Claude Aendenboom op de problemen van de wereld is ‘The new revolution’. Maar ja, de vraag is natuurlijk of die binnenkort niet tot een harde reactie gaat leiden; Linda Hulshof maakte een dreigende tekening waar de redactie een frivool onderschrift bij bedacht.
Je kunt ook vluchten voor problemen, volgens Sebastiaan Capel, bijvoorbeeld door in ‘suburbia’ te gaan wonen!
 
De plaatjes zijn van: Pepijn Lampe, Josine Heuts, LoolsArt, Katharina Kouwenhoven, Dik Kruithof, Frits Hoorweg, Peter Schröder, Linda Hulshof en Henk Klaren.

zaterdag 12 november 2011

Ehsan Jami: “Ik ben een sociaal-democraat in hart en nieren.”

Momenteel interview ik met enige regelmaat studenten van de HBO-opleiding waar ik lesgeef voor het prachtige internettijdschrift De Leunstoel.  De ironie van het lot wil dat Alfred van der Helm en ik de eersten waren die de toen nog onbekende Ehsan Jami een interview afnamen. Ehsan was op dat moment student aan de opleiding waar ik momenteel aan verbonden ben, maar waarvan ik destijds het bestaan niet afwist. Je zou dus achteraf kunnen zeggen dat hij de eerste was in die reeks. Het interview verscheen eerder in De Rauie Règâh, Zesde jaargang, nummer 4, donderdag 27 januari 2005. In mijn brief aan Marcel Duyvestijn in De Leunstoel refereer ik aan dit interview vandaar dat ik hem nu ook op De Willem Publiceer. 


Politieke partijen zijn geen gezelligheidsverenigingen. Hoewel? Dat zijn ze natuurlijk ook, of ze zouden dat moeten zijn. Maar politieke bijeenkomsten zijn niet erg geschikt om je partijgenoten ‘als mens’ te leren kennen. De agenda’s zijn altijd veel te vol en er wordt veel te serieus en zwaarwichtig gepraat. In de pauzes en na afloop in de kroeg klieken meestal dezelfde groepjes samen en die kennen elkaar al. Dit geldt eens te meer voor de ‘allochtone PvdA-er’. Wij realiseren ons dat de allochtone leden waar wij mee omgaan ‘Nederlanders’ met een wat afwijkende geboorteplaats zijn. De PvdA heeft echter moeite met het formuleren van een eenduidige politiek t.o.v. ‘allochtonen’. Een probleem dat in ‘De kaasstolp aan diggelen’ al werd gesignaleerd, manifest werd toen Ayaan Hirsi Ali de PvdA verliet en in het post-Van Gogh tijdperk extra nijpend wordt.

Welke positie nemen onze allochtone leden in deze discussie in? De Rode Reiger gaat op onderzoek uit.


Als eerste spraken wij met Ehsan Jami. Ehsan is 19 jaar en komt oorspronkelijk uit Iran. In zijn woorden: “Een land zonder democratie. Een land zonder wetten. En een land dat geregeerd wordt met de koran in de ene hand en een zwaard in de andere.” Hij is lid geworden van de PvdA in november 2003. Vooral vanwege zijn geloof in sociaal-economisch stabiliteit. Hij heeft echter kritiek op het integratie en immigratie beleid. “Ik heb het vermoeden dat de PvdA het Paarse gedachtegoed nog handhaaft. Veel vrienden van mij vinden dat mijn standpunten niet matchen met het PvdA gedachtegoed. Maar ik geloof dat de PvdA het beste voor heeft met de Nederlandse bevolking. En ik geloof dat je binnen een systeem alleen veranderingen kan aanbrengen. Dus niet zomaar overstappen naar een andere partij zoals Ayaan Hirsi Ali.”

In de ouderlijke flatwoning van Ehsan Jami in het kalme Voorburg strijkt op een al even kalme winteravond de Rooie Reiger neer voor een interview. Leidraad is een kwartet moties, ingediend bij het Partijbestuur van de PvdA.


Je bent bestuurslid van de afdeling Leidschendam-Voorburg van de Partij van de Arbeid. Veel allochtonen in de Voorburgse politieke arena?

In Voorburg ben ik de eerste Iraniër, om niet te zeggen de eerste allochtoon die tot het lokaal bestuur van de PvdA is doorgedrongen. Maar daarbij hoeft het niet te blijven, want voor de gemeenteraadsverkiezingen ga ik mij in 2006 verkiesbaar stellen en word dan wellicht de eerste niet-autochtoon in de Voorburgse raad.

En je hebt je draai gevonden?

Ja hoor, het functioneren als partijlid gaat heel goed. Zo heb ik vier moties opgesteld, die alle betrekking hebben op het allochtonenbeleid. Drie ervan zijn door het afdelingsbestuur goedgekeurd en worden nu bij het Partijbestuur in Amsterdam ingediend.

De eerste motie luidt: Eerwraak dient te worden geregistreerd als apart misdrijf.
Het is een schande dat zoiets in Nederland voorkomt. Gezien de zeer specifieke culturele achtergrond, verdient eerwraak een aparte plek in het Wetboek van Strafrecht. Het is voor Nederland een nieuw fenomeen, overgekomen uit landen als Turkije en Marokko, en kan alleen adequaat worden aangepakt als het als zodanig ook onderkend wordt. Het is moord, maar geen ‘gewone’ moord. Het wordt ook vaak al aangekondigd door bedreigingen, maar het Nederlandse systeem kan niet optreden tegen ‘aangekondigde misdrijven’.

Speelt zoiets ook onder de Iraniërs in Nederland?
Naar schatting bevinden zich in Nederland zo’n vierentwintigduizend Iraanse immigranten; daarvan is 90% heel liberaal ingesteld. Onder hen komt eerwraak niet voor. Eerwraak komt vooral voort uit de cultuur van laagopgeleide immigranten uit islamitische gebieden. Het merendeel van de Iraniërs die hierheen is gevlucht voor het verstikkende regime van Khomeini was hoog opgeleid. In Iran behoorden zij tot de westers georiënteerde, verlichte intellectuele kringen.

Wanneer ben je zelf hierheen gekomen?
Tien jaar geleden ben ik vanuit Iran met mijn ouders meegevlucht naar Nederland. Inmiddels hebben we de Nederlandse nationaliteit verworven. De band die ik met mijn nieuwe vaderland heb opgebouwd is zo hecht dat mijn moeder mij het wel eens kwalijk neemt dat ik mij niet zo met de Iraanse cultuur identificeer.

Voor zover die Iraanse cultuur door de islam wordt bepaald, moet ik er inderdaad niets van hebben.

Ik vind het een probleem dat veel allochtonen in Nederland nog met hun hart in het land van herkomst leven. Je bent hier, dus je moet ook hier leven!

We merken dat je wat moeite hebt met de term ‘allochtoon’?
Engelsen, Amerikanen, Japanners in Nederland zijn óók allochtoon, maar die blijven altijd buiten het allochtonendebat. Maar om ons neer te leggen bij het algemene gebruik van de term ‘allochtoon’ voor Turken, Marokkanen en alles wat daarmee op één (Islamitische) hoop wordt gegooid? Het probleem is dan dat het gros van de allochtonen zo sterk op de koran georiënteerd blijft. De islam is heel intolerant. In 1998 heeft het Europese Hof vastgesteld dat de Islamitische wet, de sha’ria, in menig opzichtig onwettig is naar de maatstaven van het Europese recht. In Nederland kunnen verschillende koranteksten wegens “haatzaaien” strafbaar worden gesteld.

Geldt dat dan ook niet voor de Bijbel? Vooral in het Oude Testament wordt heel wat afgemoord in naam van God.
Voor zover er in de Bijbel al haatzaaiende teksten zouden voorkomen, wordt vanaf de kansel in ieder geval niet opgeroepen om die ook in de praktijk te brengen.

Je hebt zelf in Iran nog onder Khomeini geleefd...

Mijn grootouders waren nog moslim, maar mijn was vader ongodsdienstig en heeft mij altijd vrij gelaten om mijn eigen weg te zoeken op dat gebied. Mijn moeder heeft zich merkwaardig genoeg tot het christendom bekeerd. Als apotheker was mijn vader tevens politiek actief. Omdat hij anti-Khomeini was, is hij uiteindelijk Iran uitgevlucht. Als Arts zonder Grenzen is hij er ongemerkt trouwens nog teruggekeerd, om hulp te verlenen na de aardbeving in Bam.

In tegenstelling tot sommige berichten is het dagelijks leven in Iran niet dragelijk. Neem alleen al de meer dan levensgrote affiches die ze daar op de muren plakken van Sheik Yassin, de leider van de Hamas-terroristen!

In de heilige stad Mashad, waar het graf is van de profeet Ali, worden zweet en stof van de vloeren opgeveegd en als heilig verkocht. Dat gaat heel wat verder dan die flesjes met Lourdeswater, waar sommige Katholieken nog mee rondopen.

Maar het shi’ïtische Iran heeft toch geen banden met het soennitische Al Qaeda?

Als politiek en religie een verbond aangaan, is het gezamenlijke doel het enige dat telt. Om de gemeenschappelijke vijand aan te vallen steunt Iran dus het terrorisme – ook al is dat soennitisch geïnspireerd.

En hoe heb je als kind daaronder gehouden?

In Iran heb ik natuurlijk alleen mijn prille jeugd doorgebracht, maar daarbij heb ik het geluk gehad dat mijn vader als arts een bijna heilige status genoot. Ook ik genoot daar van privileges. Wel moest ik meebidden met de algemene godsdienstoefeningen. Maar koranlessen heb ik niet hoeven volgen.

Je tweede motie?

Dat is: Verspreidingsbeleid is hard nodig. In Rotterdam zijn de nodige resultaten geboekt. Jammer dat de PvdA daar niet in is gestapt. “Integratie met behoud van eigen cultuur” – dat is kolder. Nu nòg is het een taboeonderwerp. Dat komt door de achterban, die voor een belangrijk deel uit allochtonen bestaat. De Raad van Moskeeën is PvdA-georiënteerd, belangrijke Marokkaanse woordvoerders…

Het rapport-Patijn?

Veel te soft. Het is allemaal zo algemeen verwoord, dat je het er niet mee oneens kan zijn. Geen speld tussen te krijgen, maar concreet kan je er helemaal niets mee beginnen.

De PvdA gaat bij verkiezingen grote winst boeken, maar dat is niet te danken aan de eigen opstelling van de PvdA, maar aan de onvrede met het huidige kabinet.

De gevolgen voor de verhouding allochtoon-autochtoon zijn funest. Van enige spreiding van huisvesting komt niets terecht. Kijk maar naar de Schilderswijk, die zich onder PvdA-bestuurders tot een zuiver allochtone wijk ontwikkeld heeft.

En wie krijgen daar vrij spel? Turken en Marokkanen die hier komen en de boel naar hun hand willen zetten. Die vinden dat Nederlanders zich zouden moeten aanpassen aan de allochtonen. Islamitische feestdagen willen ze invoeren!

