woensdag 23 maart 2011

Moedwil of misverstand: de buitenlandse politiek van George W. Bush.

Verschenen in Socialisme & Democratie 9, 2004

“I think that many of the things which civilized people did were highly barbarous. But this is a personal whim which I have tried to keep out of the text.” [1]

“And so the Great Powers and the people of Shanklin, Isle of Wight, drew their net in ever-tightening circles around the most dangerous threat to peace the world has ever faced. They bombed Cairo, Bangkok, Cape Town, Buenos Aires, Harrow, Hammersmith, Stephey, Wandsworth and Enfield... But always it was the wrong place.“[2]

Eén ding is zeker: een evenwichtig ‘Bush, voor en tegen’ in de stijl van Pieter Geyl zal nog wel eens lang op zich kunnen laten wachten. Ieder boek, ieder artikel, ieder persbericht werpt weer een ander licht op de zaak, zonder dat er een definitief antwoord kan worden gegeven op de vraag of de VS uit idealisme of berekening handelen, noch op de vraag of deze politiek tot een stabielere, veiligere en vrijere wereld zal leiden.

Pieter Geyl’s verzuchting: “De gedachte dat Revolutie en Dictators hun wetmatigheid bezitten, heeft zich regelmatig aan mij opgedrongen” gaat ook nu op,[3] want de ‘wereldorde’ had geen Bush nodig om uit evenwicht te raken. De vraag is echter of Bush een deel van de oplossing is, of een deel van het probleem. Dit vormt tevens weer een mooie aanleiding om te filosoferen over het belang van de persoonlijkheid in de geschiedenis, want het is slecht denkbaar dat als het Hooggerechtshof Al Gore tot president had uitgeroepen de zaken een zelfde keer hadden genomen.

Een waardering van en positionering ten opzichte van Bush’ buitenlandse politiek is zeer urgent, omdat ‘links’ ook op dit terrein het initiatief volledig kwijt is. ‘Linkse’ kritiek op het buitenlandse beleid van Bush, vooral ten opzichte van de oud-bondgenoten van de VS Bin Laden en Saddam Hoessein, wordt vooral vanuit conservatieve kringen als behoudend, zelfs immoreel ten opzichte van de onder dictatuur zuchtende volkeren gezien. Tevens wordt ‘links’ ervan beschuldigd dat het terrorisme ongestraft laat, zelfs beloont.

Bart Jan Spruyt, de directeur van de conservatieve Edmund Burke Stichting, constateert dat de ‘progressieve gemeente’ een ‘reactionaire verheerlijker van gepasseerde tijden’ geworden is. Verbazingwekkend genoeg blijkt dat níet als compliment bedoeld te zijn. Spruyt roemt het idealistische neo-conservatieve buitenlandse beleid van de VS inzake Irak: preventieve oorlogen tegen dictatoriale landen ‘die binnen vijf of tien jaar wel’ over massavernietigingswapens zouden kunnen beschikken heeft zijn volledige instemming. [4]

Ook de door mij bewonderde Ian Buruma meent dat links en rechts van plaats zijn verwisseld. “De expansie van het wereldwijde kapitalisme heeft de vertegenwoordigers van links gemaakt tot voorvechters van cultureel en politiek nationalisme. Conservatief rechts was van oudsher niet internationalistisch ingesteld, en zeker niet revolutionair. Zaken doen, stabiliteit, nationale belangen en Realpolitik waren de norm. Democratie was in de ogen van de conservatieve realisten prima voor ons, maar niet voor vreemde volken.” Buruma raadt de critici van Bush aan om zich ‘Kissinger-conservatieven’ en niet langer ‘progressief links’ te noemen. [5]

Twee voorbeelden uit een lange rij critici die links een mat, zo niet laf, ‘realisme’ verwijten in tegenstelling tot het revolutionaire elan waarmee de VS de democratie verdedigen en verspreiden en het terrorisme bestrijden.

Klopt de ‘beschuldiging’ van conservatieve zijde dat ‘links’ ‘rechts’ is geworden en dat het ware idealisme zich tegenwoordig aan de rechterkant van het politieke spectrum bevindt? Een antwoord op die vraag is extra nijpend geworden nu, na ‘Madrid’, het streven van sociaal-democraten in Spanje en Nederland om hun troepen uit Irak terug te trekken wordt beschouwd als ‘wijken voor terreur’.

