Verschenen in Socialisme & Democratie 9, 2004
In reactie op de overwinning van Van Buitenen bij de Europese verkiezingen zei Bos in het ‘fractieleidersdebat’ op TV iets in de geest van ‘dat toont maar weer eens aan dat er een radicale wijziging van het kiesstelsel noodzakelijk is’. Paul Witteman kletste daar, hij begint op Ferry Mingelen te lijken, overheen. Het zou eens over iets inhoudelijks gaan. Maar ik begrijp dat zinnetje niet en ik ben zeer benieuwd.
In de pers trof ik geen enkele aandacht voor dit zinnetje van Bos aan. Ik begon bijna aan mezelf te twijfelen, tot iemand me op het weblog van Wim de Bie wees: “Het was al laat, maar hoorde ik het goed? Zei Wouter Bos in het slotdebat van de verkiezingsavond (ik citeer uit het hoofd): ‘Voor de tweede maal is een buitenstaander ons politieke bestel binnengedrongen. Hoog tijd om na te denken over een verandering van ons kiesstelsel’?”[1]
Wat bedoelde Wouter nu? Dat een nieuw kiesstelsel er voor moet zorgen dat mensen als Van Buitenen niet in het (Euro)parlement kunnen komen? Of dat er alléén nog maar mensen als Van Buitenen binnen zouden moeten komen en partijen er niet meer toe doen?
Nu is sinds 1 mei bekend dat ‘het verzameld werk van Fortuyn op het salontafeltje van de fractievoorzitter ligt,[2] maar over de aard van zijn ‘lessen van Pim’ tast ik in het duister. ‘Zeggen wat je denkt’ lijkt wel tot het repertoire te behoren, uitleggen en ter discussie stellen: hó maar.
Uiteraard is al geruime tijd bekend dat Bos moeite heeft om veranderingen in verenigingsverband te bespreken, laat staan door te voeren. Hij vermoedt “dat het verenigingskarakter van politieke partijen en de daaruit resulterende behoefte van leden om zo concreet mogelijk invloed uit te oefenen de belangrijkste reden is (...) dat er een aanzienlijke spanning bestaat tussen het traditionele verenigingskarakter van een ledenpartij en het vermogen van diezelfde partij radicaal en vernieuwend te zijn.[3]
Ook de kamerfractie hoeft blijkbaar niet meer geconsulteerd te worden over belangrijke ‘radicale vernieuwingen’. Zo beweerde Niesco Dubbelboer dat de PvdA inbreng op het gebied van de bestuurlijke vernieuwing slechts door hemzelf en de fractievoorzitter werd gedeeld.
”De heer De Wit (SP): Ik wil toch duidelijkheid, al is het alleen maar voor mijzelf. De heer Bos heeft in een interview in Vrij Nederland gezegd, voorkeur te hebben voor een tweestromenland, waaraan is gekoppeld een districtenstelsel en binnen acht jaar. Is dit alleen een ideetje geweest of is het de opvatting van de PvdA-fractie? Als dat zo is, zult u stappen moeten zetten als u binnen acht jaar een districtenstelsel wilt realiseren." De heer Dubbelboer (PvdA): "Ik kan daarop een duidelijk antwoord geven: op dit moment is het niet het standpunt van de PvdA-fractie, maar wel van de PvdA-leider en de PvdA-woordvoerder.”[4]
In de pers werd ook op deze vreemde figuur niet nader ingegaan, maar werd het standpunt van Dubbelboer (en Bos?) als ‘hét PvdA standpunt’ naar buiten gebracht.
Ik vind Bos een charmante en welbespraakte man en zie zo snel geen alternatief voor de positie van fractievoorzitter. Maar wie helpt hem eens van die D66-achtige idees fixes met betrekking tot bestuurlijke vernieuwing af en – belangrijker nog - van zijn angst voor de partij?
Willem Minderhout
[2] Marc Peeperkorn en Hans Wansink, ‘De partij van de hoop, Volkskrant, 1 mei 2004
[3] Wouter Bos, ‘Zoeken na(ar) paars’, S&D, januari 2002
Geen opmerkingen:
Een reactie posten