Een voorbeeld uit Amsterdam: een muurschildering van een naakte vrouw moest verwijderd worden omdat ‘de allochtonen’ zich daar aan stoorden. En ze deden het nog ook! Echt heel erg.

Jammer dat de PvdA over zulke zaken zo weinig principiële uitspraken doet. Op die manier krijgen schreeuwers als Wilders vrij spel.

Is het dan echt zo’n probleem?

Ja, gigantisch! De dominante religie in Nederland is altijd christelijk geweest. Dat heeft zijn sporen nagelaten in onze politiek en cultuur. Daar heb ik geen problemen mee. Maar een verlichte islam bestaat niet.

En de oplossing?

Pas je aan! Binnenkort vindt in Voorburg een door mij belegde discussie plaats: wat is maatgevend, de grondwet of de islam? Een jonge imam in opleiding heeft mij het antwoord al gegeven: het woord van God (de koran) staat boven het woord van de mens (de grondwet).

Je gaat je niet kandidaat stellen voor de nieuw op te richten Islamitische Partij?

Liever niet! Die partij, dat wordt een drama.

Toetreding van Turkije tot Europa?

Daar ben ik om economische en politieke redenen tegen. Momenteel oogt Turkije redelijk stabiel, maar vergeet niet dat het leger een voorname stabiliserende factor is. Je weet nooit… Er hoeft maar iets mis te gaan, en dan komt alle macht die nu in handen van het leger is, weer in handen van de fundamentalisten.

Maar voor we het vergeten: je overige moties?

Motie nummer 3: Naturalisatie tot Nederlander dient met enig ceremonieel gepaard te gaan. Nu kan je je bewijsje van Nederlanderschap bij de gemeente afhalen. Maar het zou een officieel, feestelijk gebeuren moeten zijn, à la een diploma-uitreiking. Het Nederlanderschap is immers iets om trots op te zijn.

En de vierde motie?

Heeft het niet gered binnen de Voorburgse afdeling. Maar ook mijn beoogde vierde motie was gericht op een strikter integratiebeleid: Ontzet ouders die hun kinderen verwaarlozen uit de ouderlijke macht.

Weliswaar bestaat er al wet- en regelgeving op het gebied van de kinderbescherming, maar de verwaarlozing die ik op het oog heb is wederom een specifiek probleem bij allochtone ouders, zoals ook de eerwraak uit mijn eerste motie een specifiek allochtoon probleem is.

Je zet stevig in, qua vreemdelingenbeleid, met maatregelen die haaks staan op de gangbare PvdA-benadering. Nooit het idee gehad dat je bij de verkeerde partij zit?

Nee hoor. Hoe anachronistisch de PvdA op dit punt ook is.  Vrienden vragen mij inderdaad regelmatig waarom ik niet voor de VVD heb gekozen, in het spoor van Afshin Ellian en Ayaan Hirsi Ali. Hoewel ik bezwaren heb tegen het allochtonenbeleid van de PvdA, kan ik mij heel goed vinden in de ideeën op het gebied van werkgelegenheid, ontwikkelingssamenwerking, ouderenbeleid, etcetera. Aan banden met het historisch verleden hecht ik niet; het gaat mij om de affiniteit met de huidige idealen. Die affiniteit heb ik met de idealen van de PvdA. Ik ben in hart en nieren een sociaal-democraat.

Alfred van der Helm en Willem Minderhout

De Kaftan van de Koran scheiden?

Na de moord op Theo van Gogh (2 november 2004) schreef ik dit gedicht. Het werd vlak na het verschijnen op tal van PvdA-websites geplaatst. Omdat ik ernaar verwijs in mijn Brief aan Marcel Duyvestijn in De Leunstoel plaats ik hem nu - zeven jaar na de moord - op 'De Willem'.  

Wo 3 Nov 2004 - Willem Minderhout
De Kaftan van de Koran scheiden?




Ja, mijn vriend, ik geloof je
graag
als je zegt dat je cultuur en religie niet
met elkaar moet verwarren.

Dat de oneindige wijsheid
en liefde van Allah
niets te doen heeft met
de verwarde gedachten
van de hufter met de baard en
het mes.

Ik geloof
dat jij dat meent.

Maar ik heb er mijn bekomst van.

Net hadden we onze eigen God
getemd en
- via Jorwerd -
teruggestuurd
naar het Niets.
De laatste Zucht van de Verlichting!

En toen kwam jij.

Wij dachten dat ook jij hier kwam
om vrij adem te leren halen.

Je was welkom!

Maar in je binnenzak
smokkelde God
- de Listenrijke -
Zichzelf weer mee naar binnen.
Vertoornd door Zijn ballingschap:
God der Wrake!

En nu vraag je mij
om de Kaftan van de Koran te scheiden?

Ik zal het proberen,
maar argwaan valt niet langer te vermijden.

donderdag 3 november 2011

De Leunstoel, jaargang 9, nummer 2 staat online!

Op donderdag 3 november 2011 is nummer 2 van jaargang 9 actief geworden.
Als u liever van papier leest: zorg dat er voldoende papier in de printer zit en druk op de knop onderaan de inhoudsopgave.

Deze keer een themanummer over meningen. Zeven redacteuren namen de uitdaging aan hun mening over dit onderwerp in een beredeneerde tekst te vervatten.
Carlo van Praag vraagt zich af wat een mening eigenlijk is, Ruurd Kunnen en Alphons Voorschot geven het antwoord, ieder vanuit een specifieke invalshoek. Een eerder gemaakt plaatje van Linda Hulshof paste wonderwel bij de laatstgenoemde bijdrage.


Twijfelen aan je eigen mening mag ook, vindt Peter Schröder. Het meest uitgesproken zijn Willem Minderhout en Katharina Kouwenhoven: wie niet nadenkt moet zijn mond houden. Wat zijn we ver verwijderd geraakt van het 18e eeuwse geloof in de wijsheid ('common sense'!) van de gewone man. Alleen Jaap van Lakerveld ziet er nog wat in. Of is dat ironie?

En dan nu iets heel anders. Vanuit Paramaribo beantwoordde Lilian Callender via e-mail de vragen die wij klaar hebben liggen voor wereldburgers. Nog verder weg bevindt zich Claude Aendenboom, onze man op de maan. Dik Kruithof was in Noord-Frankrijk en voelde zich meteen thuis. Een gebeurtenis in Spanje activeerde het geheugen van Marianne Bernard. Het geheugen van Gerard Weel is altijd actief. Maeve van der Steen ontdekt een nieuwe kookzender.

Sebastiaan Capel bezocht in Amsterdam enkele sociėteiten. Katharina Kouwenhoven dwaalde in dezelfde stad door Frankendael. In Leiden was een filmfestival. Hans Knegtmans hoefde deze keer niet ver te reizen om het allemaal mee te maken. Willem Minderhoutdroomt opnieuw weg bij de correspondentie van Hella Haasse en LoolsArt nam een literair debuut mee naar het park.

De plaatjes zijn van: Pepijn Lampe, Josine Heuts, LoolsArt, Katharina Kouwenhoven, Dik Kruithof, Peter Schröder, Linda Hulshof en Henk Klaren.

Dan nog dit: Gerbrand Muller voegde aan zijn laatste artikel over 'het brein' een PS toe. Te lezen op:

maandag 24 oktober 2011

Popper over tolerantie

Behalve over John Stuart Mill  wordt in ultra-rechtse kringen ook over Karl Popper de nodige onzin geschreven.  Vooral het citaat: 'Unlimited tolerance must lead to the disappearance of tolerance' wordt daarbij ingezet tegen de 'multiculti-knuffelaars. Als je de passage uit Poppers The Open Society and Its Enemies' (1945) helemaal leest, staat er echter iets anders. 



“Unlimited tolerance must lead to the disappearance of tolerance. If we extend unlimited tolerance even to those who are intolerant, if we are not prepared to defend a tolerant society against the onslaught of the intolerant, then the tolerant will be destroyed, and tolerance with them. In this formulation, I do not imply, for instance, that we should always suppress the utterance of intolerant philosophies; as long as we can counter them by rational argument and keep them in check by public opinion, suppression would certainly be unwise."
 
Uiteraard zijn er wel grenzen:

"But we should claim the right to suppress them if necessary even by force; for it may easily turn out that they are not prepared to meet us on the level of rational argument, but begin by denouncing all argument; they may forbid their followers to listen to rational argument, because it is deceptive, and teach them to answer arguments by the use of their fists or pistols. We should therefore claim, in the name of tolerance, the right not to tolerate the intolerant. We should claim that any movement preaching intolerance places itself outside the law, and we should consider incitement to intolerance and persecution as criminal, in the same way as we should consider incitement to murder, or to kidnapping, or to the revival of the slave trade, as criminal.”




-Karl Popper, The Open Society and Its Enemies (1945)


PVV-ers in de leer bij Jozef Labuche?

In Noord-Holland en Limburg blijken PVV-Statenleden zichzelf te hebben aangenomen als fractieondersteuner. Logisch natuurlijk, want de PVV heeft niet genoeg zetels in de Eerste en Tweede Kamer en het Europees Parlement om alle Statenleden op die manier aan een  redelijk betaalde dubbelfunctie te helpen. Idealisme is mooi maar je moet wel je boodschappen kunnen betalen. 


Voor mij is deze affaire een mooi geval van 'déjà vu'. Alweer bijna tien jaar geleden probeerde Jozef Labuche, de lijsttrekker van Leefbaar Den Haag, zichzelf ook in dienst te nemen.   


      


Artikel uit Haagsche Courant van 18-07-2002

Raadslid Labuche strijkt dubbele vergoeding op

DEN HAAG | Gemeenteraadslid Jozef Labuche van Leefbaar Den Haag heeft zichzelf benoemd tot medewerker van zijn fractie. Daardoor ontvangt hij naast de onkostenvergoeding voor het raadslidmaatschap ook nog eens de vergoeding die is gekoppeld aan het medewerkerschap.

Fractievoorzitter Peter Smit van de VVD wijst de dubbelfunctie af. "Dit is niet de bedoeling van deze nieuwe regeling. Het gaat er juist om dat raadsleden steun krijgen, zodat ze hun werk beter kunnen doen. Leefbaar Den Haag bevestigt elke karikatuur die er is van de politiek, inclusief die van de zakkenvuller".


Labuche reageert woedend op de kritiek van de VVD. "Wij hebben recht op 0,9 arbeidsplaats voor ondersteuning. Een deel daarvan doe ik, de rest doen anderen. Ik kan niet anders, want van de vergoeding voor het raadslidmaatschap kun je niet leven. Ik moet ook nog een dochter opvoeden".
VVD'er Smit wil na de vakantie met de andere partijen overleggen over het fractiemedewerkerschap.



Ik weet niet meer precies hoe het afliep, maar Labuche heeft zichzelf niet als medewerker aangesteld. Leefbaar Den Haag was een bonte groep mensen die elkaar ontmoet had in het Haagse GGZ-beraad.   Helemaal serieus te nemen waren ze - zacht gezegd - niet. Nu wil ik die parallel niet doortrekken naar de PVV maar het oordeel van Peter Smit dat Labuche zijn actie 'elke karikatuur bevestigt die er is van de politiek, inclusief die van de zakkenvuller' lijkt me ook op de PVV van toepassing.

zaterdag 22 oktober 2011

DE VIERDE BART TROMP lezing met Jan Bank: Secularisatie: winst of verlies?