Om deze vraag te beantwoorden ging ik te rade bij Van Wolferen[6], Laurent[7], Barber[8]: Soros[9] en Clarke[10], maar eerst bewandel ik twee zijwegen om mijn vraagstelling scherper te krijgen.

Revolutie en realisme

Ten eerste langs de door Buruma gesmade Kissinger. Henry Kissinger geeft in de inleiding tot ‘A world restored’[11] weer wat volgens hem het verschil is tussen ‘revolutionaire’ en ‘realistische’ buitenlandse politiek. Het verschil is niet dat een revolutionaire macht zich bedreigd voelt, maar dat niets een revolutionaire macht gerust kan stellen, behalve absolute veiligheid door de volledige uitschakeling van ‘de vijand’. Absolute veiligheid voor de ‘revolutionaire mogendheid’, betekent dus absolute onveiligheid voor alle andere mogendheden. In die omstandigheden kan diplomatie, gericht op beperking van de machtsuitoefening, niet functioneren en erodeert de wereldorde. De vraag is onder welke categorie de buitenlandse politiek van Bush te scharen is.

Conservatisme en idealisme

Samuel Huntington definieert conservatisme als een ‘positionele ideologie’, die in tijden van verandering wijst op de noodzaak en de waarde van bestaande instituties. In dit opzicht is de waarde die ‘progressieven’ hechten aan instituties als de Verenigde Naties en de verzorgingsstaat met recht conservatief te noemen, zij het dat Burke al wees op de noodzaak om een keuze te maken met betrekking tot de te conserveren erfenis.[12] ‘Idealistisch conservatisme’ lijkt een contradictio in terminis. Voor Spruyt blijkt dat dit idealisme echter te bestaat uit het streven naar handhaven van de status quo van de VS als hegemoniale macht. Buruma ziet hierin een progressief streven naar democratie en gerechtigheid, een offensief van de – gewoonlijk niet met conservatisme geassocieerde – Verlichting tegen achterlijkheid, willekeur en onderdrukking. Welke van deze idealen drijft Bush?

Bush: revolutionair, of realist?

De Verenigde Staten kregen de wereld na de val van de Muur in de schoot geworpen, maar die wereld was alles behalve gemakkelijk te reorganiseren tot de ‘New World Order’ van Bush senior. Het wegvallen van de disciplinerende druk van de Koude Oorlog gaf allerlei groepen de kans om, gebruik makend van aanwezige etnische of religieuze tegenstellingen, hun eigen kansen te grijpen. Staten vielen uiteen en er bleek een voedingsbodem te zijn ontstaan voor terreurnetwerken, die voorgangers als de RAF deden verbleken. De Verenigde Naties – zie Joegoslavië, Ruanda etc. – bleek niet in staat om dit soort destructieve krachten in toom te houden.

Na ‘9-11’ moest president Bush handelend optreden. Wat Van Wolferen verbijstert[13], is dat Bush alle kansen op versteviging van internationale samenwerking heeft laten liggen toen de wereld na ‘9-11’ een grote mate van verbondenheid voelde met de VS en de NAVO artikel 5 van toepassing achtte.[14] De VS verloor deze steun grotendeels door de bondgenoten te schofferen en tot de rang van vazal te degraderen. De neoconservatieve visie dat de VS-belangen samenvallen met het algemeen belang, laat zich niet rijmen met overleg met de internationale gemeenschap op basis van gelijkwaardigheid.[15] Het heeft er alle schijn van dat ‘9-11’ werd aangegrepen om een al in concept klaarliggend plan voor een agressieve unilaterale buitenlandse politiek door te voeren. Ook de binnenlandse politieke agenda zou al klaar hebben gelegen. Kort na ‘9-11’ werd de USA Patriot Act - Uniting and Strengthening America by Providing Appropriate Tools Required to Intercept and Obstruct Terrorism Act - aan het Congres voorgelegd, met de boodschap dat ieder amendement onpatriottisch was. Er was maar één dissidente senator, Russell Feingold, die waarschuwde voor het verdwijnen van de burgerlijke vrijheden en voor criminalisering van migranten uit Islamitische landen.[16] Na ‘9-11’ werd zowel op binnenlands als op buitenlands politiek terrein een uiterst ‘revolutionaire’ agenda doorgevoerd. De daaruit voortvloeiende zelfversterkende dialectiek tussen terreur en contraterreur stortte de wereld in ‘het rijk van de angst’.[17]

