woensdag 23 maart 2011

De Vetgrens

“Capita selecta uit de geschiedenis van de voeding: 2002 – 2015”

Lara van Druten m.m.v. Willem Minderhout. Vertaling uit het Engels: Willem Minderhout. Verschenen in: 'Hollands Nieuwe', Ministerie van Landbouw Natuurbeheer en Visserij, 2002.

Ook vandaag – in 2015 – zijn uitdrukkingen als “Nederlandse Kaaskop” en “Duitse Bierbuik” nog even populair als ooit. Niet alleen omdat ze aangeven wat verschillende volkeren eten en drinken en altijd gegeten en gedronken hebben, maar ook vanuit een besef dat voedsel een grote invloed heeft op de menselijke identiteit. Deze band tussen voedsel en identiteit is vandaag de dag net zo sterk als ooit tevoren. Het verschil is dat de oude scheidslijnen tussen ‘wij’ en ‘zij’ verlegd zijn. Denk bijvoorbeeld aan de oude cultuurgrens in ons eigen land, gevormd door de rivieren Waal, Lek, Maas en Rijn. Zij van ‘boven de grote rivieren’ zouden een eenvoudige en sobere ‘Calvinistische’ leefstijl nastreven, terwijl zij van ‘onder de grote rivieren’ het volle leven omarmden met de daarbij behorende Bourgondische eetgewoonten.

Ook was er ooit sprake van de ‘rijst en aardappelen grens’, die de bevolking verdeelde in de kosmopolitische rijstetende stedelingen enerzijds en de – door Van Gogh archetypisch uitgebeelde – onwetende, in de traditie gevangen aardappeleters van het platteland anderzijds. Vandaag de dag zijn deze scheidslijnen vervangen door een nieuwe, die – waarschijnlijk nog lange tijd – geldt als het voornaamste kenmerk van onderschied: ‘de Vetgrens’. Wat is dat precies, die Vetgrens? Hoe is die Vetgrens ontstaan? En waarom heeft de Vetgrens een mondiale dimensie?

Dit hoofdstuk poogt de Vetgrens te verklaren vanuit zijn recente geschiedenis.

Op 23 november 2002 kopte NRC Handelsblad: “De mythe van de ondervoeding barst uit zijn broekriem”. Al in 2000 had de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) statistieken gepubliceerd waaruit viel op te maken dat het aantal mensen met overgewicht het aantal mensen met ondergewicht niet veel ontliep (beide groepen werden op ongeveer 1.1 miljard personen geschat). De krantenkoppen uit 2002 gaven aan dat de laatste cijfers duidelijk aantoonden dat het aantal mensen met overgewicht, het aantal mensen met ondergewicht duidelijk overtrof met een dikke 800 miljoen. Als antwoord op deze cijfers startte de WHO een grote campagne met als doel het bestrijden van de wijdverbreide en hardnekkige mythe dat honger uitsluitend voortvloeit uit nationale voedselschaarste. Ondervoeding, zo stipuleerde ook het artikel in NRC, betreft zowel overdaad als gebrek. De nieuwe statistieken toonden aan dat het percentage slecht gevoede mensen in rijke landen, dat aantal in straatarme landen overtrof. Verrassend genoeg bleek overigens dat zelfs in economisch achtergebleven gebieden overeten en vetzucht een epidemische omvang aannam. In Colombia, bijvoorbeeld, bleek 41% van de volwassen bevolking aan zwaarlijvigheid te lijden. In Zuid-Afrika wordt het aantal lijders aan vetzucht op 25% geschat.

Ondanks het feit dat de levensstandaard onvergelijkelijk veel lager was, ontliepen deze percentages de Europese cijfers nauwelijks. Volgens de prognoses, aldus de NRC, zou in 2003 52% van de Europese bevolking een overgewicht hebben en 27% aan vetzucht lijden.
Hoe is deze situatie ontstaan? Sinds de millenniumwisseling was er een gestage groei in de consumptie van intensief bewerkte voedingsmiddelen vol vetten en suikers – ‘lege calorieën’- waarneembaar. Tegelijkertijd was dé marketingtrend in voedingswaren ‘supersizing’, dat wil zeggen “hoe meer, hoe beter”. Grotere porties kostten de producenten niet veel, maar bleken de consument te overtuigen dat hij waar voor zijn geld kreeg. Twee voorbeelden ter illustratie: frisdrank werd in de zestiger jaren van de vorige eeuw nog verkocht in flesjes van 200 ml, aanmerkelijk minder dan de huidige standaard van 750 ml; de ouderwetse pannekoek paste vroeger gewoon op een bord, de huidige pannenkoek past nog nauwelijks op een dienblad. Er is beduidend meer bijgekomen dan alleen een tussen n.