De vitaliteit van een samenleving is af te meten aan de kwaliteit van de gesprekken die in de openbaarheid worden gevoerd
Het NGC organiseert i.s.m. de Bart Tromp Stichting op vrijdag 4 november 2011
DE VIERDE BART TROMP lezing met Jan BankSecularisatie: winst of verlies?
De secularisatie in Nederland (en in Europa) betekent een aanzienlijke culturele en maatschappelijke verandering. Wat hebben we ermee gewonnen, wat ermee verloren? Moeten we de secularisatie inderdaad beschouwen als vooruitgang? Of verdienen juist de schaduwzijden meer aandacht? 
In de vierde Bart Tromp-lezing zal historicus Jan Bank op deze en andere vragen ingaan. Jan Bank (1940) was jarenlang hoogleraar vaderlandse geschiedenis aan de Universiteit van Leiden. Bekendheid bij het publiek verwierf hij vooral als televisiecommentator bij Koninklijke gebeurtenissen.
 De Bart Tromp Lezing werd in 2008 ingesteld ter nagedachtenis van deze grote, dwarse denker.
 Kosten€ 9,- / aan de deur € 10,-  (Studenten: € 6,- / aan de deur € 7,- )
 Datum:         Vrijdag 4 november 2011
 Kassa open:   19.00 uur
 Aanvang:      20.00 uur
 Locatie:         De Rode Hoed, Keizersgracht 102, 1015 CV Amsterdam
 Kaarten reserveren: www.isvw.nl of 033-4650700 of via email:reserveringen@isvw.nl.

donderdag 15 september 2011

De lange of de korte voorhuid? Een literaire speurtocht.

Weer een ouwetje uit De Rauie Règâh, Vijfde jaargang, nummer 34, dinsdag 19 oktober 2004. Blijkt ineens weer actueel te zijn!

Michael Schaap en Ayaan Hirsi Ali hebben een nieuw taboe bij de kop genomen: de mannen besnijdenis.
Het is een onderwerp waar ik me persoonlijk bij betrokken voel, want ik mis dat velletje ook. Althans, ik heb het niet meer. Het werd mij op jonge leeftijd ontroofd. Niet om religieuze redenen, maar wegens pijn bij het plassen. Het lijkt mij achteraf gezien een disproportionele ingreep, maar of ik echt iets mis ... Mijn lotgenoot Theo van Gogh, normaal gesproken een wapenbroeder van Ayaan in de strijd tegen vreemde religieuze gebruiken, bedankt in een column in de Metro zijn ouders zelfs voor het voorrecht tot de besnedenen te mogen behoren. Ach, een man moet er maar het beste van maken, niet waar?

Nu is de besnijdenis vanouds een literair thema. Het begon natuurlijk al met de apostel Paulus, die de arme Timotheus besneed om te bewijzen dat hij, ondanks zijn Griekse vader, best kosher was. “En hij nam hem tot zich en besneed hem ter wille van de Joden in die plaatsen, want iedereen wist dat zijn vader een Griek was.” (Zie Handelingen 16. Ja, die handelingen der apostelen waren zeer divers. Never a dull moment.)

Lawrence Sterne's beschrijving van de besnijdenis van de vijfjarige Tristram Shandy, was tot voor kort de mooiste beschrijving in de literatuur, voor zover mij bekend. Tristram werd tijdens het uit het raam plassen door een schuifraam getroffen. In zijn vader's woorden: “this Tristram of ours, I find, comes very hardly by all his religious rites. -- Never was the son of Jew, Christian, Turk, or Infidel initiated into them in so oblique and slovenly a manner.”

Laurence Sterne’s koppositie wordt nu echter betwist door een Nederlander! (Gerard Reve’s ‘Lulsnijdermannetje’ dingt niet mee: wel dreigen, maar nooit knippen, daar rust God’s zegen niet op.)

Het offensief van Ayaan en Michael tegen de circumcisie wordt namelijk – toevallig – ondersteund door het nieuwste boek van Arnon Grunberg. In ‘De joodse messias’ wordt de hoofdpersoon, een kleinzoon van een SS-er, die als ‘Trooster der Joden’ door het leven wil gaan, besneden door een halfblinde Joodse kaasboer. De ingreep leidt tot een halve castratie. (Zo begint hij meer en meer op Hitler, van wie ook gezegd wordt dat hij slechts één bal had, te lijken.) Zijn verloren testikel wordt op sterk water gezet en ‘Koning David’ genoemd.

Ik zal de plot niet verraden, maar ik heb genoten. ‘De Joodse Messias’ steekt het meesterwerk van Thomas Rosenboom – ‘Gewassen Vlees’ – naar de kroon. Ook hier een kwal van een hoofdpersoon, vol goede bedoelingen, die de ene ramp na de andere veroorzaakt.
Over Rosenboom gesproken: ook in ‘Publieke Werken’ speelt een besnijdenismes een belangrijke rol. Ook weer toeval?

Waar Michael en Ayaan zullen falen, zal Arnon met 'glans' slagen! Als iedereen ‘De Joodse Messias’ leest zal het uit zijn met het voorhuidsnijden! Leve de slappe slurfjes! Zolang het vlees maar gewassen wordt en ontdaan van - al dan niet koshere - kaas.

Twee literaire uitdagingen blijven over:
Wat doet Thomas Rosenboom om, na deze tussensprint van Grunberg, de koppositie in de Nederlandse letteren weer over te nemen?
Wie schrijft ‘De Nederlandse Mahdi’ over de kleinzoon van Joop Glimmerveen, die de Mohamedanen wil troosten? Hafid Bouazza, misschien?

Ach, wij mannen... Besneden, of onbesneden blijven we eikels. Behalve de apostel Paulus en Tristram Shandy's oom Toby, vanzelfsprekend. Vraag dat laatste maar aan de weduwe Wadman. Die zal dat tot haar spijt moeten beamen.

Willem Minderhout

"Ik snap het niet, meneer Minderhout, of moet ik Minderhuid zeggen? Eerst sluit u zich aan bij het pleidooi tegen het waardenrelativisme van Jouke de Vries en nu gunt u uw publiek zo onbeschaamd een blik in uw onderbroek. Is dit geen SBS6 verhaal? U kunt wel verwijzen naar Theo van Gogh, maar die staat toch ook niet echt bekend vanwege zijn goede smaak." "Preutsheid en goede smaak zijn niet hetzefde, Willem. Bovendien kunnen we zo een persoonlijke bijdrage leveren aan een belangrijk maatschappelijk debat. In een tijd dat je zelfs de oren van Dobermann pinchers niet meer mag couperen, kan dit niet onbesproken blijven. Bovendien is het uitermate literair verantwoord." "U lult lekker!" "Ja, zelfs dat lukt nog wel als je besneden bent."

Verder lezen? Bezoek de informatieve website van de Amerikaanse 'Intactivisten'. Soms bloedstollend, soms erg leuk.

donderdag 8 september 2011

Where were you when the towers went down in New York City?

Een ouwetje uit E Nieuws, 16 september 2001, de voorganger van de de Rauie Regah.

Op 11 september 2001- op een dag na tien jaar geleden - fietste ik met partijvoorzitter Ruud Koole en zijn assistent Michael Juffermans door de stad, toen plotseling ...

Een merkwaardige dag: bij het bezoek van Ruud Koole aan Den Haag
Op dinsdag 11 september bezocht PvdA voorzitter Ruud Koole, samen met zijn assistent Michael Juffermans Den Haag. Voorafgaande aan het die avond belegde debat met Pierre Heijnen en Wim Derksen over lokale democratie, wilde Ruud graag kennis maken met de stad Den Haag en de actieve PvdA-ers in deze stad.

Het bezoek begon op de fractiekamer waar Jan Schuller, Tineke van Nimwegen, Arend Hilhorst en Rabin Baldewsingh Ruud bijpraatten over de actuele situatie in Den Haag. Plannen en ambities zat, maar zowel de spierballentaal van Arend enerzijds, als de vrees van Rabin om het contact met de stad te verliezen anderzijds leken me een goede opmaat voor de geplande discussie over de lokale democratie die avond.

Daarna fietsten we naar ’Wereldvenster’. Dit is een stichting, voortgekomen uit RK kring (Broeders van Maastricht, Vincentiusstichting), die zich bezig houdt met het organiseren van opleidingen voor vluchtelingen die nog ’in de procedure zitten’. Tot voor kort mochten deze mensen eigenlijk helemaal niets doen uit angst voor ’inburgeringseffecten’. Dat betekende vaak een jarenlang niets doen.

Wereldvenster biedt taal- en computercursussen en cursussen metaal en elektra aan, die in een enorme behoefte voorzien. Coördinator Ben Bussink en voorzitter mevrouw Van Mastenbroek vertelden uitgebreid over de motivatie van de vrijwillige leerkrachten en de leerlingen en de uiterst positieve rol die de gemeente - met name ook Pierre Heijnen - heeft gespeeld en speelt in het derven van financiele nood en het bemiddelen met de COA (Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers).

Leerlingen van Wereldvenster hebben aanmerkelijk minder moeilijkheden met integratie als ze eenmaal een verblijfsstatus hebben en als ze toch terug moeten hebben ze in ieder geval niet een paar jaar stilgestaan. Uitermate interessant in dit geval was ook de samenwerking met de ontwikkelingsorganisatie Cordaid bij terugkeer van vluchtelingen.

Op de fiets naar het Volksbuurtmuseum kreeg Michael een telefoontje over de gebeurtenissen in New York. De boodschap: "New York ligt in puin" drong niet echt door. Een beetje verdwaasd fietsten we verder.

In het Volksbuurtmuseum werden we ontvangen door Jaap de Schepper (zakelijk leider) en Anke van Kampen (voorzitter). Er druppelden ook wat andere partijgenoten binnen. Sharief Mohammed vertelde ons dat een gekaapt vliegtuig op het WTC was gestort. De ernst van de situatie begon langzaam tot ons door te dringen. Desondanks gingen we door met het bezoek. Het volksbuurtmuseum heeft steeds meer het karakter gekregen van een multicultureel theatercentrum. De faciliteiten zijn daar echter niet echt op afgestemd: de theaterzaal moet dringend vergroot en vernieuwd worden.

Goed nieuws is de uitbreiding van de museum- en tentoonstellingsruimte onder het museum in de voormalige parkeergarage en de uitstekende samenwerking met andere Haagse instellingen, van Korzo tot Philipszaal. De gemeente zou echter wel eens wat meer enthousiame en betrokkenheid kunnen tonen.

