Willem Minderhout, Socialisme & Democratie, B a r t T r omp | 2 0 0 7
Wil ik iets schrijven over Bart Tromp in duizend woorden? Natuurlijk. Maar wat? Het mag natuurlijk geen hagiografie worden. Het moet persoonlijk zijn. Subjectief. ‘Bart en ik.’ Maar het mag natuurlijk ook niet ontaarden in een soort zelfpromotie: ‘kijk eens hoe belangrijk ik in Barts leven was.’ Misschien een schets van het belang van Bart in mijn leven? Laat ik het proberen.
Als ik Bart tegenkwam, zei hij nooit iets als: ‘Ha, Willem.’ Hij draaide zijn hoofd een beetje naar boven en sprak me, met een lichte twinkeling in zijn ogen, plechtstatig aan met: ‘Partijgenoot!’ Zo nam hij ook de telefoon aan.
Voor mijn verjaardag in 2004 kreeg ik van Bart zijn boek Frisgewassen doedelzak. ‘Voor Willem. In dank en waardering voor zijn inspanningen voor de socialistische idee’, heeft hij erin geschreven. Twee jaar eerder noteerde hij in Het sociaal-democratisch programma: ‘Voor mijn trouwe partijgenoot.’ Ik vatte dat altijd op als ironie, maar wel, denk ik, ironie met een serieuze ondertoon. ‘De Partij’ was belangrijk voor Bart. Te belangrijk om aan willekeurige partijgenoten over te laten.
Zelf zie ik de partij als een vreemde mengeling van verschillende verschijningsvormen van ‘de idee’ van de partij in de hoofden van de leden ¬ een ‘virtueel netwerk van netwerken’, om het postmodern uit te drukken, of wat klassieker als ‘Wille und Vorstellung’. Bij Bart was de partij ¬ gezien zijn nimmer aflatende strijd tegen de verwording van beginsel en organisatie ¬ wellicht zelfs een ‘Platoons Idee’.
Margo Trappenburg verwoordde precies dat gevoel toen ze in NRC Handelsblad schreef dat ze van Bart geleerd had ‘dat je als sociaaldemocraat in Nederland lid bent van een imaginaire Partij van de Arbeid, die hemelsbreed verschilt van de reëel bestaande PvdA, en dat je dus als eenvoudig partijlid niet mag worden aangesproken op idiote beslissingen van PvdA-bewindslieden in heden en verleden.’
Achteraf interpreteer ik daarom Barts gebruik van het woord ‘partijgenoot’ bij elke begroeting als een teken dat ik was toegelaten tot zijn ‘virtuele PvdA’. En daar ben ik maar wat trots op!
Terzijde: ‘virtueel’ is afgeleid van ‘virtú’ en dat is volgens Machiavelli de politieke energie waarmee de grillige Fortuna tegemoet moet worden getreden. Was dat de reden dat Bart de vleesgeworden Fortuna, ‘Pim’, zo fel attaqueerde?
Zijn zus Greetje haalde bij de herdenkingsbijeenkomst voorafgaand aan Barts crematie het citaat van Plato aan dat Bart als motto in de Frisgewassen Doedelzak opnam: ‘Maar heb je nooit opgemerkt wat een armzalig ding dat is, een mening zonder kennis?’ Barts meningen waren altijd op kennis gebaseerd. Als praktiserend politicus probeer ik me daaraan te houden, al weet ik dat ik keer op keer faal. Te veel feiten, te weinig tijd.
Toen ik in 1994 GroenLinks verliet en me bij de PvdA aansloot, vroeg ik mij de eerste maanden af of die partij wel echt bestond. Dat was op dat moment nauwelijks het geval, maar ze begon langzaam maar zeker weer een beetje op te krabbelen. Ik besloot mij nuttig te maken voor de sociaal-democratie door ¬ modern, modern! ¬ een website te bouwen. Zo zouden de pg’s hun boodschap wereldkundig kunnen maken!