De promotie van goedkoop, vet en zoet voedsel die enorm aansloeg in de Westerse wereld, kreeg rond de millenniumwisseling ook de ontwikkelingslanden in zijn greep. Met het bekende desastreuze resultaat: in 2003 leden zowel de 1.1 miljard hongerende mensen, als de 1.9 miljard personen met overgewicht aan ernstige tekorten aan vitaminen en sporenelementen.

De gestage mondiale groei van de taillemaat vertoont een samenhang met omvangrijke groeicijfers elders, met name op de beursvloer, zoals ook de geschiedenis van onze eigen Amsterdamse Beurs aantoont. In de Westerse wereld werd sociale distinctie niet langer alleen uitgedragen in de kledingcodes. Dure merkkleding volstond niet langer om ‘erbij’ te horen. Om werkelijk deel uit te maken van de incrowd was ‘een slanke leest’ noodzakelijk en er ontstond een verbeten jacht op vitaminen en voedingsstoffen om het lichaam en de geest op een gezonde wijze te ontwikkelen.

Op 2 december 2003 bracht de website http://www.beurstour.nl het volgende nieuws over de ontwikkelingen op de beurs:
“De AEX steeg vandaag andermaal met 10 punten, voortgestuwd door de vloedgolven van de Gewichtsverliesfondsen. De buitengewoon lucratieve gewichtsverliesindustrie, nu al goed voor een jaarlijkse omzet van E 200 miljard, kon voor het zesde kwartaal op rij prachtige winstcijfers presenteren. Dit ontlokte een analist van Goldman Sachs de volgende uitspraak: “Gordon Moore’s beroemde wet dat de rekenkracht van computers iedere achttien maanden verdubbelt, vormde de grondslag van de boom van de Nieuwe Economie in 1999. In plaats van ‘Moore’s Law’, hebben we nu de ‘Law of More’. Deze wet stelt dat als gevolg van het feit dat de bruto eetkracht van de wereld met iedere generatiewisseling verdubbelt, de waarde van de gewichtsverliesindustrie verdriedubbelt. Er is daadwerkelijk sprake van een Nieuwe Economie, gebaseerd op Vet.

Het toenemende aantal gevallen van voedselpaniek op vele plaatsen in de wereld gaf een extra stoot aan de toch al schijnbaar onbegrensde groei van de Nieuwe Vet Economie (in de wandelgangen ‘Bacon-omie’ genoemd). In 2002 was het nog gemeengoed te denken dat de internationale voedingsmiddelenindustrie gestaag marktaandeel zou verliezen. Op het eerste gezicht leek deze verwachting uit te komen. Onder druk van de Italiaanse ‘Slow Food’ beweging en van een internationale lobby van milieugroepen begon de consument zich langzaam maar zeker af te keren van fabrieksvoedsel dat altijd en overal verkrijgbaar was. Ook werd het niet langer normaal gevonden dat, bijvoorbeeld, aardbeien hartje winter net zo overvloedig beschikbaar waren als midden in de zomer. De consumptie van lokaal geproduceerd, seizoensgebonden en organisch voedsel won aanmerkelijk aan populariteit.

De consument vertrouwde de anonimiteit van het industriële voedsel niet meer. Men wilde weten waar de voeding vandaan kwam en hoe het geproduceerd was. Bovendien zou de consumptie van lokaal en ‘verantwoord’ geproduceerd voedsel minder schadelijke milieueffecten hebben.

