Drie overdenkingen naar aanleiding van Afrekenen met Peper
Verschenen als Afrekenen met Peper in: Socialisme en Democratie, jrg. 58, 6, 2001
Ik ken Bram Peper nauwelijks. Als Hagenaar volgde ik de heisa rond het Ischa -interview en rond stadsprovincie, ambtswoning, 750-jarig bestaan en generaal b.d. Brinkman geïnteresseerd, maar zijdelings. Peper is voor mij de schrijver van een interessant artikel over de bevolkingstoename op Java in de negentiende eeuw in een bundel met de toepasselijke naam Geld en Geweten en - vooral - van het essay Op zoek naar samenhang en richting. Dit essay was voor mij een verademing. Een minister, die in het openbaar (hoewel dat officieel per ongeluk was) nadenkt over zaken die de waan van de dag overstijgen, zonder in modieus jargon te vervallen. Wie had dat nog voor mogelijk gehouden? Het was niet meer dan een aanzet tot discussie en enkele oplossingsrichtingen om de door hem gesignaleerde legitimiteitscrisis van de overheid te overwinnen waren voor discussie vatbaar. Toch leek mij dit essay zelfs als basis te kunnen dienen om de sociaal-democratische kip, die hij Wim Kok nog had helpen plukken, door de rui heen te helpen.
Kort na zijn essayistische triomf - te kort, want deze steen veroorzaakte verbazend weinig rimpels in de Hofvijver, al is het denkbaar dat in Van der Ploeg's Infodrome de draad wordt opgepakt - begon zijn blazoen pijlsnel te bladderen. Peper en Kroes werden op den duur in de pers geafficheerd als het Rotterdamse equivalent van het echtpaar Ceaucescu .
Ik ken Michiel Zonneveld nauwelijks, want ik lees geen regionale kranten. Ik ken alleen zijn boekje Het platte land waarin hij op charmante wijze een lans breekt voor de merites van de diep in onze geschiedenis gewortelde overlegcultuur. Aan Peper wordt slechts één zin, en dan nog wel tussen haakjes, gewijd: "Ik laat het overigens aan de beoordeling van de lezer over of de vertegenwoordigers van Nieuw Links, zoals Bram Peper, André van der Louw en Han Lammers zich in vergelijking tot hun voorgangers ontpopt hebben tot ware basisdemocraten." Een ontkennend antwoord van de lezer op deze vraag lijkt Zonneveld niet echt te deren. Hij houdt wel van de - flexibele en au fond democratische - Nederlandse regent.
Dezelfde Zonneveld heeft samen met Rob Soetenhorst een boek geschreven over de affaire Peper. In Afrekenen met Peper lijken ze zich te beperken tot een minutieuze en objectieve reconstructie van de hele affaire. De 'feiten' moeten voor zich spreken. Een meer analytische benadering hebben ze uitbesteed aan Uri Rosenthal, over de rol van de pers, aan Ruud Veenstra, over de rol van de forensische accountants van KPMG en aan Leo Huberts en Hans van den Heuvel, over integriteitsaffaires.
Ik zeg met nadruk 'lijken' want de feiten zijn ook hier voor velerlei interpretatie vatbaar. Op grond van Afrekenen met Peper krijgt de lezer mijns inziens al te makkelijk de indruk dat er van het 'Schandaal aan de Maas' niet veel meer rest dan een uit de hand gelopen exercitie van een onprofessionele raadscommissie en overambitieuze 'bean counters', aangevuurd door een hoop ketelmuziek van de pers. De auteurs hechten veel waarde aan de strafrechtelijke kant van de zaak en zoals bekend heeft het OM Peper ontslagen van rechtsvervolging. Soetenhorst is jurist, dus het zij hem vergeven. Zonneveld heeft zich mijns inziens teveel laten leiden door zijn afkeer van 'politieke Jehova's'. Hierdoor ziet hij een aantal juist voor politicologen interessante aspecten over het hoofd. De auteurs laten ook hier 'het oordeel aan de lezer over'.