Na afloop troonde Tineke van Nimwegen ons mee naar een nieuwe moskee. We werden spontaan naar binnen gestuurd door enthousiaste moskeegangers die we op de stoep tegenkwamen. In de prachtige moskee werd ons verteld over het vele werk dat werd verricht om de Moskee, naast en in het verlengde van de religieuze rol, een rol te laten spelen in het bijbrengen van gevoelens van tolerantie en respect voor anderen. De moskee - vanuit de Marokaanse gemeenschap opgericht - staat ook open voor moslims uit andere landen en vervult daarnaast regelmatig een ’brede buurtfunctie’, onlangs bijvoorbeeld als plaats waar gediscussierd kan worden over werk en werkgelegenheid. (Wederom een in initiatief van Pierre Heijnen.)

Aan de maaltijd in een Turks restaurant in de Van de Vennestraat voegen nog meer partijgenoten zich bij ons. De omvang van de ramp wordt nu echt duidelijk. Onder deze omstandigheden heeft niemand meer zin in een debat over lokale democratie en na telefonisch overleg met Wim Derksen blazen we de zaak af.

Jos de Jong en ik haasten ons naar DeBatterij om het aan het eventueel nog gekomen publiek uit te leggen. Er komen nog een handjevol mensen, die uiteraard begrip tonen voor het besluit.

Thuisgekomen zie ik de TV-beelden. Ik voel me verpletterd.

Zie ook: Het geheugen van Ruud Koole.

woensdag 7 september 2011

De nieuwe Leunstoel: Themanummer over familie http://www.deleunstoel.nl



0819BS Wapen op leunstoel
Familie, niet iedere redacteur liep direct over van enthousiasme voor dit onderwerp. Maar bekijk het eens zo: het slaat een brug tussen oude autochtonen en nieuwe allochtonen. Laat dat nu net een karakteristiek zijn die aardig past bij onze lezerskring. Geen uitgever die zich bewust op deze doelgroep zou richten, maar bij ons is het als vanzelf gegroeid, door toevallige interesses van enkele redacteuren en het voortschrijden der jaren bij enkele andere. En door een volledig ontbreken van leidinggevend vermogen bij de hoofdredactie natuurlijk, wat blijkbaar ook zijn voordelen heeft. Want we trekken inmiddels wel mooi zo’n 2000 tot 2500 unieke bezoekers per maand. Voor adverteerders zou een homogenere groep misschien aantrekkelijker zijn, maar vanuit ideëel gezichtspunt is het prachtig. Niet waar?!

De nieuwe allochtoon komt vaak uit een land waar de familie de hoeksteen van de samenleving is, en ook nu ze hier leven zijn die oude banden nog zeer bepalend. Vroeger was dat hier te lande niet anders. Dat was in de tijd van Mina, Cobi Kleins overgrootmoeder. Peter Schröder laat Beelden uit dezelfde periode zien. Het was de tijd waarin recepten, volgens Maeve van der Steen, nog door moeders aan dochters werden doorgegeven. Over politiek hoefde in families niet gediscussieerd te worden want iedereen hoorde bij dezelfde zuil, of had zich achter het rode vaandel geschaard. Hoe zou dat nu gegaan zijn bij een Reünie van de familie Kunnen? Ruurd maakte een verslag.

Later werd de familie als hoeksteen van de samenleving opgevolgd door het gezin. Maar ook daar zit volgens Carlo van Praag de klad in. ‘Als ideëel project is het ongeschonden maar in de praktijk wil het niet meer vlotten.’ En dat leidt vaak tot wat de schrijfster Yvonne Kroonenberg in haar nieuwe boek ‘Familieblues’ noemt, maar dat vooral over gezinsblues gaat. Het boek kon mij overigens niet zo bekoren.
Hoe zit het met het familiegevoel van de Indo’s (oude allochtonen)? Willem Minderhout interviewde Jeannette Bekker. Eelkje Colmjon bezocht haar penfriend in Korea en schetst het gezinsleven aldaar.

Daarmee heb ik de echte bijdragen aan het thema wel gehad. Bij Katharina Kouwenhoven ontstaat in de zomer drie hoog achter als vanzelf een soort ark van Noach, maar ja om dat nu een familie te noemen. Jaap van Lakerveld legt onbedoeld wel een lijntje. Mario Been dacht immers dat hij bij een familiebedrijf (Feyenoord) werkte, maar werd pardoes op straat gezet. Ook van het verhaal van Peter Schröder over de HSL zou je iets dergelijks kunnen zeggen. Waar diende dat ding anders voor dan om even bij je inmiddels in Frankrijk woonachtige ouders aan te kunnen wippen? Bachelors ‘genieten’ in Amsterdam voor het laatst van hun vrijheid, maar Sebastiaan Capel zoekt naar manieren om de overlast daarvan te beperken. Claude Aendenboom heeft een radicaal alternatief voor al die tijdelijke verbanden: één grote familie, één wereld met één president.

Alleen de kunst houdt zich verre van thema’s en stoort zich ook niet aan landsgrenzen, gelukkig maar. Hans Knegtmans bezocht de film Cowboys&Aliens in Portugal en Dik Kruithof rondt zijn verhaal over de Biënnale af.


Frits Hoorweg

dinsdag 6 september 2011

Een fragment uit ‘Gorgias’ (Plato)

Voor onderwijsdoeleinden - een les over drogredenen en het belang van vorm en inhoud - heb ik een stukje van Plato's dialoog 'Gorgias' vertaald. (Uit het Engels. Dat dan weer wel.) Lijkt me nog steeds actueel en wel leuk voor het 'grote publiek'.


Gorgias is een belangrijke Socratische dialoog waarin Plato de retoricus Gorgias, gespecialiseerd in overtuigingskracht, plaatst tegenover de filosoof Socrates, die gebruik maakt van ontrading of weerlegging. Thema van de dialoog is het recht van de sterkste en de rechtvaardigheid.
De kunst van de retorica stond in het klassieke Athene in hoog aanzien en werd beschouwd als een noodzakelijk onderdeel van de opvoeding tot politicus. Bovendien was het belangrijk om zich in rechtszaken goed te kunnen verdedigen. De retorici presenteerden zichzelf dan ook als leraars van deze onontbeerlijke vaardigheid en lieten er zich goed voor betalen. Sommigen onder hen, zoals Gorgias, waren vreemdelingen van buiten Athene die aangetrokken werden door de intellectuele en culturele faam van de stad. Socrates valt hen in de dialoog openlijk aan, tot op het punt zelfs dat hij zichzelf 'de enige echte politicus' (staatsman) noemt.



Socrates: Laat me uitleggen wat me verbaasde in wat je vertelde, Gorgias. Het kan zijn dat je gelijk had en ik het niet goed begreep. Jij zegt dat je van iedereen een redenaar kan maken die van jou wil leren?

Gorgias: Dat klopt.

Socrates: En als gevolg daarvan krijgt hij alles gedaan van zijn gehoor, niet door ze iets uit te leggen, maar door ze te overtuigen.

Gorgias: Zeker.

Socr: Je vertelde net dat een redenaar zelfs op het gebied van de geneeskunst overtuigender is dan een dokter.

Gorgias: Voor een doorsnee publiek – ja, daar ben ik van overtuigd.

Socr: Met een doorsnee publiek bedoel je een onwetend publiek, niet waar? Hij zal niet overtuigender zijn voor een gehoor van deskundigen, neem ik aan.

Gorg: Klopt.

Socrates: Als hij dus overtuigender is dan de dokter, dan is hij ook overtugender dan de deskundige?

Gorg: Natuurlijk.

Socrates: Terwijl hij helemaal geen dokter is.

Gorg: Natuurlijk niet!

Socr: En deze niet-dokter weet, naar alle waarschijnlijkheid, niets van alles wat de dokter weet?

Gorg: Uiteraard.

Socr: Dus als de redenaar overtuigender is dan de dokter, betekent dat dat een onwetende overtuigender is dan een deskundige ten overstaan van een doorsnee publiek dat er net zo weinig van weet als hijzelf. Klopt dat?

Gorg: Dat is ongetwijfeld het geval.

Socr: En dat geldt ook voor alle andere takken van kunst en wetenschap? De redenaar hoeft daarover helemaal geen kennis te beschikken zolang hij maar het kunstje beheerst om de onwetenden te overtuigen dat hij meer weet dan de deskundigen?

Gorg: Is het niet geweldig, Socrates, dat je je met deskundigen uit alle takken van kunst en wetenschap kunt meten, als je slechts die ene kunst, de welsprekendheid, beheerst?

donderdag 25 augustus 2011

De Nieuwe Leunstoel staat online!

Geachte lezers

Eerst even dit: het zal u opgevallen zijn dat er sinds enkele maanden advertenties naast De Leunstoel verschijnen. Die worden geplaatst door GoogleAds en leveren ons een bescheiden vergoeding op. De hoogte daarvan hangt af van het aantal keren dat een advertentie wordt aangeklikt.

Op donderdag 25 augustus 2011 is nummer 18 van jaargang 8 actief geworden.
Ga naar www.deleunstoel.nl
Als u liever van papier leest: zorg dat er voldoende papier in de printer zit en druk op de knop onderaan de inhoudsopgave.

Interviews
Twee interviews deze keer. Twitterkoningin Ouafa Oualhadj is ondernemer en ook nog studente. Ze wordt door Willem Minderhout uit de tent gelokt. Frits Hoorweg ontdekte in Driebergen zowaar een boekhandel die gaat uitbreiden. Hij vroeg een van de eigenaren, Lars Klein, hoe dat toch kan. De titel van zijn verslag is: Wat een lef.

Vakantie
Natuurlijk is dit een nummer geworden met veel vakantieverhalen. Jaap van Lakerveld schildert een van de voordelen van kamperen. Een goed idee van Joop Quint: je vrouw met haar dochter op vakantie sturen. Sebastiaan Capel was toerist in eigen stad. Evelien van Roemburg is nieuw in De Leunstoel en heeft zich de looprubriek toegeeigend. De Orkney-eilanden brachten Katharina Kouwenhoven in vervoering. Frits Hoorweg bezocht een topsportevenement en liet zich afleiden door de rondemiss'en.
Op Walcheren ontdekte Willem Minderhout iets vreselijks: gietasfalt.

Economie
Wees niet bevreesd, we gaan het niet over de beurs hebben. Maar ook elders gebeuren er rare dingen. Peter Schröder verbaast zich over 'het verhaal' van SAAB. En wat te denken van de ecoductenhype? Alphons Voorschot waarschuwt de ondernemende lezer.

Kunst
De Biënnale in Venetië is volgens Dik Kruithof een (twee-jaarlijks) hoogtepunt. Peter Schröder is niet zo gecharmeerd van de multimediale knievallen in het MAS van Antwerpen. Hij vindt de rechtlijnigheid van het smalspoormuseum bij Valkenburg (Z.H.) heel wat beter te verteren. De film 'A separation' is volgens Hans Knegtmans een briljant Iraans drama. Professor Dik van Arkel was volgens Willem Minderhout een inspirerende denker, en spreker.
'Zijn dat de sjarratellen?' Gerard Weel brengt zijn feuilleton tot een eind. Claude Aendenboom verbeeldt zich dat hij een vallende ster is.
Voor één keer besluit Maeve van der Steen te gaan lezen in plaats van eten, maar dan blijkt ze het toch niet te kunnen laten.