In 2005 sloeg de slinger echter alweer de andere kant uit. Het ‘Schandaal van Kruiningen’ was daar in onze contreien debet aan. Schandalen als deze werden door de internationale merken aangegrepen om genadeloos terug te slaan. PulseNet (het netwerk van volksgezondheidslaboratoria, dat de DNA ‘vingerafdrukken’ van bacteriën in voeding onderzoekt) ontdekte de bron van besmetting van uiteenlopende patiënten binnen Nederland. Wat was de gemeenschappelijke factor? De uitzonderlijke salmonellastam was onbetwistbaar afkomstig van appels van een lokale, biologische fruitteler uit Kruiningen. Van de slachtoffers staat vast dat ze deze appels gegeten hebben. De besmetting werd veroorzaakt door poep van overvliegende eenden boven de open appelwasstraat. Dit resulteerde in het bekende gevolg: vijftien doden en meer dan honderd ziekenhuisopnames.

De gevolgen waren, zoals bekend, groot. Het consumentenvertrouwen in lokale producten trok dat seizoen weg met de eenden. Het was de bekende druppel water die de emmer – de vele gevallen van BSE, mond- en klauwzeer en listeria die tussen 2000 en 2005 de kop opstaken – deed overlopen.

De internationale voedingsmerken zagen hun kans en sloegen toe. Twee belangrijke ontwikkelingen speelden ze daarbij in de kaart. Ten eerste het wereldwijde vleesverbod dat werd aangekondigd via een internationale webcast in 2006. Dit wereldwijde verbod had een lange voorgeschiedenis. De machtige Food and Agricultural Organisation (FAO) had reeds in 2004 de sluiting van alle ‘veesteden’, grootschalige veeboerderijen, afgekondigd. In 2006 volgde ook een verbod op kleinschalige lokale veeteelt, vanwege de enorme gezondheidsrisico’s. Vlees moest volledig uit het menselijk voedingspakket geschrapt worden. De internationale voedingsmiddelenindustrie stortte zich en masse op de tekentafels om nieuwe voedingseiwitten te ontwerpen.

De tweede ontwikkeling, ook in 2006, was de strategische alliantie tussen voedingsmiddelenindustrie en het ‘menselijk genoom project’. In ruil voor een enorme kapitaalinjectie stelde de industrie de wetenschappers een eenvoudige vraag:
“Op welke leeftijd zou de mens welk soort voedsel moeten eten?” Dit resulteerde in een alternatieve DNA-kaart, die leeftijd, omvang en productiviteit in verband bracht met een exacte definitie en dosering van de voedingsmiddelen, benodigd voor een gezonde geest in een gezond lichaam.

In 2007 lanceerde het recentelijk opgerichte ‘Foodtronics’ (het resultaat van een fusie tussen Nutricia Food, de EverHealth vitamin group en Pfizer pharmaceuticals) hun nieuwe productlijn ‘generational designer food’. Deze producten beoogden de inherente gevaren van de traditionele voedselketen te elimineren door eiwitten en andere voedingsstoffen te gebruiken die Moeder Natuur nog nooit had voortgebracht, maar industrieel vervaardigd werden. In combinatie met medicamenten die het ‘menselijk genoom project’ had opgeleverd – om nog maar te zwijgen over de verrassende nieuwe smaakstoffen en de tot de verbeelding sprekende verpakking - was Foodtronics in staat om iedere generatie – en alle mogelijke niches daarbinnen – van zijn ‘eigen’ voedingsmiddelen te voorzien.

Deze generatiegebonden voedingsmiddelen waren in feite een high tech variant van de geflopte “Nutricia Singles line” uit de zeventiger jaren van de vorige eeuw. De producten leken echter in niets meer op het ‘babyvoeding voor volwassenen’ van vroeger, maar waren uitgekiend gepositioneerd in de diverse ‘Life Style’ segmenten. Denk bijvoorbeeld aan de ‘Versace Lasagna’, dat enorm populair was onder twintigers en dertigers: een ‘midnight snack’ die garant stond voor zowel een boeiend liefdesleven als een gezonde nachtrust. De Krajick Cracker zorgde voor een energieboost en werd vlak voor sport activiteiten genuttigd. Voor de veertigjarige vrouwen met een kinderwens was er bovendien de ‘Daphne-D’ productlijn, voedingswaren verrijkt met foliumzuur en vruchtbaarheidshormonen.