De plaats van de burgemeester in het staatsbestel
"Horizontalisering vraagt om maatschappelijk en politiek leiderschap." Bram Peper
Wat deze lezer onbegrijpelijk blijft vinden is hoe Peper zestien jaar lang burgemeester van Rotterdam kon blijven. Hij werd tegen de wil van de Rotterdamse raad - inclusief PvdA-fractie - aangesteld en hij is er zacht gezegd niet in geslaagd om deze weerstand, noch bij de raad, noch bij de bevolking, te overwinnen. Desalniettemin werd zijn ambtstermijn keer op keer verlengd. Zelfs de 'super-Hanzen', Kombrink en Simons, die toch over een uitgebreid netwerk in 'Den Haag' moeten beschikken, durfden de rechtstreekse confrontatie niet aan, maar beperkten zich ertoe enthousiast mee te werken aan een - mislukte - poging om Peper weg te promoveren naar de SER.
De auteurs schrijven dit toe aan zijn grote intellectuele vermogen en zijn capaciteit om lange termijnvisies - niet alleen voor Rotterdam, maar ook voor de landelijke overheid - te formuleren. Verder zou het burgemeestersbestaan maar een luizenleven zijn, met weinig bevoegdheden en afgeschermd door een loyale staf. Of de '24-uurs burgemeester' met deze verdediging blij is, is de vraag.
Tekenend zijn de 'verzachtende omstandigheden' die de auteurs aanvoeren om een van de twee gevallen waarin ook volgens het OM sprake zou zijn geweest van fraude:- ƒ 5.789,80 aan gedeclareerde etentjes in 1990 - te bagatelliseren: Peper zat in 1990 in een diepe persoonlijke crisis. De crisis was van dien aard dat er destijds waarschijnlijk weinig vruchtbare strategische visies door hem ontwikkeld zijn, maar de vraag of, bij voorbeeld, een wethouder zo'n 'diepe persoonlijke crisis' politiek net zo makkelijk had overleefd als een burgemeester, komt niet in het hoofd van de auteurs op.
Blijkbaar is de positie van een burgemeester hoe dan ook onaantastbaar en daar maakte Peper 'gebruik' van. Tekenend is de getuigenis van wethouder Van der Pol, die - nadat ze het privé-gedeelte van een dienstreis had terugbetaald - door Peper werd verweten dat ze 'het verpestte voor de anderen'. Nog opmerkelijker is, dat ze het pas zo'n tien jaar na dato vertelt, omdat ze 'niets meer te verliezen' had. Bovendien: een burgemeester moge dan wel comfortabel afgeschermd zijn door zijn ambtenaren, wie schermt de ambtenaren af van de burgemeester? Zonder probleem bleek Peper een eigen 'personeelsbeleid' te kunnen voeren tot er inderdaad een 'loyale staf' overbleef. Een praktijk die hij ook in 'Den Haag' voortzette.
Peper kreeg bij zijn vertrek de Van Oldenbarnevelt-penning van de gemeente Rotterdam en een volle Ahoy zong 'You'll never walk alone' Toen ik dit las, moest ik niet zozeer denken aan het lot van de arme Van Oldenbarnevelt, maar aan een documentaire over Roemenië, waarin het echtpaar Ceaucescu een schier oneindig ovationeel applaus in ontvangst nam. Enige tijd later zetten hun 'supporters' hen tegen de muur.Als er van deze affaire één ding geleerd kan worden, dan is het dat de benoemde en - dus - moeilijk corrigeerbare of afzetbare burgemeester de kans op dit soort toestanden verhoogt. De affaire Spa(h)r van der Hoek (in Middelburg bekend als 'de Buurt Super') toont aan dat dat ook voor kleinere gemeenten geldt. Bij hem was de uiteindelijke doodsteek waarschijnlijk niet zijn disfunctioneren, maar de toorn van de Majesteit vanwege het in zijn megalomanie aan zijn naam toegevoegde 'h'-tje.