Leugen en bedrog konden in dit klimaat volgens Soros als effectieve instrumenten worden ingezet, omdat ze dienstbaar waren aan een onfeilbaar geachte ideologische waarheid. Hij vergelijkt de politiek van Bush jr met een zeepbel op de beurs, waarbij schijn en werkelijkheid steeds verder uiteen kunnen lopen, totdat de bel barst. ‘9-11’ bracht de politieke situatie uit evenwicht, zoals de Internethype de beurs uit evenwicht bracht. De daadwerkelijke Amerikaanse dominantie en de neoconservatieve (‘sociaaldarwinistische’) overtrokken interpretatie van die dominantie stuwden elkaar op en versterkten de overtuiging dat de VS unilateraal met militaire middelen inderdaad iedereen hun wil konden opleggen.

Hoe komt het dat de ‘conservatief met compassie’, die zo weinig belangstelling had voor - laat staan kennis had van - buitenlandse politiek tot deze ‘revolutionaire koers’ overging?

Een ‘biografische verklaring’ loopt dood. Van Wolferen blijft steken in een fragmentarisch betoog, waarin hij sterke staaltjes van ’s mans gebrek aan beschaving – het spotten met de smeekbede van een ter dood veroordeelde vrouw bij voorbeeld[18] - en domheid geeft, maar deze afkeer van Bush komt de kwaliteit van zijn boek niet ten goede. In een schets van de Bush-dynastie geeft Eric Laurent[19] een overtuigender beeld van een familie uit de Amerikaanse plutocratie die zich nimmer heeft beknord om de ethische aspecten van het zakendoen, of het nu Nazi-Duitsland, of Saoedi-Arabië (de familie Bin Laden incluis) betreft.

George W. lijkt daar geen uitzondering op. Vanwege het presidentschap van zijn vader gunt de oliewereld hem het voorrecht om flink te verdienen aan falend ondernemerschap en als gouverneur excelleert hij in de uitverkoop van de publieke sector aan zijn vrienden, om over zijn ‘cheerleaderschap’, hij was eigenaar van een honkbalteam, nog maar te zwijgen[20]. Deze ‘secrets inavouables’ zouden echter logischerwijs moeten leiden tot een realistische verklaring ‘waarom de Verenigde Staten Irak aanvallen’, zoals de ondertitel van de Nederlandse vertaling belooft: ‘de olie’ en andere zakelijke belangen. Dat doet Laurent echter niet. George W. Blijft, net als bij Van Wolferen, een in zwart-wit termen denkende onbenul. Volgens Van Wolferen, zoals de titel van zijn boek al aangeeft, brengt Bush wel zélf de wereldorde in gevaar door een onbereikbaar (revolutionair) doel na te streven: ‘de vernietiging van ‘Het Kwaad’.[21] Clarke is minder vernietigend, maar constateert wel dat Bush’ voorkeur voor eenvoudige oplossingen niet adequaat is bij ingewikkelde zaken als terrorisme en Irak.[22]

Om een verklaring te vinden wijken alle geraadpleegde auteurs echter uit naar de ‘revolutionaire’ agenda van de neoconservatieven rond Bush.

Het neo-conservatieve idealisme

De vraag is wat die agenda dan is, is niet eenvoudig te beantwoorden. Neoconservatieven gaan, in navolging van ‘hun’ filosofen Leo Strauss en Alan Bloom, die de doeltreffendheid en het nut van politieke leugens bepleitten, ‘strategisch’ om met de waarheid.[23] Hun credo, de beginselverklaring van het ‘Project for a New American Century’ uit 1997[24] is zo gezien een principieel dubbelzinnige bron, die zich laat samenvatten als een pleidooi voor een activistisch en militaristisch buitenlands beleid gericht op het handhaven en versterken van de Amerikaanse hegemonie en het verspreiden van Amerikaanse waarden. Tot de ondertekenaars behoorden, naast Cheney, Rumsfeld en Wolfowitz uit de regering Bush, ook broer Jeb. (En ook Fukuyama, leerling van Bloom, maar ondertussen bij de neocons in ongenade gevallen wegens zijn intellectuele integriteit.[25])