Tegen 2010 was iedereen die zich het nieuwe voedsel kon veroorloven slank, alert en gezond. Zij die de Foodtronics producten (of de producten van een van de vele navolgers) niet konden betalen, vulden hun lege magen nog steeds met vette, zoete en goedkope voedselvarianten. De 'golden arches’ van de bekendste Fast Food keten waren nu reeds op meer dan een miljoen plaatsen op de aarde te bewonderen.

De politieke dimensie van het nieuwe voedsel was enorm en wordt wellicht het best geïllustreerd door de terugkeer van zanger, cafébaas en voormalig politicus Henk Westbroek op het politieke toneel. Op Pimdag, 6 mei 2010, kondigde Henk Westbroek via de website http://www.politiek-digitaal.nl, zijn plannen aan voor de oprichting van de nieuwe partij “Eetbaar Nederland”.
“Eetbaar Nederland is een nieuwe politieke partij die serieus gaat deelnemen aan de eerstvolgende Tweede-Kamerverkiezingen om een ommekeer op gang te brengen in de vastgeroeste Nederlandse politiek rond eten. De kiezer heeft het vertrouwen verloren dat zijn/haar stem nog een wezenlijk verschil maakt in de kwaliteit van ons eten. Gedurende de verkiezingen doen de politieke partijen even of de kiezer belangrijk is. Maar vervolgens gaan ze weer vrolijk hun eigen gang in het knusse, besloten wereldje van het Binnenhof waar ze lekker gaan tafelen met gezond, niet-gevaarlijk en overheerlijke eten dat de gewone kiezer niet meer kan betalen. Geen wonder dat mensen niet meer willen stemmen. Wat heeft de politiek nu uiteindelijk bereikt? Wij hebben het in Nederland economisch nog nooit zo goed gehad, maar ondanks de vele miljarden extra van de Nederlandse belastingbetaler worden de fundamentele problemen met ons eten niet aangepakt: de vetcrisis blijft en de burger voelt zich niet meer veilig in zijn eigen keuken”.
Aldus de nieuwe partijvoorzitter.

De Scheidslijn tussen ‘wij’ en ‘zij’ was onomkeerbaar veranderd. Uit een onderzoek van ‘InterNetView’ uit 2011 bleek dat onder de aanhang van Eetbaar Nederland de kans op een taillemaat tussen 44 and 48 tweemaal zo groot was als onder de rest van het electoraat. Opmerkelijk was ook dat de politieke beroering geen enkele relatie vertoonde met de wens de eetgewoonten te veranderen. Analisten stonden voor raadsels en kwamen niet verder dan het antwoord te zoeken in ‘onderbuikgevoelens’.

Tussen 2012 en 2015 consolideerde de vetgrens onder invloed van twee belangrijke gebeurtenissen, die beide zijn af te leiden van nieuwe fusies die de AEX in grote beroering brachten. In 2012 kondigde Foodtronics haar fusie met de Achmea Verzekeringsgroep aan en in 2013, won dit nieuwe bedrijf - Foodtronics-A – een bitter juridisch gevecht met de Consumentenbond.

De Consumentenbond vocht het, volgens de bond ongrondwettelijke, beleid van Foodtronics-A aan, op grond waarvan aanvragers van ziektekostenverzekeringen dienden te bewijzen dat ze een acceptabel voedingspakket tot zich namen. Foodtronics-A verdedigde zich met de redenering dat het verband tussen voeding en gezondheid al ruim voor de millenniumwisseling goed gedocumenteerd was en bewezen wordt geacht. Een private onderneming kan niet geacht worden aansprakelijk te zijn voor het onverantwoordelijk eetgedrag van privé-personen. Bovendien, voerde zij aan, was de eis aan kandidaat-verzekeringsnemers met aantoonbare ondervoedingsverschijnselen, om voedingsproducten van Foodtronics-A te kopen geen misbruik van een monopolistische positie, maar een daad van ‘sociaal verantwoordelijk ondernemen’.

De aandelen Foodtronics-A schoten omhoog met 20 punten op de AEX. De reactie liet niet lang op zich wachten: Eetbaar Nederland won zestig zetels bij de Tweede Kamerverkiezingen. Onverzekerbaren verenigden zich en richtten de verzekeringsmaatschappij ‘Door Dik en Dun’ op.