De rol van de pers
"Zo kunnen relatief bescheiden 'missers' tot ernstige repercussies leiden, te meer omdat (…) de versnelling onthulling en vergroting door de media, de wel of niet falende overheid(sdienaren) in de huiskamer brengt." Bram Peper
Wat mij aanvankelijk interesseerde was de vraag wat deze affaire te duiden was als een voorbeeld van wat Manuel Castells in The Power of Identity 'the politics of scandal' noemt. In het tijdperk na de Koude Oorlog zouden de verschillen tussen de partijen en de cohesie binnen de partijen zelf zijn afgenomen. Men vecht om de kiezergunst en bevecht elkaar niet langer op basis van ideeën en programma's, maar op basis van personen en imago. Het loont dus meer om iemands imago aan te tasten dan om iemands ideeën aan te vallen. De media, vaak - in het geval van grotere schandalen - in samenwerking met justitie en volksvertegenwoordigers, bepalen het spel, dat op zijn beurt weer bepaald wordt door en bepalend is voor de publieke opinie en de kijkcijfers.
Uri Rosenthal, die een hoofdstukje bijdraagt aan Afrekenen met Peper, noemt dit niet schandaalpolitiek, maar het publicitair-politieke complex: een intense wederzijdse beïnvloeding van media en politieke machtscentra. Hierbij gaat het niet meer om ideologische discussies, maar om controle op de macht.De berichtgeving in de zaak Peper was volgens Rosenthal niet bepaald gericht op degene die de nuance zoekt. De media buitelden over elkaar heen met steeds sterker afkeurende adjectieven voor alles wat naar Peper rook. Politici die wellicht geneigd zouden kunnen zijn geweest een en ander te relativeren keken wel uit om dat te doen. De publieke opinie was inmiddels zo anti-Peper dat iedere associatie met Peper politieke schade zou opleveren.
Een aardige redenering, net als Rosenthal's uitwijdingen over de mogelijke beïnvloeding van het onderbewuste van journalisten door de categorieën waaronder Peper in het Persdatasysteem te vinden is. Maar is het ook waar? Het is opmerkelijk met hoeveel reserves de landelijke pers de berichten uit RD en AD overnam, ook als je dit deftig 'het cascademodel' noemt.
Wat mijns inziens echt opmerkelijk is, is dat de pers in de kwestie Peper nu juist enorm gefaald heeft in die hele 'controle op de macht'. Ongenoegen achter de schermen was de aanleiding tot de kettingreactie die tot de val van Peper zou leiden, of heeft althans de sfeer daarvoor geschapen. Enkele lagere ambtenaren werden - na het vertrek van Peper naar Den Haag - vanwege malversaties geschorst of overgeplaatst. Dat was het signaal voor een aantal mensen om de hele bestuurscultuur - beginnend en eindigend met Peper - aan de kaak te stellen. Tijdens de periode Peper was er blijkbaar geen journalist in staat geweest of op het idee gekomen om deze bestuurscultuur in kaart te brengen.
Rosenthal constateert dat er sprake is van een controlevacuüm dat wordt opgevuld door de pers. Er blijkt echter sprake van een controlevacuüm tout court. Zoals sinds de 'uitglijder' van Arie de Jong tijdens de CETECO-affaire bekend is, kan een gedeputeerde zich deze uitspraak niet veroorloven, maar een hooggeleerde toch wel?
Ook volksheld Youp van 't Hek sleep, als een echte matador, zijn mes voor de coup de grace pas toen de val van Bram nog slechts een kwestie van tijd was. (Eens was het echtpaar Peper door een chauffeur tweehonderd meter verplaatst om een voorstelling bij te kunnen wonen, zo schreef hij in zijn NRC-column. De chauffeur hoefde de voorstelling niet bij te wonen, maar mocht in de koffiekamer blijven zitten. Youp had geen begrip voor deze clementie.) Toch kan hij wellicht nog als de oorzaak van zijn val te boek staan. Als Youp het alcoholvrije biertje Buckler niet had gemold, had Bram wellicht zijn 'diepe persoonlijke crisis' kunnen vermijden.De kloof tussen 'Den Haag' en de rest van de samenleving
"Omdat de meeste politieke organisaties hun maatschappelijke basis zijn gaan missen, wordt de politiek meer en meer bedreven door een verzelfstandigde groep." Bram Peper
Rosenthal schetst het 'publicitair-politieke complex' rond het Binnenhof, als een hechte gemeenschap waarbinnen pers en politiek samen uitmaken wat wel en niet belangrijk is, ondertussen schijngevechten uitknokkend om de goede relatie maar niet te verbreken. Kritiek op de 'kaasstolp' slaat dus hard terug op de parlementaire journalistiek zelf, waar de non-journalistiek (of pseudo-sportjournalistiek) van Wouke van Scherrenburg school maakt. Het hyenagedrag waarmee de pers zich op van de kudde afgedwaalde politici stort, is daar slechts een schrille keerzijde van.