Vreemd zal dit gedachtegoed George W. dan ook niet zijn geweest. De beginselverklaring kan gezien worden als de onderlegger van Bush’ Nationale Veiligheidsstrategie, waarin het recht op preventieve oorlogvoering wordt geponeerd, omdat men moet kunnen ‘optreden tegen bedreigingen voordat zij tot wasdom zijn gekomen’[26]. Barber beschrijft dit als een omgekeerd isolationisme: als Amerika de wereld niet kan buitensluiten, dan moet ze de wereld herscheppen in één groot Amerika.

Bush lijkt Barber’s pleidooi uit Jihad versus McWorld over te nemen om de saaie zakelijkheid van McWorld te verenigen met de passie van Jihad onder de banier van het streven naar democratie.[27] De uitvoering staat Barber echter bepaald niet aan vanwege de arrogantie waarmee Bush de VS als na te volgen ideaaltype afficheert en de principiële onverenigbaarheid van preventieve oorlogvoering met een democratisch bestel.[28] Soros noemt dit streven een ‘primitief soort sociaaldarwinisme’ gericht op Amerikaanse suprematie.[29]

Retoriek is één ding, de waarheid achter die retoriek is daar niet eenduidig uit afleidbaar, zelfs als we Strauss en Bloom buiten beschouwing laten. Van Wolferen geeft een uitgebreide schets van de bonte verzameling voor Bush electoraal interessante groeperingen die tevreden gehouden moeten worden. De simpele zwart wit opvattingen van Bush zijn, zo niet gemeend, dan toch effectief om deze belangengroeperingen op één lijn te brengen en het neoconservatieve idealisme is wellicht een ideale dekmantel voor buitengewoon realistische verlangens, die uiteindelijk gezamenlijk resulteerden in de aanval op Irak.

De onmenselijkheid van Saddam kan geen afdoende verklaring zijn, want dan valt er nog een rijtje dictators op te noemen. De belangrijkste beschuldiging, de gifgasaanval op Hallabja, stamt zelfs nog uit de tijd dat Saddam bondgenoot van zowel de VS als het Oostblok was.[30] Waar het de bestrijding van terrorisme betreft zijn de bondgenoten Pakistan en Saoedi-Arabië veel voor de hand liggender objecten.[31]

Blijven over geostrategische overwegingen. Een democratisch Irak moet de democratie als ‘een olievlek’ verspreiden over het Midden Oosten. Soros acht het afdwingen van de Roadmap to Peace en het beëindigen van het Israëlisch Palestijnse conflict veel effectiever om democratisering van het Midden Oosten wordt te bereiken. De Republikeinse Christen fundi’s, de Armageddon-liefhebbers[32] en de relatie van een aantal Joodse neocons (Wolfowitz) met reactionaire Israëlische kringen zouden deze weg echter geblokkeerd hebben. (Zie de kritiekloze houding t.o.v de agressieve politiek van Sharon.)

Ook de belangen van het industrieconglomeraat dat verbonden is aan de Bush-Cheney regering wordt als verklaring genoemd. Bush prestaties als gouverneur die de ‘spoils’ van de liberalisering aan zijn vriendjes toedeelde, maar ook de nauwe betrokkenheid van Cheney bij Halliburton, Karl Rove met Enron[33] etc. in aanmerking genomen, ligt dit in de lijn der verwachtingen. Clarke geeft sterke staaltjes van de ‘spoils’, die Bush ook nu nog aan zijn vriendjes uitdeelt.[34]

De in de regering Bush samengebalde ‘oliebelangen’ maken het voor Soros onwaarschijnlijk dat deze overwegingen geen rol hebben gespeeld. Van Wolferen noemt dit zelfs een geruststellende gedachte, omdat de geheime agenda in dit geval ‘gewone conservatieve’ politiek zou zijn.[35]

Een andere verklaring zou kunnen zijn dat Irak een mooi speelveld leek te vormen om het nieuwe Amerikaanse buitenlandse beleid aanschouwelijk uit te dragen: “zie maar wat er gebeurt als je niet voor ons bent.” Een geïsoleerd en door een erkende slechterik geregeerd land als Irak leent zich daar in eerste instantie beter voor dan het ingewikkelde Noord Korea, of het relatief kalme Iran.[36]

Dit amalgaam van belangen en doelstellingen lijkt de ingreep in Irak onkwetsbaar te maken voor kritiek. Als er geen massavernietigingswapens gevonden worden, dan is herstel van de democratie het doel. Als het herstel van de democratie tegenzit, dan is de strijd tegen het terrorisme – dat in het post-Saddam tijdperk Irak uiteindelijk toch in zijn greep lijkt te hebben gekregen - weer het eigenlijke motief.