De tweede gebeurtenis, die ons de diepte van de veranderde gedachten over voedsel toont, is de succesvolle introductie in februari 2015, van een nieuwe generatie keukenapparatuur door dat andere succesvolle product van een fusie: NEP (Nestlé/Phillips N.V.) De gestroomlijnde metaalkleurige apparatuur in zowel de handige draagbare uitvoering die je makkelijk aan de meeste draagbare digitale hulpjes kan clippen, als in de volledige keukenmachine uitvoering, aangesloten op de centrale huishoudcomputer, waren voorzien van een slank penvormige staafje: het tot dan toe onbekende, maar nu niet meer uit ons leven weg te denken ‘likkepotlood’.

Met behulp van de in dit staafje verborgen scanner kon men voor het eerst een volledig overzicht krijgen van alle gegevens over dranken of voedsel, die tot dan toe voor de consument verborgen waren gebleven. Niet langer was men afhankelijk van moeilijk interpreteerbare opschriften, maar kon men direct zelf de mate van radioactiviteit van de consumptie, het suiker- en vetgehalte, mogelijke allergenen en de herkomst – naar regio en producent - van de diverse ingrediënten meten. Deze gegevens geven ook direct toegang tot test- en analyserapporten van de WHO en Consumentenbond.

In later uitvoeringen werden volledig op de gebruiker toegesneden en pro-actieve applicaties toegevoegd. Sindsdien programmeren wij ons likkepotlood met ons genenpaspoort, smaakprofiel en met de activiteiten die we ons voorgenomen hebben en krijgen wij een voedingsadvies op maat. ‘Eten wat de pot schaft’, was hiermee voor de, snel groeiende, ‘incrowd’ voltooid verleden tijd.

Het likkepotlood en de bijbehorende keukenapparatuur vloog de winkels uit. Vandaag de dag is de omzet in likkepotloden groter dan de gecombineerde omzet van koffiezetapparaten en broodroosters.

Kunnen wij op grond van deze korte historische schets enig inzicht krijgen in onze voedingsgewoonten in 2030? Ik ben geneigd Mark Twain te citeren: “De kunst van het profeteren is erg moeilijk – vooral wanneer het de toekomst betreft.” Daar zou ik nog aan willen toevoegen dat normatieve uitspraken over de toekomst nog moeilijker zijn.
Scientific America bezondigde zich ooit – met betrekking tot een heel ander onderwerp – over een dergelijke normatieve voorspelling. In hun uitgave van juli 1899 verwelkomden zij de komst van de auto met de woorden:
“The improvement in city conditions by the general adoption of the motor car can hardly be overestimated. Streets clean, dustless and odorless, with light rubber-tired vehicles moving swiftly and noiselessly over their smooth expanse, would eliminate a greater part of the nervousness, distraction, and strain of modern metropolitan life.”

Of de introductie van ‘designer generational food’ van Foodtronics of NEP’s (Nestlé & Philip’s) likkepotlood zullen leiden tot een leven zonder ziekte en gebrek voor hen die het zich kunnen veroorloven? Ik durf het niet te zeggen. Tijdens het samenstellen van deze capita selecta uit de geschiedenis van de voeding kwam ik echter wel tot één ondubbelzinnige conclusie: hoewel de scheidslijn tussen ‘wij’ en ‘zij’, die altijd mede tot uitdrukking kwam in voedingsgewoonten, in de recente geschiedenis sterk veranderd is, is er één aspect onveranderd gebleven. Dit aspect behoort echter niet of nauwelijks tot het domein van de geschiedwetenschap, maar eerder tot de antropologie. Het betreft de rol van voeding als sociaal bindmiddel. Ook de voeding zelf staat hierbij niet centraal, maar het zijn de eetgewoonten, in de meest brede zin van het woord, die de basis vormen van de gemeenschap.

Eetgewoonten vormen het fundament onder familie- en verwantschapsrelaties en dit is één aspect van de voeding, dat als historische constante kan gelden en niet aan veranderingen onderhevig lijkt.

drs. Lara van Druten m.m.v. drs. Willem Minderhout, 2002

Geen opmerkingen:

Een reactie posten