Ernstiger nog is dat er een enorme kloof blijkt te bestaan tussen de landelijke en de lokale politiek, althans in onze partij. 'Den Haag' kende Peper als een intelligent en kundig adviseur, maar toonde geen interesse in zijn discutabele bestuurlijke merites. 'Rotterdam' slaakte een zucht van verlichting dat de verhuizing van Peper naar het kabinet, nu de SER niet was gelukt, tot een elegante verlossing zou leiden en peinsde er niet over om 'Den Haag' te waarschuwen.
Het schimmige coöptatiecircuit rond het Binnenhof, waarin nu en dan een salonfähige lokale bestuurder wordt opgenomen, of waaruit een loyaal lid van de inner circle als wethouder of burgemeester wordt geparachuteerd, blijkt toch de nodige risico's met zich mee te brengen.
Conclusies
Soetenhorst en Zonneveld hebben er naar gestreefd met hun boek 'genoeg materiaal aan te dragen voor een afgewogen oordeel'. Daar zijn ze zeer redelijk in geslaagd, hoewel ik vind dat ze de feiten nogal vanuit de juridische visie van het OM hebben belicht. De gemeente Rotterdam heeft overigens maar liefst fl. 64.000, - mogelijk ten onrechte gedane uitgaven teruggevraagd aan Peper, dus het laatste woord is daar nog niet over gezegd.
Ook vond ik één aangedragen 'feit' dat onmogelijk waar kan zijn. In Afrekenen met Peper wordt opgemerkt dat de relatie tussen Peper en Kok tot een dieptepunt daalde toen Peper in zijn essay Op zoek naar samenhang en richting pleitte voor visionair leiderschap. Kok zou volgens de auteurs in zijn wiek geschoten te zijn doordat Peper hem niet als visionair leider zag. Kok wordt echter in dit essay als een van de zeldzame representanten van dit type met name genoemd.
Het boek is overigens zeker geen apologie. Peper wordt niet geafficheerd als een Brammetje Buckler die op grond van louter vage onlustgevoelens publicitair is afgemaakt. Nicolae Peper is een veel te zware benaming, al lijkt mij het mechanisme dat werkzaam was identiek: een autoritaire persoonlijkheid die geen tegenspraak duldt en zijn omgeving zo weet te organiseren dat hij nog slechts jaknikkers en angsthazen om zich heen heeft, waardoor het proces zichzelf versterkt. Dat er bij gebrek aan regels geen regels overtreden werden is daarbij geen sterk excuus. Het bedrag waar wel degelijk vraagtekens bij gezet kan worden is overigens veel hoger dan de 3.800 piek die de burgemeester van Goes de nek kostten met in zijn kielzog de PvdA wethouder Heerebout, die het zichzelf niet vergaf voor deze declaraties getekend te hebben. Dat er geen Rotterdamse Van Buitenen opstond mag niet verwonderlijk zijn, als zelfs een wethouder van een andere partij zich geïntimideerd voelde. Ook achteraf blijken er geen Heerebouten in het Rotterdamse college te zitten.
Het aardige is dat Afrekenen met Peper mij heeft overtuigd van de validiteit van de hoofdthese van Zonneveld's Platte Land, namelijk dat de reeds uit de tijd van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden daterende instituties buitengewoon krachtig en vitaal zijn.
