woensdag 23 maart 2011

Pim: de politieke les van een heiligverklaring met behulp van de media

Verschenen als 'Mediaheiligen' in: Socialisme & Democratie juni '02

Dit stuk is gebaseerd op een slechts licht aangepaste en verkorte vertaling van Jean-François Revel, 'Diana : leçon politique d'une canonisation médiatique' (jan. '98) in: Fin du siècle des ombres, Fayard 1999.

Het doel was om te bezien of door de naam 'Diana' door 'Pim' te vervangen (in combinatie met wat marginale aanpassingen in plaatsen en personen) er een consistent en adequaat verhaal over zou blijven. Ondanks dat er ongetwijfeld nog veel meer te vertellen valt - over de onthutsende zwakte van met name de 'Paarse partijen' - en ondanks het feit dat ik niet erg gecharmeerd ben van Revel's elitaire standpunt, blijkt dit het geval. L'histoire se repète.

De algemene stelling dat Pim Fortuyn het slachtoffer was van 'demonisering' door politiek en media berust op een flinterdunne bewijslast. Naar bewijzen werd echter in de eerste weken na 6 mei niet of nauwelijks gezocht. In plaats daarvan schreven de journalisten, met door krokodillentranen verblinde ogen, elkaars stukjes over zonder enige blijk van kritisch vermogen.

Het was niet Pim die door de media achtervolgd werd, maar het was Pim die de media, meer dan ooit na zijn breuk met Leefbaar Nederland, ten eigen bate wist te mobiliseren. Van kwaliteitskrant tot roddelblad lagen ze aan zijn voeten. En Pim maakte daar gebruik van door de media in te zetten bij zijn aanval tegen alle gevestigde partijen, die hem - in zijn ogen - in het verleden belazerd, ondergewaardeerd, vernederd en slecht behandeld hadden. De paarse partijen, maar ook het CDA!

Hij begreep dat pers en media zijn belangrijkste wapens waren om zichzelf populair te maken. Zijn charme was zijn sterke punt, maar die zou tot niets gediend hebben als de media die niet hadden uitvergroot. En Pim was een onuitputtelijke bron van kopij: zowel van de puinhopen van paars, als van de smaak van sperma wist hij nieuwsitems te maken. De vertegenwoordigers van de 'oude politiek' keken bedremmeld toe, verlamd als konijnen in een zoeklicht.

Nadat Pim vermoord werd, blijken zijn discipelen deze media-aandacht echter uit te leggen als de aanleiding tot deze afschuwelijke gebeurtenis: Pim zou 'gedemoniseerd' zijn.

De belangrijkste vraag is echter een geheel andere. Die vraag zou moeten zijn waarom een persoon, die zo ontbloot is van enig historisch, politiek of cultureel belang, na zijn dood zo'n geweldig emotionele uitbarsting heeft kunnen ontketenen bij duizenden, wellicht miljoenen landgenoten. Je zou de indruk krijgen dat de overledene een soort kruising tussen Pericles, Newton, Montesquieu, Beethoven en Pasteur moet zijn geweest. Is ons mooie Vaderland een beetje achterlijk geworden?

Natuurlijk was de moord op Fortuyn een verschrikkelijke gebeurtenis, maar dat is nog geen reden om het op te blazen tot een nationale ramp, een kentering van de beschaving.

Ook de door veel commentatoren waargenomen noodzaak dat het politiek bestel na de dood van Pim fundamenteel gewijzigd moet worden, lijkt eerder procedures en oppervlakkigheden te betreffen dan waarlijk politieke zaken. De postume invloed van Pim op de politiek zal dus gering zijn en hoogstens uiterlijkheden betreffen.

Waar komt dan toch die nationale trance vandaan die de dood van Pim heeft veroorzaakt? Door de - ongetwijfeld lovenswaardige - aandacht die hij had voor de problemen van de 'man in de straat'. Maar die aandacht overtrof nooit het niveau van de 'goede werken' waar heren van stand zich mee bezig houden om hun reputatie hoog te houden. Tezelfdertijd leidde hij, dankzij het blijkbaar zeer lucratieve schnabbelcircuit, een bestaan als een soort pseudo Prince de Lignac, die ook nooit vies was van goedbedoelde gebaren van medeleven naar het 'gewone volk', die echter nooit het karakter kregen van een werkelijke zinnige actie tegen de misère.

Welk gevaar onthult de religieuze hartstocht die de dood van Pim heeft losgemaakt? Het gevaar dat onze tijdgenoten een nationale mobilisatie kunnen bewerkstelligen, waarvan de omvang omgekeerd evenredig is met het belang van de zaak die haar heeft veroorzaakt. In een tijdperk waarin een groeiend aantal mensen geacht wordt mee te beslissen over het lot van ons land, brengt deze intellectuele kinderlijkheid een democratische leegte aan het licht, veroorzaakt door de onwetendheid en incompetentie van de massa.

Je moet toch wel over een heleboel schaapachtig voorstellingsvermogen en sentimentaliteit beschikken om te beweren Pim en zijn gedachtegoed ons naar een betere wereld zouden kunnen leiden: een hemel op aarde, zonder beleidsambtenaren, wachtlijsten en andere verschrikkingen.

Bovendien zijn die verschrikkingen, de 'puinhopen van paars', pas in de mode gekomen als schrikbeeld door Pim's boek zelf. Op veel van de door Pim gesignaleerde 'rampzalige situaties' was de afgelopen tijd een enorme vooruitgang geboekt. De, soms ernstige, tekortkomingen die er - uiteraard - nog zijn, zullen bovendien niet opgelost worden door een spectaculair theatrale aanpak a la Pim. Dat laat onverlet dat de drijvende kracht van het gevoel een zeer nuttige rol kan spelen, maar op voorwaarde dat dat gevoel gekoppeld is aan daden in plaats van die te vervangen door een narcistische zelfbevrediging.

Willem Minderhout

Geen opmerkingen:

Een reactie posten