Dit optimistische begin leidde tot een jarenlange wanhopige strijd om ‘content’, die samengevat kan worden door de verzuchting die ik ooit in de latere elektronische nieuwsbrief De Rauie Regah slaakte: ‘Wegens het reces vervalt deze keer de rubriek “Geen nieuws uit de fractie”.’ In mijn zoektocht naar ‘content’ dacht ik op een zeker moment aan Bart. Als iemand een stroom kopij op gang kon houden, dan was hij dat wel.
Met lood in de schoenen vroeg ik hem of ik zijn gepubliceerde columns op mocht nemen. (Ik had één keer college van hem gehad tijdens een reeks waarin Alfred van Staden ons de beginselen van de Internationale Betrekkingen probeerde bij te brengen, dat was ¬ tot dan toe ¬ de enige ‘ontmoeting’ geweest.) Hij nodigde me uit aan de Waalsdorperweg voor een zeer onderhoudend gesprek en ik kon Bart op de lijst ‘vaste medewerkers’ van de Regah bijschrijven.
Vanaf 1999 zette ik al die columns op een aparte website. Hoewel dat geen geringe aanslag op mijn nachtrust was, deed ik dat met plezier. Niet alleen ontsloot ik Bart voor ‘de wereld’, op die manier kon ik ¬ als niet Parool-lezer ¬ zelf zijn stukjes lezen. Niet iedereen was daar overigens even blij mee. Een column over ‘Tineke Netelenbos en de Betuwelijn’ werd door veel pg’s als schandalig betiteld.
Wat ik wel las, uiteraard, was S&D. In die tijd was ik met een aantal vrienden ‘gegrepen door de mondialisering’. Met de dikke trilogie van Manuel Castells als basis wilden we de invloed van the information age op maar liefst alle aspecten van de Nederlandse maatschappij aan diepgravende beschouwingen onderwerpen. Ik greep daarvoor onder andere terug op Immanuel Wallerstein. Dat leidde tot een stukje over diens boek Utopistics. Ik vroeg Bart of dat misschien iets voor s&d was. Dat bleek een schot in de roos te zijn. Bart bleek niet alleen een groot Wallerstein-kenner te zijn ¬ dat wist ik destijds niet ¬ het sloot ook goed aan op het jaarboek over ‘hedendaags kapitalisme’ dat op het punt van verschijnen stond en waarin Bart een fors essay aan Wallerstein wijdde.
In Socialisme & Democratie, jrg. 56, nr 7/8, 1999 werd mijn stukje afgedrukt. Ik was zo trots als een aap met zeven staarten. Ik verwachtte applaus en bewondering van mijn partijgenoten vanwege het feit dat ik in dat prestigieuze periodiekwas doorgedongen. Dat bleef echter uit. Niemand bleek s&d te lezen! Dit intellectuele bolwerk bleek vooral een virtueel bolwerk te zijn. Ik was echter voorgoed voor het schrijven gewonnen.
Er is geen ruimte meer voor de voorzitterscampagne, de achtertuinbijeenkomsten bij Bart met Maarten Hajer en Paul Bordewijk waar het ‘alternatieve beginselprogramma’ ontstond, Bart en de opera, mijn scherpzinnige ontdekking dat Bart zijn hele schrijvende leven lang de voornaam van Kolakowski verkeerd gespeld heeft, over Willem van de Velde de oude en het collegiaal bestuur en wat al niet. Wordt vervolgd.
Maar nog één ding moet me van het hart. Hoewel alle vergelijkingen mank gaan, is de positie van Bart als commentator en polemist vergelijkbaar met die van Jacques de Kadt. Dat was voor de naoorlogse PvdA geen beletsel om dit lastpak een Kamerzetel aan te bieden. In die tijd hanteerden ze nog niet zulke gesofisticeerde criteria als ‘verjonging’, ‘vernieuwing’ en ‘gender mainstreaming’. Ze hielden er blijkbaar nog zoiets obsoleets als een kwaliteitsbeleid op na.
O tempora, o mores!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten