woensdag 23 maart 2011

Een avond met Manuel Castells

(Verschenen in Socialisme & Democratie, 11/12, 2001)

Op maandag 7 oktober deed de op één na beroemdste Manuel uit Barcelona Nijmegen aan op uitnodiging van het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap. Door een gelukkige samenloop van omstandigheden viel mij een kaartje voor een zitplaats ten deel. Ik wilde hem wel eens live meemaken, dus spoedde ik mij naar de aula van de Katholieke Universiteit Nijmegen. De aula zat (en stond) werkelijk stampvol en het publiek bleek, om het mondiale karakter van de ‘Network Society’ te onderstrepen, uit alle windstreken, tot Latijns Amerika aan toe, te zijn toegestroomd.

Inhoudelijk had ik geen andere verwachting dan dat Castells ‘The information age’ nog eens bondig zou samenvatten. Wat dat betreft was het een soort concert bezoek: is Manuel live net zo goed als in geschrifte? En dat viel niet tegen. In een goeddoortimmerd en gedreven betoog zette hij het theoretische raamwerk uiteen waarmee hij de Network of Informational Society tracht te verklaren. Misschien is het in Castells’ geval beter om te praten van een heuristiek in plaats van een theorie, want ook in Nijmegen verklaarde hij menigmaal dat hij theorie slechts ziet als een ‘wegwerpinstrument’ om de werkelijkheid te verklaren. Nijvere Castellisten herkenden veel van zijn verhaal. Het volgde in grote lijnen zijn essay dat in het millennium nummer van het British Journal of Sociology verscheen.

Castells had echter goed zijn best gedaan om voor het gezelschap geografen zijn verhaal toe te spitsen op "The crisis of the city".

Deze crisis bestaat eruit dat, hoewel de wereld vrijwel volledig geürbaniseerd is en de stad ten gevolge van de erosie van de natiestaat aan belang wint, de traditionele stad qua functie, betekenis en vorm aan het verdwijnen is.

Volgens Castells wordt de functie van de stad uiteengerukt tussen de wetten van de ‘mondiale netwerken’ en de noden van de lokale bevolking. Om deze versplintering te schetsen gaat Castells zelfs nog een stap verder dan in zijn eerdere analyse van de ‘global city’. Steden zijn in zijn optiek verdichtingen, knopen, waar vele wereldomspannende netwerken elkaar treffen, maar die functioneel over de hele wereld uitwaaieren: Londen is geen global city, maar vele stukjes Londen behoren tot even zovele wereldomspannende ‘global cities’. De stad als betekenisgever, als kristallisatiepunt voor een ‘civil society’ of een publiek sfeer, komt hierdoor onder druk te staan en de politiek verliest zijn legitimiteit. Er is geen dominante cultuur meer, vastgelegd in instituties, waar mensen zich op kunnen richten. Hij voorziet hierdoor een verregaande sociale desintegratie, nog versterkt door de laatst overgebleven ‘betekenisgever’: de media. De media volgen, gedreven door commerciële motieven, iedere ‘hype’ en zijn dus eerder cultuur volgend dan constituerend.

Castells haalde als bewijs voor zijn stelling dat de politieke legitimiteit – met in het kielzog het publiek domein - verdwijnt een VN rapport aan waarin wordt beweerd dat tweederde van de wereldbevolking zich niet politiek gerepresenteerd acht.

Na het openen van deze doos van Pandora, wilde Castells – hoewel hij stelselmatig weigerde uitspraken over de toekomst te doen - toch wel iets zeggen over een mogelijke remedie voor al dit malheur. Verrassend genoeg sloot zijn remedie naadloos aan bij het pleidooi dat Hajer en Reijndorp onlangs ten bate van het publiek domein publiceerden.

De ‘time-space’ ontbreekt om beide betogen minutieus met elkaar te vergelijken. Opvallende, maar deels anekdotische, verschillen zijn er wel in de beide betoogtrants. Castells benadrukte vooral dat waar – soms letterlijk, maar in ieder geval figuurlijk - een gemeenschappelijke taal ontbreekt ‘learning by doing’ geboden is. Er dienen gelegenheden gecreëerd te worden, waarin de stadbewoners door samen te werken weer nieuwe gezamenlijke betekenissen creëren.

Hajer en Reijndorp beperken zich expliciet tot de gebouwde omgeving, die tot dit soort uitwisseling van ervaringen gelegenheid moet geven. Zij noemen daarbij de Ramblas als een geslaagd voorbeeld. De Barcelonees Castells noemde juist die Ramblas als een toeristisch domein dat door de gewone Catalaan gemeden wordt als de pest. Castells prijst vervoersknopen aan als potentiële ‘public space’. Hajer en Reijndorp beschrijven dit soort oorden (in navolging van Augé) juist als ‘niet plaatsen’, quasi-machinale doorgangsruimtes.

Alle drie wijzen op de ontwikkeling dat de herontdekking van de stedelijke ‘identiteit’ juist leidt tot een kunstmatige non-identiteit: de stad als themapark. Op mijn vraag aan Castells of hij het Disney-stadje Celebration als het voorbeeld voor toekomstige stedenbouw – het themapark als stad – zag, kreeg ik helaas ten antwoord: "With all due respect, I don’t answer questions about the future". Jammer, ik had Castells wel eens willen horen uitweiden over dit soort postmodern new urbanism. Castells had wel al beweerd geen postmodernist te zijn, hoewel hij een zwak heeft voor Baudrillard.

Met een hoofd vol publiek domein spoedde ik me huiswaarts. Hier trof ik in de mail een artikel van genoemde Baudrillard aan, waarin hij naar aanleiding van de Franse Big Brother (Loft Story) en het boek ‘La Vie Sexuelle de Catherine M.’ schrijft: "At a time when television and the media in general are less and less capable of accounting for the world's (unbearable) events, they rediscover daily life. They discover existential banality as the deadliest event, as the most violent piece of information: the very location of the perfect crime. Existential banality ~is~ the perfect crime. And people are fascinated (but terrified at the same time) by this indifferent "nothing-to-say" or "nothing-to-do," by the indifference of their own lives. Contemplating the Perfect Crime --banality as the latest form of fatality-- has become a genuine Olympic contest, the latest version of extreme sports."

Het publiek domein is al ontdekt door de media. Het is tegenwoordig overal – met camerabewaking - en lijkt geen soelaas meer te bieden. Misschien hebben we elkaar wel niets meer te zeggen, omdat we gewoon niets meer te zeggen hebben.

Willem Minderhout

Geen opmerkingen:

Een reactie posten