En dan nog dit: in nr 5 van jrg 7 schreef Frits Hoorweg over de Lewis chessmen, maar dat blijkt een onderwerp waar je nooit mee klaar bent. Lees zijn PS bij dat artikel.

De plaatjes zijn van: LoolsArt, Pepijn Lampe, Josine Heuts, Katharina Kouwenhoven, Frits Hoorweg, Willem Minderhout, Peter Schröder en Henk Klaren.


woensdag 13 juli 2011

Hedendaags leiderschap in de toeschouwersdemocratie - Comeniuslezing van Jos de Beus in 2006

Mijn vriend Robbert Baruch attendeerde mij op de tekst van de lezing die Jos de Beus hield bij het tienjarig jubileum van de Comenius Leergangen in Zeist op 15 november 2006. Bijna vijf jaar geleden dus, maar de tekst is in mijn ogen nog uiterst actueel. De tekst zwerft als een Word-documentje op het web. Dat ziet er altijd wat zielig uit en doet deze mooie tekst geen recht. Ik publiceer hem daarom op De Willem.   


Jos de Beus

 


Sommigen zijn groots geboren, anderen bereiken grandeur, weer anderen worden ermee opgezadeld.

De clown aan het slot van Shakespeare’s Twelve Night, or What You Will

Waren we maar paarden in Marrum


Enkele weken terug haalde Nederland het wereldnieuws met de redding van een kudde paarden in de ondergelopen kwelder bij het Friese Marrum. De reddingsoperatie had veel te maken met leiderschap. Een vrouwelijke redder bedacht de oplossing. Zij had zelf een paard van bijzonder kaliber. Zij slaagde erin met dat paard contact te maken met een merrie, de leider van de kudde. Toen de merrie meeging met het paard van de redder volgde de hele kudde. Zou de merrie zich verheven hebben gevoeld boven het naderende paard, dan zou zij geen stap in de richting van het vasteland hebben gezet, en zou het risico van uitputting van de hele kudde steeds groter zijn geworden.

         Leiderschap in de dierenwereld is normaal, zelf wanneer die leiders voorgaan in een gemeenschappelijke zelfmoord. Leiderschap in een democratische samenleving is niet zozeer abnormaal alswel fundamenteel omstreden. We zien onszelf als burgers en als aanhangers van politici die het in onze ogen uitstekend doen. Maar we willen niet langer als onderdanen worden behandeld. We associëren het bestaan van volgelingen met het ontstaan van Führers. Dat is niks voor democraten en al helemaal niet voor Nederlandse democraten met een opstandigheidsgen.

         Op dit moment zijn vele politieke leiders in het Westen impopulair. In een gezelschapsspel dat aan Monty Python herinnert, troeven we elkaar af met zelfkastijdende vergelijkingen: “Neen, dan onze leider. Die is nog beroerder dan die van jullie!” In de International Herald Tribune van 9 november jongstleden (pag.10) schrijft de beroemde schrijver David Grossman, die een zoon verloor in de korte oorlog tussen Israël en Hezbollah gedurende de zomer van dit jaar: “Een van de wrange kanten aan deze laatste oorlog was het besef dat er in deze tijden geen koning bestaat in Israël. Dat ons leiderschap hol is, zowel onze politieke leiders als onze legerleiders. Vandaag vult het leiderschap van Israël de lege huls van zijn regime voornamelijk met vrees en intimidatie, met de poppenkast van de macht en de vette knipoog van de koehandel in de achterkamer, met gekibbel over alles dat ons dierbaar is. In deze zin, zijn ze geen echte leiders, zeker niet de leiders die een volk nodig heeft in een dergelijke gecompliceerde, gedesoriënteerde toestand.”

         De klacht van Grossman vindt in vele democratisch bestuurde landen weerklank. Amerikanen zijn ontevreden over hun president Bush, Belgen over hun premier Verhofstadt, Britten over hun premier Blair, Fransen over hun president Chirac. Zelfs de voor de eerste maal gekozen of toch weer herkozen leiders worden met wantrouwen bejegend, soms zelfs door verliezende leiders die hun nederlaag niet willen toegeven (Aznar in Spanje, Berlusconi in Italië). Denk maar aan de Braziliaanse president Lula, de Canadese premier Harper, de Duitse bondskanselier Merkel, de Italiaanse premier Prodi, de vermoedelijke Oostenrijkse premier Gusenbauer, en de Spaanse premier Zapatero, om maar te zwijgen over de politieke crisis in Hongarije, Mexico en Polen. Er zijn uiteraard uitzonderingen als Denemarken (premier Rasmussen, die de spotprenten-affaire overleefde), Japan (de nieuwe premier Abe, aangewezen door zijn populaire voorganger Koizumi) en Zweden (de nieuwe premier Reinfeldt, die een zacht alternatief biedt voor de sociaal-democratische hegemonie). Maar in nogal wat landen is er een luide en brede roep om beter leiderschap temidden van een gezakt vertrouwen in partijen, parlementen en regeringen.

In ons eigen land mag premier Balkenende zich sinds kort in een opmerkelijk stijgende populariteit verheugen. Deze Zeeuw maakt zich op voor een derde klinkende verkiezingszege op rij. Maar het land heeft vijf loden jaren achter de rug vol politiek geweld, economische teruggang, sociale onrust alsmede morele verdeeldheid en verwarring. In deze jaren van crisis in de nationale identiteit werd leiderschap een dagelijks gespreksthema. Opnieuw moesten de regenten het ontgelden. De obsessie met falende leiders is altijd een veeg teken. De Britse kunstcriticus Clive Bell waarschuwde eens dat “heldenverering het onfeilbare teken is van een tijdperk zonder scheppingskracht”.[1] De stroom van aandacht voor het thema leiderschap in de politiek, het bedrijfsleven, de verenigingen, de wetenschap, de journalistiek en de jeugdcultuur wijst op een vergelijkbare onvruchtbaarheid. Nog niet zo lang geleden, feliciteerden Nederlanders elkaar met hun post-autoritaire afscheid van leiders. We waren immers allemaal individualisten geworden die het allemaal zelf wilden en konden uitzoeken. We hadden voortaan enkel “interactieve” leiders nodig die de consensus bewaakten door als het ware de stoelen klaar te zetten voor welke kritische burger dan ook. Maar het Sociaal en Cultureel Planbureau constateerde in 2005 dat er reeds voor de opkomst van Pim Fortuyns charismatische leiderschap - op basis van het rolmodel van John Kennedy - sprake is van toegenomen steun voor de stelling “Wat we nodig hebben zijn minder wetten en meer moedige, onvermoeibare en toegewijde leiders in wie het volk vertrouwen kan hebben”. Het percentage van mensen tussen 18 en 70 jaar dat deze stelling onderschrijft, daalt vanaf 1970 tot 1996 van 65 procent tot 30 procent, maar stijgt vervolgens tot bijna 60 procent in 2004.[2]

Ik wil in deze lezing eerst nagaan waarom het verlangen naar neo-traditioneel leiderschap is gestegen.[3] Dan bespreek ik achtereenvolgens het denkbeeld van democratisch leiderschap en de beknopte geschiedenis van leiderschap in de Nederlandse politieke traditie, om zo uit te komen bij het paar verschijnselen dat ik centraal wil stellen, te weten de transformatie van leiderschap tot regisseurschap, acteervermogen en communicatiekunde in wat ik de toeschouwersdemocratie noem, en de hedendaagse verschijningsvorm van het vraagstuk van selectie van kwaliteit van volksvertegenwoordigers (het selectionisme, zoals de socioloog Willem Bonger het noemde in zijn beroemde boek Problemen der democratie uit 1934).

Ik ben al sinds mijn studententijd een liefhebber van het werk van de grote Oostenrijks-Amerikaanse economist Joseph Schumpeter, die veel aandacht besteedde aan de scheppende vernietigingskracht van zogeheten entrepreneurs in de markteconomie en de representieve democratie. Maar ik heb lange tijd sceptisch gestaan tegenover een sociaal-wetenschappelijk begrip van leiderschap in de samenleving en de politiek. Veel betogen over leiderschap door organisatie-adviseurs zijn dure prietpraat en beschamende nabootsing van Shakespeare. Ze zijn innerlijk tegenstrijdig, vaag, onweerlegbaar en eenzijdig. Men legt nooit uit waarom een en dezelfde eigenschap, zoals een onschokbaar wereldbeeld, in de ene toestand een pluspunt is van de leider (denk aan Ronald Reagans posthume overwinning in de wapenwedloop tegen het Russische “keizerrijk van het kwaad”), maar in de andere toestand een minpunt blijkt te zijn (denk aan Bush de Jongere en diens strijd tegen de “as van het kwaad”: Irak, Iran, Noord-Korea). Men vergeet dat grote leiders als Churchill, De Gaulle en Roosevelt talloze nederlagen leden en beoordelingsfouten maakten voordat ze een wereldwijde grandeur bereikten. Men verzwijgt dat dergelijke leiders ook na verloop van tijd hun prestige verloren of dat hun besluiten door historici werden onderworpen aan een pijnlijke herwaardering (denk aan Trumans besluit om de atoombom te gooien op twee Japanse steden). Maar ik ben van mening veranderd. Het is wenselijk, mogelijk en haalbaar dat er een houdbare theorie over democratisch leiderschap wordt geformuleerd.

De roep om moreel leiderschap

In Het land van haat en nijd (2006) observeren de journalisten Kleywegt en Van Weezel dat nogal wat dolende Marokkaanse jongens rust vinden bij predikers als de Nederlandse imam Abdul Jabbar van de Ven. Maar die jongens zijn bepaald de enigen niet. Het lijkt erop dat talloze en uiteenlopende leden van de brede middenklasse het gevoel hebben dat hun burgerlijkheid in het gedrang komt. Ze willen leiders volgen die hun zedelijkheid en voorspoed beschermen tegen de gevaren en bedreigingen van ordeloosheid en globalisering. Ik noem enkele oorzaken van de hedendaagse roep om moreel leiderschap, ook in Nederland.

-                     De politieke partijen en maatschappelijke verenigingen bieden geen beschutting meer, geen gevoel thuis te zijn, geen soelaas tegen vervreemding. Burgers in hun rol van kiezers selecteren voortaan leiders die op een herkenbare manier omgaan met hun enorme uitvoerende macht. Politieke partijen worden de voertuigen voor dit personalistische, deels plebiscitaire soort leiderschap. In presidentiële democratieën is deze tendens zeer zichtbaar, maar ook in parlementaire democratieën beginnen premiers, en soms ook partijleiders, ministers en uitzonderlijke parlementariërs, uit te groeien tot idolen met idiosyncratische wereldbeelden (Thatcherisme en Blairisme in het Verenigd Koninkrijk; bij ons het gedachtegoed van Bolkestein, het Fortuynisme, en Balkenende’s waarden en normen).
-                     Het toch al ingewikkelde beleid van de overheid, maar ook van bedrijven en allerlei arbeidsorganisaties, is onpersoonlijk geworden en in handen geraakt van koude en zelfzuchtige managers. Hier moet een tegenwicht worden geboden door entrepreneurs die het persoonlijke symboliseren, zodat cliënten, werknemers, en het toeschouwende publiek van mediagebruikers zich kunnen vereenzelvigen met de staat en met formele instellingen in de samenleving (emotioneel, principieel, kortom spiritueel).
-                     Het wantrouwen tegenover medeburgers is toegenomen. Mensen willen leiders om die bedreigende medeburgers mores te leren: voetbalvandalen, allochtone misdadigers, oplichters in de marktsector, en ga zo maar door.
-                     Er heeft een grootscheepse heroverweging plaats in het rechtsbewustzijn en de moraal. Achter de rug om van luidruchtige nieuwe politici (Fortuyn, Heinsbroek, Wilders), hebben veel mensen stilzwijgend en geleidelijk afscheid genomen van de progressieve tijd van leiderloosheid (in Nederland sinds de lange zestigerjaren). Ze willen een terugkeer van echt, gemeenschapsgericht leiderschap in het gezin, op de school, in de werkkring, in de openbare ruimte, enzovoort. Dit past in de drastische overgang van behoedzame vooruitstrevendheid naar openlijke behoudzucht in de maatschappelijke en politieke cultuur van Nederland sinds 2001.[4]

Het denkbeeld van democratisch leiderschap

Wie representatieve democratie zegt, zegt politieke elite. Een dergelijk politiek stelsel steunt op een bepaalde publieke filosofie ter verdediging van een afstand tussen kiezers en gekozenen. Ik stip de belangrijkste argumenten kort aan. Ten eerste het argument van de doelmatigheid ofwel delegatie. De kosten van de politieke besluitvorming gaan omlaag en blijven beheersbaar wanneer en omdat we het politieke handwerk overlaten aan een kleine groep vertegenwoordigers. Blijkens hun verkiezingsprogramma’s uit deze herfst wensen de PvdA en de VVD zelfs een verkleining van het aantal kamerleden naar honderd.

         Ten tweede is er het argument van de moderne vrijheid ofwel professionalisering. Door een arbeidsverdeling te scheppen tussen politici, bestuurders en overige (vaak door politici benoemde) gezagsdragers in de publieke sector, heeft het leeuwendeel van de bevolking (u en ik) de gelegenheid om iets anders te doen en onszelf te ontplooien in overeenstemming met onze particuliere levensplannen.

         Ten derde is er het argument van de stabiliteit ofwel normalisering van pluralisme. Een gekozen parlement met oppositiepartijen biedt een tegenwicht tegen de overheersing of zelfs tirannie door de uitvoerende macht.

         Ten vierde is er het argument van de vrede ofwel de pacificatie. Krachtige parlementen met stevige partijen bevorderen een schikking tussen gevestigde en opkomende elites en hun achterbannen. Verdraagzaamheid en soepele wederzijdse aanpassing worden routine.

         Ten vijfde is er het argument van de volkssoevereiniteit ofwel natievorming. Het bestaan van een nationale volksvertegenwoordiging met een publiek toegankelijke en zichtbare ruimte voor representatie door partijen (links-midden-rechts) is waardevol voor het volksbestaan, zoals een munt, een koningshuis, een toporkest of een voetbalelftal dat ook zijn.

         Het laatste en in dit verband meest belangwekkende argument betreft de kwaliteit van de politiek ofwel de vormgeving van een natuurlijke aristocratie, of beter politieke meritocratie (regering door de besten op eigen kracht). Het argument stelt dat volwassen burgers voldoende vaardig en verstandig zijn om die politici te selecteren die het meest vaardig, waardig, deugdzaam, gewetensvol en vaderlandslievend zijn en ook het best in staat zijn boven de partijen te staan in uitzonderlijke omstandigheden zoals oorlog en instorting van de volkshuishouding. In de glorietijd van de volkspartijen – tussen de zeventigerjaren van de negentiende eeuw en de zeventigerjaren van de twintigste eeuw in Nederland – werd hieraan toegevoegd dat juist charismatische partijleiders gesneden uit het hout van Kuyper en Domela Nieuwenhuis nieuwe kiezers en actievoerders uit de lage standen verheffen.

         Politiek leiderschap is een product van algemene maar contextgebonden omstandigheden en persoonlijke, soms unieke eigenschappen (charisma is een bijzonder verbinding tussen leider en menigte in het teken van wederzijdse afhankelijkheid). Ik heb zojuist al iets gezegd over de achtergrond van de schreeuw om persoonlijk leiderschap. Nu iets over de eigenschappen van politieke leiders.

In het algemeen gaat het om eigenschappen die nodig zijn om grote achterbannen te scheppen (in beweging te brengen), verkiezingen te winnen, het openbaar bestuur doelmatig en doeltreffend te laten werken, en geschiedenis te schrijven. Een gespecialiseerde psycholoog op dit gebied verwijst naar de volgende karakteristieken: “genetische gaven; vermogen tot integratie van ingewikkelde zaken; macht, prestatie, en bindingsdrijfveren; ervaringen in de jeugd zoals volgorde van geboorte in het gezin, weeskindertijd, onderwijs, en isolement; de leeftijd en intelligentie van een leider; en ruim bedeeld zijn met trekken als dogmatisme (afwezigheid van twijfel), een verklarende stijl, overheersing, gerichtheid op de buitenwereld, ethiek, en psychopathologie (een genie op de rand van waanzin en zelfvernietiging, JdB)”.[5]

         Welke eisen mogen we, ja moeten we, nu stellen aan leiders in een normatieve theorie van de democratische samenleving en politiek? De grote socioloog Max Weber beperkt zich in een beroemde lezing Politik als Beruf (1919) tot de ethiek van leiders. In de gezindheidsethiek draait het om de wil van leiders om een bepaalde zuivere moraal aan iedereen op te leggen, zodat iedereen de juiste deugden, regels en doelen onderschrijft (bijvoorbeeld een moraal van vredelievendheid alias pacifisme of van vaderlandslievendheid alias patriotisme). In een verantwoordingsethiek let de leider voortdurend op de gevolgen van moreel overheidshandelen voor haar of zijn volk. De leider weegt de baten van immoreel handelen namens de natiestaat en de kosten van moreel handelen tegen elkaar af. Weber beschouwde de gezindheidsethiek als voer voor revolutionairen die Duitsland de vernietiging zouden injagen. Hij verkoos de verantwoordingsethiek van sterke presidenten in de jonge republiek van Weimar. (Weber zou de opkomst van het nationaal-socialisme verklaren uit de aantrekkingskracht van Hitlers revolutie en de zwakte van president Hindenburg.) Webers opvatting over leiderschap met vuile handen werd na de oorlog gemeengoed onder mannen als Kennedy, Brandt, Schmidt, Palme en Den Uyl. Zij wordt in Nederland nog steeds verdedigd, onder anderen door de liberaal Bolkestein. Maar het is opmerkelijk hoezeer radicale politici als Fortuyn, Hirsi Ali en Verdonk succes hebben geboekt door een gezindheidsethiek te verkondigen in de traditie van het Nederlandse calvinisme.

         Ikzelf onderscheid de volgende eigenschappen van goede leiders in een democratie. Ze horen collectieven vorm te geven (de zogeheten optelling van deelbelangen); strijdpunten te verduidelijken maar ook vraagstukken en visies op de toekomst; normen en prioriteiten te stellen; een voorbeeld te zijn voor anderen; een doorbraak in wetgeving en beleid te forceren (als die aantoonbaar destructief zijn); unieke mogelijkheden te grijpen; knopen door te hakken; en de verantwoordelijkheid te nemen als de dingen helemaal fout lopen. Democratische leiders zetten hun visie in, hun praktische verbeeldingskracht, charisma (genadegave, vandaag: mediamieke aura alias uitstraling), retorische kracht, en inlevingsvermogen. Ze horen risico’s te nemen. Een afbreukrisico wat betreft hun loopbaan komt in hun woordenboek niet voor. Ze dienen een balans te scheppen tussen electorale leiding in de verwerving en het behoud van regeringsmacht en bestuurlijke leiding in het gebruik en de verbetering van dergelijke macht.[6]

Leiders in de Nederlandse politiek

Leiderschap in de ene democratische samenleving was, is en blijft verschillend van leiderschap in een andere democratische samenleving. Auteurs as Lijphart, Kennedy en Te Velde hebben hiervoor terecht aandacht gevraagd.[7]

Lijphart beschrijft het collegiale leiderschap van Nederlandse politici in hun consensusdemocratie ten tijde van de verzuiling en het corporatisme (wat we in de Paarse tijd het poldermodel zijn gaan noemen). Deze leiders zijn geliefd in eigen kring en gerespecteerd in de kring van andersdenkenden. Ze zijn geliefd omdat hun succes ook de graad van opwaartse mobiliteit en inburgering van hun achterban weerspiegelt. Ze zijn gerespecteerd omdat hun overleg een gezamenlijke en eerlijke uitweg biedt uit bepaalde nationale schandes: weerbarstige problemen die maar doorzieken omdat elke minderheid haar vetomacht uitoefent (de vernietigde infrastructuur met verlies van Nederlands Indië onder Drees, de stagflatie en overbelasting van de verzorgingsstaat onder Lubbers, de werkloosheid en massale inactiviteit onder Kok; problemen met het koningshuis onder welke premier dan ook). Lijpharts spelregels voor pacificatie zijn een tweede natuur geworden: zakelijkheid, pragmatische verdraagzaamheid, topconferenties, evenredigheid, depolitisering, geheimhouding en monisme (“de regering regeert”). Buiten de Nederlandse verhoudingen wordt dit collegiale leiderschap vaak zielig. Nederlandse consensuspolitici zouden nooit grote landen kunnen besturen en kunnen enkel in internationale organisaties opvallen zolang die organisaties de voorkeur geven aan pacificatie en consensus (zoals de Europese Unie in haar begintijd). Ook binnen Nederland kan collegiaal leiderschap op grenzen stuiten, namelijk wanneer er een periodieke opstand tegen het regentendom uitbreekt (1966, 2002) of wanneer de buitenlandse politiek buiten het kader van rechtsorde, marktwerking en morele codering treedt. Zowel de grote Drees als de grote Kok – twee boekhouder-premiers die hun gewone Nederlanderschap koesterden – faalden in oorlogstijd: de eerste tijdens de politionele acties in Nederlands Indië, de tweede tijdens de humanitaire bemoeienis met Bosnië.