Dit kluwen maakt het niet eenvoudig om te bepalen of ‘9-11’ een Pearl Harbour was, een gerede aanleiding om ten strijde te trekken, of een Reichstagbrand, een welkom argument om een reeds voorgenomen politiek door te voeren. Zelfs lezing van Clarke’s verslag van binnenuit maakt dat niet echt duidelijk, of leert dat het beide was. Mensen als Rice en Wolfowitz waren zo gebrand op een aanleiding om Irak aan te vallen, dat ze – mijn interpretatie - waarschijnlijk werkelijk geloofden in een betrokkenheid van Irak. Al Qaeda hadden ze tot dan toe schromelijk onderschat, zo goed als genegeerd zelfs. [37]

De aanval op Irak, anders dan de omverwerping van het Taliban-regime in Afghanistan[38], had geen enkele relatie met de strijd tegen het terrorisme van Al Quaeda. De angst voor aanwezigheid van chemische en bacteriologische wapens mag misschien gegrond zijn geweest (‘Het Westen’ had de grondstoffen immers zelf geleverd), maar de VN-wapeninspecties waren daar een effectief middel tegen. De angst voor atoomwapens, of een anderszins directe bedreiging van ‘het Westen’ is nooit gefundeerd geweest. Ook van een ‘As van het Kwaad’ was geen sprake.

Dat de neocons in de Bush-regering ‘bewijsmateriaal’ tegen Irak willens en wetens hebben opgesekst door reguliere informatie van Pentagon en CIA een ‘spin’ te geven staat ondertussen onomstotelijk vast. Hiertoe werd de afdeling Special Plans opgericht, die zich wijdde aan het ‘vinden’ van bewijzen voor de banden van Saddam met Al Quaeda en het bezit van massavernietigingswapens (waaronder kernwapens) om aan te tonen dat Saddam een acuut gevaar was voor de regio en de VS zelf, waarbij informatie uit uiterst dubieuze bronnen nog werd aangedikt.[39]

Het waarom van deze neoconservatieve verbetenheid wordt mij niet duidelijk. Afgezien van een begrijpelijk kater naar aanleiding van de afloop van Desert Storm[40], kan alleen een uiterst ‘onconservatief’ geloof in de maakbaarheid van de samenleving een begin van een oplossing bieden

Perspectieven en alternatieven

"Simply opening markets and waiting for free trade to solve problems frequently does not work. We need to acknowledge and seriously address the medium-term social and political problems created by trade globalization."[41]

De bezetting van Irak zal, volgens Soros, tot een ontnuchtering leiden en de zeepbel zal barsten.[42] Van Wolferen schetst een beeld, dat daar, de metafoor van de zeepbel incluis,[43] volledig mee overeenstemt. Clarke schetst de totale desintegratie van het Midden Oosten, zelfs als Irak tot een ‘Jeffersonian’ democratie kan worden omgesmeed.[44]

Matigende krachten in de binnenlandse politiek zouden door de commercialisering van de media, de ontaarding van het bedrijfsleven, de verdwijning van de civil society en het bankroet van de Democratische Partij - dit alles trekt in de meest sombere bewoordingen voorbij - zo goed als volledig ontbreken. Soros verklaart deze revolutionair rechtse dynamiek uit het samengaan van ‘marktfundamentalisme’ en ‘religieus fundamentalisme’ binnen de Republikeinse partij, dat twijfel noch tegenspraak duldt[45] en waarbinnen vrijhandel ‘een moreel principe’ is.[46]

Alle geraadpleegde auteurs concluderen dat de buitenlandse politiek van de VS uiteindelijk alleen kan worden verklaard uit een verblind ideologisch streven naar wereldheerschappij. Kunnen de VS deze politiek blijven voeren, of zal deze zichzelf in de staart bijten? De militairtechnologische superioriteit van de VS stelt ze in staat om de legers van nationale staten, vrijwel zonder verliezen aan eigen kant, te vernietigen, maar niet om de harten van de bevrijde volkeren te winnen.

Als het doel van Bush jr het verdedigen en uitbouwen van de Amerikaanse hegemonie is, opdat Amerika de wereld in zijn eigen beeld herschept dan is het bestaan van terreurgroepen een welkom alibi om die agenda te volgen. Bin Laden als ‘Goldstein’, Orwell zat er zo gezien in ‘1984’ maar twintig jaar naast. Bush en Bin Laden zou je dan als ‘frères–ennemis’ kunnen beschouwen, want Al Quaeda heeft er op zijn beurt belang bij dat Amerika als een bedreiging voor de ‘Muslim way of life’ kan worden afgeschilderd.[47]

De weg uit het moeras

“Je hebt verstandig gesproken, Sancho,” antwoordde Don Quichot, “wij zullen het tot onze wijsheid maken om niets te doen, totdat de kwaadaardige aspecten van de planeten, die nu regeren, voorbij zijn.” Cervantes.

De aanval op het WTC en het Pentagon wordt door alle auteurs gezien als een Pearl Harbor. De VS konden dit niet over hun kant laten gaan. De neo-conservatieven achter Bush grepen dit ‘Pearl Harbor’ echter aan om er een ‘Rijksdagbrand’ van te maken: het doorslaggevende argument om hun eigen revolutionaire agenda door te voeren op weg naar een New American Century, waarbij vanwege een samenspel van redenen Irak een aantrekkelijke test case vormde en de eenheid tegen het terrorisme wreed verstoord werd. De bestrijding van het terrorisme was een vals voorwendsel om Irak aan te vallen en blijkt zelfs contraproductief uit te pakken. Is er voor de VS een weg terug uit dit moeras? Is er een alternatieve manier om het terrorisme wel effectief aan te pakken?

Van Wolferen bepleit een keurige onderwerping aan de spelregels van een slagvaardiger te maken VN.[48] Barber en Soros werken dit perspectief verder uit, vanuit een erkenning van de Amerikaanse dominantie, echter gebaseerd op multilaterale verbanden en afspraken. Barber schetst een politiek van ‘preventieve democratie’, die de plaats moet innemen van ‘preventieve oorlog’, die andere culturen in hun waarde laat, maar ander naties en volkeren door scholing en overreding tracht te winnen voor democratische waarden en door de groei van een ‘civil society’ te stimuleren. Voor zover de VS hun tanden moeten laten zien, dan is dat ter handhaving van de regels van deze ‘CivWorld’.[49]

Soros vertoog wijkt daar niet wezenlijk van af. Hij werkt uiteraard het perspectief van zijn ‘open society’ verder uit, een mooi sociaal-democratisch programma van ‘gebreidelde’ mondialisering. De VS moeten hun ‘verantwoordelijkheid’ nemen, maar zich niet door ideologische verblinding laten leiden bij de verbreiding van Westerse waarden.[50] Hij waagt zich aan een voorspelling met betrekking tot Irak. Hij ziet drie mogelijke scenario’s: Bush zet door en slaagt erin Irak te stabiliseren; Bush ziet zijn vergissing in en stuurt de neocons de laan uit; of iets daartussenin. Hij betwijfelt of Bush in staat is om de tweede variant, de lijn Powell, te gaan volgen. Voor een diepgaande hervorming en het herwinnen van vertrouwen is een andere president nodig.[51]

De vier auteurs tonen overtuigend aan dat het buitenlands beleid van Bush van leugen en (zelf?)bedrog aan elkaar hangt. Vooral Van Wolferen schetst daarbij een desolaat beeld van de binnenlandse voorwaarden om een dergelijk beleid te kunnen uitvoeren. Deze ondergang van de Amerikaanse samenleving wordt door het beleid van Bush - verlaging van belastingen, sociale en milieu uitgaven - nog verdiept. Toch denk ik, de sterk in kracht toenemende anti-Bush oppositie en de kansen van Kerry in aanmerking genomen, dat Van Wolferen een te somber beeld schetst. Nog zijn de VS niet het Iran van het Westen.

Mocht Bush voor een tweede termijn gekozen worden en zijn huidige politiek vervolgen dan is het niet ondenkbaar dat het hoofd van Abraham Lincoln, de Amerikaanse Machiavellistische ‘Prins’ bij uitstek[52], van Mount Rushmore zal vallen[53]. Chaos zal ons deel zijn.

Wat leert lezing van deze boeken met betrekking tot de Nederlandse militaire betrokkenheid in Irak? Op zijn minst dat de regering Balkenende nu eens openlijk zou moeten toegeven dat ze onder valse voorwendselen achter de politiek van de VS is gaan staan. In antwoord op de vraag of we onze aanwezigheid moeten continueren is volgens mij cruciaal of er sprake zal zijn van een VN-mandaat en een betrouwbare overgangsregering die daartoe verzoekt.

Maar dan spring ik ver over de bespreking van de boeken heen. Vijf exemplaren uit een stroom die voorlopig nog niet zal zijn opgedroogd.

Rest mij een laatste oordeel:
  • Laurent’s boek is een prima inleiding op de film ‘Fahrenheit 9/11’. 
  • De boeken van Soros en Barber zijn onderling uitwisselbaar en vooral van belang vanwege de geschetste alternatieve politieke koers. Mocht Bush een tweede termijn krijgen, dan kan de regering Bos 1 daar zijn voordeel mee doen: zorg voor goede educatie; stimuleer kwaliteitsmedia en ga mediaconcentraties tegen; ga niet al te verkrampt om met culturele minderheden; versterk de ‘civil society’; breidel ‘het kapitaal’; streef bij de politieke vernieuwing niet naar plebiscitaire oplossingen met alle gevaren van demagogie en plutocratie opdat in ieder geval Nederland een ‘open society’, een ‘CivCountry’ blijft.
  • Van Wolferen schetst wat er gebeurt als je dit soort maatregelen achterwege laat. Kortom: word geen VS en houd vast aan de VN. Een ambitieuze, maar tamelijk conservatieve agenda dus. Misschien kan prinses Mabel haar vriend Soros eens bij Balkenende introduceren. Van Wolferen’s boek verdient het om een, in minder grote haast geschreven, tweede bijgewerkte druk te krijgen. Het is een rijk boek, maar nogal slordig van compositie en overemotioneel van toon.
  • Clarke’s boek ten slotte, zal als ooggetuigenverslag een bron van waarde blijven. Bovendien leest het als een thriller van Le Carré. Een absolute aanrader!

Willem Minderhout

[1] A.J.P. Taylor, From Sarajevo to Potsdam, Londen, 1978 (1966), p. 8.

[2] 'Mr. Neutron is still missing', Monty Python's Flying Circus,

[3] Pieter Geyl, Napoleon, voor en tegen in de Franse geschiedschrijving, Utrecht, 1946, p. XIV.

[4] Bart Jan Spruyt, ‘Idealisme drijft conservatieven’, Groene Amsterdammer, 18 oktober 2003.

[5] Ian Buruma, ‘De morele verlamming van links’, NRC Handelsblad, 20-09-2003.

[6] Karel van Wolferen, De ondergang van een wereldorde, Contact Amsterdam, 2003

[7] Eric Laurent, La guerre des Bush : Les secrets inavouables d'un conflit, Plon Parijs 2003.

[8] Benjamin Barber, Het rijk van de angst, AMBO/Manteau Amsterdam Antwerpen 2003

[9] George Soros, De zeepbel van de Amerikaanse macht, Contact Amsterdam 2004, p. 17-20.

[10] Richard Clarke, Against all enemies, Free Press, New York etc. 2004

[11] Henry Kissinger (2000; 1957), A world restored. Metternich, Castlereagh and the problems of peace 1812-1822, Phoenix Press Londen p. 1-3.

[12] Jerry Z. Muller, ‘What is conservative social and political thought?’, in: Conservatism, an anthology of social and political thought from David Hume to the present, Princeton University Press, Princeton 1997.

[13] Van Wolferen bevindt zich hier in het gezelschap van de voormalige neo-conservatieve goeroe Francis Fukuyama. Zie het interview van Pieter van Os, ‘Niemand luister meer naar mij’, Groene Amsterdammer, 22 november, 2003.