James Kennedy heeft laten zien dat het kartel van Nederlandse leiders voorzichtig en weldenkend is. Het past zich aan grote schokken van de wereldmarkt en de tijdgeest aan door middel van soepelheid. Critici noemen dat karakterloosheid en de neiging tot capitulatie (de leider volgt!), maar neutrale waarnemers spreken van pragmatisme en leergedrag. Willem II bekeerde zich in 1848 tot het liberalisme. De KVP gedoogde de abortus en later de hele moraal van de protesterende baby-boomgeneratie. De huidige grote partijen leggen geen cordon sanitaire aan rondom het rechts-populistische nationalisme maar kapselen het in door samen te werken en delen van de kritiek over te nemen. De politieke gelegenheidsstructuur, met gemakkelijke toegang voor uitdagende partijen, belangengroepen en sociale bewegingen, beloont praktische meegaandheid en bestraft een vasthouden aan impopulair wordende en uitgeput rakende idealen en beginselen. Zo bezien, zijn Nederlandse leiders, anders dan bijvoorbeeld Amerikaanse presidenten, eerder rekkelijk dan precies. Dit is volgens een beroemde politicologische studie een voorwaarde voor ongebroken bloei van de democratische vrede en gemoedsrust in een burgerlijk en open nationalisme.[8] Kennedy voegt hieraan toe dat Nederlandse leiders willen en moeten uitblinken in het bespreekbaar maken van moeilijke zaken, zoals vrije levensbeëindiging in een gezondheidszorg die mensen tot op hoge leeftijd in leven kan houden. De norm voor politiek gezag luidt dat de macht van de staat behoort te worden gebruikt ter bescherming van kwetsbare groepen burgers, dat de beslissingen van de staat behoren te worden genomen door degenen die maatschappelijke kwesties bespreekbaar maken, en dat integratie (soms pacificatie) in het nationaal belang is maar polarisatie (soms burgertwisten) niet.

Henk te Velde schreef een meeslepende studie over de manier van optreden van grote premiers als Thorbecke, Kuyper, Colijn, Drees, en contemporaine premiers vanaf Den Uyl. In de tijd van de parlementaire democratie staat Thorbecke voor de stichters van de natiestaat die afstand bewaarden van het volk, wars waren van partijdigheid, het persoonlijke buiten politiek en bestuur hielden (de stof waaruit brieven en dagboeken worden gemaakt) en een wijze van bezonken beraadslaging ontwikkelden die ze “constitutionele politiek” noemden. In de tijd van de partijdemocratie staan Kuyper, Colijn en Drees voor een nieuw soort leiderschap. De leider is eerst en vooral de bevrijder van een volksdeel. Hij is daarnaast ook de eerste landsmanager. Kuyper voert de moderne mobilisering in (een kaderpartij, een propagandamachine, een zuil). Colijn komt het dichtst in de buurt van hard autoritair leiderschap, iets wat in Nederland tamelijk uitzonderlijk is . De telgen van Prins Maurits zijn schaars. Drees cultiveerde de gewoonheid. Maar ze waren dus allemaal partij- en staatsman tegelijk. Met Den Uyl doet een nationale bestuurder zijn intrede die ook communicator en later zelfs regisseur en acteur is. Daarmee zijn we beland bij de toeschouwersdemocratie.



Leiders in de toeschouwersdemocratie

Volgens de Franse politieke filosoof Bernhard Manin ondergaat de representatieve democratie een gedaantewisseling, tegen de achtergrond van individualisering (verzwakking van arbeidsintensieve collectieve actie), schaalvergroting en internationalisering, en de verandering van openbaarheid (commercialisering van televisie, nieuwe digitale media).[9] In de negentiende eeuw was er de heerschappij der notabelen in de parlementaire democratie. In de twintigste eeuw was er de heerschappij der partijbureaucraten in de partijdemocratie. In de nieuwe eeuw komt een heerschappij van campagnevoerders op binnen een toeschouwersdemocratie (démocratie du public, audience democracy). De vier beginselen van deze democratie zijn als volgt te omschrijven.

         De verkiezing van politici wordt een wisselwerking tussen vertrouwen schenkende kiezers die aandacht besteden aan de persoonlijke kwaliteiten van kandidaten (hun vaardigheden, deugden, optredens en prestatielijsten in de politiek, de georganiseerde maatschappij, en het private bestaan) en kandidaten die hun eigen betrouwbare kwaliteiten in de openbare sfeer inkaderen met de hulp van mediadeskundigen. Dit is de personalisering van de steun in de politiek.

         De betrekkelijke onafhankelijkheid van politici van de verlangens en eisen van het electoraat wordt bepaald door een toenemende mate van vaagheid van gevisualiseerde betrokkenheid van politici gedurende campagnes: beleidsverklaringen, beloften en denktankbegrippen drijven partijbeginselen, partijprogramma’s en subculturen van trouw kader uit. Politici vragen steun voor algemene noties over sociale verbetering en tot achter de komma uitgeschreven quasi-contractuele inspanningen ter verbetering van de publieke sector. Dit is het losser worden van het mandaat, en, wellicht, van de politieke instemming en het maatschappelijk verdrag.

         De vrijheid van de publieke opinie wordt in toenemende mate verwezenlijkt door eigenaren van media, professionele journalisten en internet verslagevers die assertief zijn, concurrerend op de markt, en onafhankelijk van de staat en het partijpolitieke subsysteem. Een illustratie hiervan is de veelvuldigheid van meningspeilingen. De medium-geleide verslaggeving, uitleg en beoordeling van de invloed van politiek en beleid op de leefwereld van de mensen, hun mentaliteit en hun belangen houdt beperkingen en prikkels in voor het gedrag van politici met betrekking tot de beheersing van de gunstige ontvangst van hun voorstellen en tot de beloning van (delen van) het publiek door middel van beleidsvoordelen. Deze derde eigenschap is de groei en differentiatie van publiciteit, mediakritiek, en constant toezicht op de overheid door sociale krachten in de openbare sfeer.

         Als laatste, wordt de beproeving van de wet door discussie in toenemende mate gekenmerkt door een voortdurend debat in de media voor nieuws en communicatie. Daar ontmoeten politici eigenwijze journalisten, deskundigen, gewone burgers en andere, ongekozen vertegenwoordigers van de burgerij: leiders van belangengroepen, sociale bewegingen, niet-goevernementele organisaties, en andere vrijwillige verenigingen. Het publiek dat kijkt, luistert, leest en praat omvat een groeiende laag van heterogene en zwevende kiezers die goed op de hoogte zijn, belang stellen in de politiek en goed zijn opgeleid. Dit is het kenmerk van permanente en horizontale campagnevoering door gezagsdragers zelf en door degenen die opponeren tegen gezagsdragers. Permanent, want alle partijen gaan door met hun campagne na verkiezingen. Horizontaal, want geen enkele gezagsdrager is bij macht een bevoorrechte plaats te krijgen en te houden in het vertoog van media (zelfs de Republikeinen van Bush niet in de jaren na 11 September).

         De wisselwerking tussen politieke leiders als regisseurs, volksvertegenwoordigers en ministers als acteurs, kiezers als toezichthouders die beurtelings klappen en boe roepen, en de journalisten als intermediair en recensent vormt alles bij elkaar het politieke schouwspel van de representatieve democratie. Ik schrijf momenteel een boek hierover met als werktitel The Advance of Audience Democracy.

         Mijn voornaamste stelling is dat we de juichende beschouwingen over dit soort democratie (fan democracy, postmoderne democratie) moeten opschorten. Maar dat geldt ook voor de overheersende bezwaren tegen de drama-democratie of de plebiscitaire democratie.[10] Er wordt vaak beweerd dat de toeschouwersdemocratie voert naar overmatige personalisering (gebrek aan samenwerking binnen en tussen partijen, coalities en netwerken), polarisatie (zoals negativisme in campagnes), politisering van de maatschappij in termen van de nieuwe politiek van popularisering van mediaboodschappen (en depolitisering in termen van de oude politiek van mobilisering tijdens massaal bezochte partijcongressen), vulgarisering van de cultuur, en segmentering en verbrokkeling van overheidsbeleid. Politieke journalistiek zou de standaarden van dekking van nieuws omlaag halen, zoals feitelijkheid, diepgang, objectiviteit en ernst. Zij behandelt alle beroepspolitici en actieve burgers met onverschilligheid en minachting. Zij drijft op afzijdige en apolitieke burgers. Die burgers worden van lieverlee passief, bekrompen, en veeleisend en consumptief wat betreft publieke goederen en sociale rechten. De wedloop tussen media-manipulatie door politici en hun draaidokters (spin doctors) en manipulatie van het nieuws door opdringerige journalisten verlicht het publiek niet, maar versnelt zijn onwetendheid en weerzin tegen de representatieve democratie.

         Ik beweer dat we vele preciezer moeten verwoorden en bestuderen wat het gedragsrepertoire is van respectievelijk campagne-politici (in het bijzonder communicatieve en interactieve leiders), politieke journalisten, en toezichthoudende burgers met een televisietoestel.

         Hier zijn, in het kort, mijn hypothesen over politici in een toeschouwersdemocratie.

         P0 (Hypothese Nul over politiek gedrag) Politici hier en nu erkennen geen enkele hogere macht buiten de politiek en evenmin aanvaarden ze een tweede plaats binnen de politiek.

         P1 Politici zonder acteercompetenties en een aura in de openbare sfeer – vooral het televisiescherm, zullen verliezen op de korte termijn, en uitsterven op de lange termijn.

         P2 Jonge politici zijn minder geworteld in de traditie van stratificatie (establishment, hoge cultuur, pikorde) dan oude politici, omdat en wanneer ze gerecruteerd worden uit nieuwe beroepen in de dienstverleningseconomie als de marketing, de televisie, de film, de populaire journalistiek, de eigendom van massamedia, en de populaire sporten, kunsten alsmede sterren in de oude professies (advocaten).

         P3 Televisie doet ertoe wat betreft het succes van (beroemde) politici en hun groepen (achterbannen, partijfacties, ministeries). Wat er front stage gebeurt is voor politici minstens zo belang als wat er back-stage gebeurt (onderhandelen, wetten voorbereiden, enzovoort).

         P4 De campagnepartij – een geoliede machine - is nooit voorbij zolang de show van politieke deelname en vertegenwoordiging door deze partij doorgaat.

         P5 Politici hebben goede redenen van defensieve en offensieve aard om te investeren in beheer van het politieke nieuws.

         P6 Politici moeten een omgang vinden met hun informationele afhankelijkheid (van media dus) en een spanning tussen deze afhankelijkheid en hun quasi-narcistische zelfbeeld (zie P0).

         Leiders van nieuwerwetse campagnepartijen gaan heel anders te werk dan leiders van traditionele volkspartijen. Denk maar eens aan het feit dat ze autobiografische geschriften verspreiden die in de plaats komen van verkiezingsprogramma’s (Berlusconi, Fortuyn, en thans vrijwel alle Nederlandse lijsttrekkers). (1) Hun gezag bij de meerderheid van niet-leden steunt op charisma en mode, niet op procedures en traditie. (2) Hun presentatie is die van een buitenstaander met een missie om het establishment schoon te vegen. Hun volgelingen willen zien hoe hun leider het establishment aanvalt en verslaat, terwijl er in de partijdemocratie sprake was van stijgende insiders en trouwe aanhangers die begrepen dat veel politiek besloten en gesloten is, jawel back-stage plaats heeft. (3) Hun biotoop is het media-circuit, niet het staatsapparaat. Interactieve alias communicatieve leiders drijven op het rechtstreekse of virtuele contact met de gehele bevolking. Ze willen de centrale overheid overmeesteren door spectaculaire stappen, en deze overheid aansturen via public relations (vergelijk een oefenmeester van een sportploeg die voor de televisiecamera zegt hoe iedereen moet spelen en wie goed speelt of slecht). Ze beweren dat de kloof tussen de laag van beroepspolitici en gewone burgers wordt gedicht door onmiddellijke vorming van populair en degelijk beleid. Representatieve democratie is virtuele rechtstreekse democratie. Dat blijkt bovendien uit (4) Leiders van campagnepartijen zijn in normale tijden populistisch. Ze proberen de korte-termijn wensen van de bevolking te vervullen en nemen onsamenhangendheid van het overheidsbeleid en de lange-termijn kosten daarvan op de koop toe. (Leiders van volkspartijen zijn paternalistisch en bewaken de consistentie van het overheidsbeleid wanneer ze regeren. Beide leiders proberen de publieke opinie te vormen in hun voordeel (het zogeheten “crafting”) en spelen in op de populariteit/de bühne wanneer ze abnormaal weinig steun hebben in de verkiezingscyclus).

         Voorlopers van dit leiderschap zijn de al genoemde Kennedy en De Gaulle. Bekende voorbeelden vandaag zijn de Amerikaanse presidenten Reagan, Clinton en Bush de Jongere; de Ameriaanse presidentskandidaat Perot; de Britse premiers Thatcher en  Blair (alsmede de Britse premierkandidaat Cameron); de Californische goeverneur Schwarzenegger; de Duitse bondskanselier Schröder; de Franse presidentskandidaten Sarkozy en Royal (leerlingen van Mitterrand en Chirac), de Italiaanse premier Berlusconi, de Japanse premier Koizumi, de Mexicaanse president Fox,  en de Nederlandse politici Fortuyn, Bos en Verdonk. Ik bespaar u de deels tragikomische voorbeelden van celebrity politicians in India, de Filippijnen en Thailand.[11]



Selectionisme: een dringende zaak van, voor, en door burgers

Tijdens een van de vorige crisis van de Westerse democratie, die van de crisis van het collectivisme in het interbellum, schreeuwde de sociaal-democraat Bonger het uit: “De democratie zal selectionistisch zijn, of niet zijn!” (Problemen der democratie, heruitgave Amsterdam: De Trommel, 1976, p.80). Ons probleem vandaag heeft opnieuw te maken met een verstoring van de selectie. Kort gezegd: vele kiezers hebben een verslechterende standaard voor kwaliteit van volksvertegenwoordiging en leiding van het volk, terwijl vele politici kapot gaan aan de congestie (vervuiling) van het parlement, een probleem dat goeddeels van eigen makelij is.

         Veel kiezers zoeken naar lijsttrekkers en andere kandidaten die authentiek overkomen en transparantie beloven.[12] De structurele oorzaak hiervan is de verandering van politieke openbaarheid richting toeschouwersdemocratie. De culturele oorzaak betreft een dubbelzinnige opwaardering van echtheid en wantrouwen. Mensen zijn gewend geraakt aan het naoorlogse peil van welstand en zelfstandigheid. Ze willen anders leven dan hun voorouders, en wel in overeenstemming met hun hoogst persoonlijke aspiraties, overtuigingen, projecten en verhalen. Ze willen ook dat hun echte persoonlijkheid wordt opgemerkt door anderen in een respectvolle combinatie van afzijdigheid en hulpverlening. Deze gemengde (verlichte en romantische)  levensbeschouwing wordt vertaald in een luidruchtige eis aan de beroepspolitiek. Onze politici en bestuurders mogen nooit meer veinzen, verhullen en liegen. Ze moeten duidelijk zijn, eerlijk, menselijk in de uiting van hun indrukken en dromen, maar ook bovenmenselijk in de erkenning van eigen fouten en gebreken. Leiders moeten bovenal authentiek zijn in hun moed, volharding, en toewijding.

         De andere kant van deze cultus is wantrouwen. Echte mensen zijn mensen die doen alsof ze echt zijn en als zodanig willen overkomen op de rest. Dergelijke mensen hebben liever geen corrigerende autoriteit meer boven zich. Als het dan toch nuttig is macht te delegeren aan leraren, agenten, chefs op het werk en ambtenaren, dan enkel onder de voorwaarde dat de gezagsdrager luistert, kwesties bespreekbaar maakt, meeleeft en aldoor verantwoording aflegt voor eigen initiatieven. Dit geldt des te sterker voor hoog geplaatsten zoals ministers en bedrijfsbestuurders, die zelden meteen opstappen bij aantoonbare mislukking. In deze atmosfeer van populistische echtheid en anarchistisch wantrouwen wordt electoraal en bestuurlijk leiderschap een onmogelijke spagaatbeweging. De politicus/leider moet constant laten zien wat op welke manier en om welke reden wordt klaargemaakt in de politieke keuken. Geen enkele kok kan zo werken.

         Aan de kant van de politici is ook iets helemaal mis gegaan. We hebben het vaak over verdachte, bedorven en onbeduidende vertegenwoordiging door allochtone politici. Maar dit verschijnsel strekt zich ook uit over autochtone politici ondanks hun comparatieve voordelen. De meeste beste burgers zien af van een politiek ambt of ze doen dit voor één termijn, met uitzicht op een ministerschap, en een geregelde terugkeer in de oude werkkring. De beste kamerleden geraken ontmoedigd, gefrustreerd of teleurgesteld. Het lukt ze niet hun ambities te vervullen inzake medewetgeving, controle op de regering, publiek beraad over nationale kwesties, en partijenstrijd in een levendig theater. Slechte kamerleden gedijen en kraaien de victorie (ze worden op den duur voorzitter van de Tweede Kamer of staatssecretaris). De beste momenten van het parlement zijn van korte duur of hebben geen blijvend effect in een klimaat van sociale hypes en politieke schandalen (parlementaire enquêtes, kabinetscrises, spreekwoordelijke nachten). De beste arbeid van leden van het parlement – ook in vergelijking met die van eerdere generaties – wordt door journalisten niet gezien en verslagen. Het is omgekeerd: zelfs de beste politici zijn voor hun kennis totaal afhankelijk geworden van ambtenaren en journalisten. De beste leden, fracties, vergaderingen en moties worden door het grote publiek niet gewaardeerd. Men kijkt tegenwoordig neer op politici, wat een omkering is van een van de klassieke argumenten ten gunste van de representatieve democratie (zie hierboven).

         Ik concludeer dat Nederlandse burgers met een elitaire claim (cultuurdragers) de moed moeten hebben om de politiek als roeping te kiezen, terwijl Nederlandse politici hun kandidaatstelling fundamenteel moeten professionaliseren. Ik concludeer ook dat de Nederlandse politieke televisie door alle weldenkende kijkers moet worden geboycot. We lezen voortaan de kwaliteitskranten en luisteren in de file naar de radio. Mannen als Pauw en Witteman zijn de gladste vijanden van het volk. Maar dat is de stof voor een ander selectionistisch verhaal over leiderschap bij de omroepen. 


[1] Dean Keith Simonton, Greatness. Who Makes History and Why. New York: Guilford Press, 1994, 379.
[2] Paul Dekker, ‘Sterke man wordt salonfähig’, de Volkskrant, Het Betoog, 25 juni 2005, pag.1.
[3] De term neo-traditionalisme ontleen ik aan Arjo Klamer, In hemelsnaam! Kampen: Ten Have, 2005.
[4] Jos de Beus, ‘Een derde eeuw van conservatisme’, in Huib Pellikaan en Sebastiaan van der Lubben (red.), Ruimte op rechts? Amsterdam: Het Spectrum, 2006. Zie ook James Kennedy (red.), Schoorvoetende revolutie. Stand van het land Normen & waarden. Themanummer van de Volkskrant, 15 november 2006.
[5] Dean Keith Simonton, Greatness. New York: Guilford Press, 1994, 403. Vergelijk Barbara Kellerman, The Political Presidency. Oxford: University Press, 1984 en Idem, Political Leadership: A Sourcebook. Pittsburgh: University Press, 1986.
[6] Anders dan Burns, ga ik ervan uit dat er goede leiders kunnen zijn in een democratisch regime en ook in een autocratisch regime. Maar ik ga kortheidshalve niet op autocratische leiders (Castro, Poetin e tutti quanti) in. Dit is het oude probleem in de geschiedschrijving van de uitzonderlijke bekwaamheid  van mannen die een spoor van vernieling trekken (Napoleon, Hitler, Stalin, Mao). Zie James MacGregor Burns, Transforming Leadership. New York: Grove Press, 2003. Gijs Scholten van Aschat laat in zijn vertolking van Shakespeare zien dat gemene leiders als Richard III niet weten wat ze met hun macht moeten doen, dat goedaardige en doeltreffende leiders niet weten wanneer ze moeten opstappen (Richard II), dat brave leiders kwetsbaar zijn (Othello), en dat twijfelende leiders balanceren tussen grote hoogtes en diepe dalen (Hamlet).
[7] Arend Lijphart, Verzuiling, pacificatie en kentering in de Nederlandse politiek. Zesde herziene druk. Haarlem: Becht, 1986, James C. Kennedy, Nieuw Babylon in aanbouw. Amsterdam: Boom, 1995, Idem, Een weloverwogen dood. Amsterdam Bert Bakker, 2002, Henk te Velde, Stijlen van leiderschap. Amsterdam: Wereldbibliotheek, 2002.
[8] Jack Snyder, From Voting to Violence. New York: Norton, 2000.
[9] Bernhard Manin, Principes du gouverment représentatif. Parijs: Calmann-Lévy, 1995, Idem, The Principles of Representative Government. Cambridge: University Press, 1997. Zie Jos de Beus, Een primaat van politiek. Amsterdam: University Press, 2001 (oratie) en Idem, Na de beeldenstorm. Etty Hillesumlezing. Amsterdam: Balans, 2002.
[10] In NRC Handelsblad van 21 oktober jongstleden viel ik het nihilisme aan van de huidige campagnepartijen en de leidende televisiejournalisten. Ik meen dat de huidige verkiezingsstrijd inderdaad is gedevalueerd in de richting van nihilisme (het gaat nergens over omdat het om partijdige en redactionele redenen nergens over mag gaan). Maar dit is geen algemene stelling, ook niet voor Nederland zelf. De even turbulente verkiezingen van 1994, 2002 en 2003 werden voorafgegaan door campagnes die stukken informatiever waren, zowel aan de kant van de partijen als van de televisieprogramma’s. Geen kwaad woord overigens over de politieke radio en kwaliteitspers alsmede de goede uitzonderingen op televisie (Buitenhof, Rondom Tien, journalisten als Rob Trip).
[11] Matthijs Rooduijn, Berlusconi’s Leadership by Personality. Universiteit van Amsterdam: Afdeling Politicologie, November 2006.
[12] Paul ’t Hart en Marcel ten Hooven, Op zoek naar leiderschap. Amsterdam: de Balie, 2004.