[14] Van Wolferen, 23-24. 43. Soros, 42.

[15] Barber, p.70-82.

[16] Senator Russell Feingold, Statement on the Anti-Terrorism Bill (Oct. 25, 2002), zie ook Soros, 42-45.

[16] Soros, 26-27.

[17] Barber, p. 30-31.

[18] Van Wolferen, p. 55.

[19] Eric Laurent, 2003.

[20] De benaming ‘cheerleader’ is van Gore Vidal. Marc Cooper, ‘Gore Vidal, de allerlaatste verdediger van de republiek’, in: Gore Vidal, Droomoorlog, Arbeiderspers Amsterdam Antwerpen, 2003, p. 164.

[21] Van Wolferen, p. 62-66.

[22] Clarke, p. 243.

[23] Danny Postel, Noble lies and perpetual war (Interview met Shadia Drury), www.opendemocracy.org 2003; Saul Bellow beschrijft Bloom in Ravelstein, Viking New York, 2000, besproken in: Shadia Drury, ‘Gurus of the right’, www.uregina.ca/arts/CRC/gurus.html; ‘Con man’ betekent in Amerikaans slang ook ‘oplichter’, confidence man’, in dit geval zeer toepasselijk.

[24] Integraal afgedrukt in: Soros, p. 17-20.

[25] Pieter van Os, ‘Niemand luistert meer naar mij’, interview met Fukuyama, Groene Amsterdammer, 22 november 2003.

[26] Barber, p. 84.

[27] Barber (2003), p. 70-72; Benjamin Barber, Jihad versus McWorld, Ballantine New York, 1995.

[28] Barber, p. 141–148.

[29] Soros, p. 16

[30] Slechts een aantal West Europese landen, het Europese parlement en de Socialistische Internationale waren indertijd ondubbelzinnig in hun protest. Kendal Nezan. ‘Quand « notre » ami Saddam gazait ses Kurdes’, Le Monde Diplomatique, maart 1998.

[31] Barber, 111 e.v.

[32] Van Wolferen, 236; Soros, 55-56.

[33] Wayne Madsen, ‘Exposing Karl Rove’, CouterPunch, 1 november 2002.

[34] As one Republican columnist told me, “These guys are more inbred, secretive, and vindictive than the Mafia.”, Clarke, p. 245.

[35] Van Wolferen, 201 e.v.

[36] Soros, 54 e.v.

[37] Clarke, p. 30.

[38] Volgens Soros, p. 47-50 en Van Wolferen, p.140 zijn de Taliban weliswaar verslagen, maar is er van bevrijding niet of nauwelijks sprake. Clarke spreekt van een halfslachtige aanpak, p. 275.

[39] Naast Clarke, zie: Seymour Hersh, ‘Selective Intelligence; Donald Rumsfeld has his own special sources. Are they reliable?’ New Yorker 12-05-2003; John Diamond, ‘Tenet: CIA lax in policing Iraq war claims’, USA Today, 10-04-2004.

[40] Clarke, p. 65, 66.

[41] Clyde Prestowitz, ‘Is the United States a Rogue Nation? Doubts of a U.S. Conservative’, The Globalist, 13 juli 2003

[42] Soros, 155-157.

[43] Van Wolferen, p. 177.

[44] Clarke, p. 284 - 286

[45] Soros, p. 25-26

[46] Van Wolferen, p. 281

[47] Soros, 160. Clarke, p. 246. Bart Tromp trekt in ‘Een paar apart’, Het Parool 12-11-2003 een aardige parallel tussen het streven van Bin Laden en het linkse terrorisme uit de jaren zeventig om de staat ‘te ontmaskeren’, dankzij Bush slaagt Bin Laden, waar de RAF faalde.

[48] Van Wolferen, 329.

[49] Barber, 213 e.v.

[50] Soros, 77 e.v.

[51] Soros, p. 164-165.

[52] Robert Kaplan (2002), ‘Machiavellistische deugdzaamheid’ in: Krijgspolitiek, Spectrum Utrecht, p. 82.

[53] Vrij naar Karl Marx’ Achttiende Brumaire van Louis Bonaparte

Geen opmerkingen:

Een reactie posten