De nadruk zou echter niet zozeer moeten liggen op behoud, maar op restauratie. Burgemeesters waren ten tijde van de republiek namelijk niet anders dan wat wethouders nu zijn, dagelijks bestuurders van een gemeente. De benoemde burgemeester zou men vanuit Zonneveld's perspectief kunnen zien als een aberratie voortvloeiend uit het Franse centralistische model, dat vanwege zijn dienstbaarheid aan de vestiging van het Koninkrijk der Nederlanden gehandhaafd bleef. Laten de wethouders - en de gedeputeerden - in het post-Elzinga tijdperk zelf maar iemand uit hun midden tot burgemeester - of commissaris - kiezen. Een dagelijks bestuurder die zich de mores van Peper zou aanmeten, zou politiek gezien geen lang leven beschoren zijn. Noodzakelijk is ook dan dat er duidelijke spelregels - een 'integriteitsbeleid' - worden opgesteld, zoals Huberts en Van den Heuvel bepleiten.
Op deze wijze kan de gemeenteraad op vruchtbare wijze zijn controlerende taak vervullen. Die spelregels hoeven natuurlijk niet zo strikt te zijn dat alleen gecastreerde heiligen het openbaar bestuur kunnen bevolken, of er toe leiden dat bestuurders als hypocriete angsthazen door het leven gaan. De pers moet wel de munitie uit handen worden geslagen om politieke journalistiek te verwarren met bonnetjesjagerij en gewroet in het persoonlijk leven. Laat het in godsnaam weer ergens over gaan.
Tot slot - maar dat kan hineininterpretieren zijn - lees ik Afrekenen met Peper als een lang en overtuigend pleidooi voor de democratische ledenpartij. "Wanneer (…) gesproken wordt van een democratische ledenpartij, wordt niet betoogd dat partijleden in alle aspecten van de interne besluitvorming het laatste woord hebben, maar wel dat zij tenminste - direct of indirect - de partijelite ter verantwoording kunnen roepen en uiteindelijk naar huis kunnen sturen en vervangen door een andere elite."
In de Nederlands verhoudingen hoeft dat niet te betekenen dat de oude elite vervolgens geen enkele rol meer speelt. Het lijkt me dan ook geen probleem dat Peper weer een rol kan spelen als adviseur met betrekking tot de Vijfde Nota, als daarmee de kous maar niet af is. Een nadere evaluatie van de zaak Peper binnen onze partij, door mensen die er veel beter zicht op hebben dan ik, lijkt me noodzakelijk. "In this way the hypothetical elements which are still present in my argument can be tested and (…) be determined more exactly." (Bram Peper, 'Population Growth in Java', Geld en Geweten, deel I, p 151.)
Noten:
Ik ben voor dit artikel veel dank verschuldigd aan Paul Bordewijk, die mij boven een witbier in café De Posthoorn over het dode punt heen hielp en mij zijn verzamelde Bram-columns ter beschikking stelde.
Paul Bordewijk, 'Burgemeester moet weer wethouder worden', in: A.C. Barske (red.), De eigenstandige burgemeester op weg naar eigentijdse legitimatie, Uitgave ter ere van 120 jaar Club van Midden-Limburgse Burgemeesters 1881-2001, Club van Midden-Limburgse Burgemeesters, Sint Odieliënberg, 2001.
Bas Soetenhorst, Michiel Zonneveld e.a., Afrekenen met Peper, Van Gennep Amsterdam, 2000.
Bram Peper, 'Population growth in Java in the 19th century. A new interpretation', in: C. Fasseur (red.) Geld en Geweten deel I: 19e eeuw, Martinus Nijhoff Den Haag 1980.
Bram Peper, 'Op zoek naar samenhang en richting', Socialisme & Democratie jaargang 56, 9, 1999
Michiel Zonneveld, Het Platte Land, Prometheus Amsterdam, 1997.
Bart Tromp, 'Socialisten op vakantie', Het Parool , 28-07-'99
Ruud Koole, 'De toekomst van de democratische ledenpartijen', S&D jaargang 57/58, 12 2000 1/2001, p. 589.
Willem Minderhout april 2001
Naschrift (ongepubliceerd)
In The Power of Identity analyseert Manuel Castells een verschijnsel dat hij 'the politics of scandal' noemt. Hij meent dat de ernstige moeilijkheden waarin zowel de Indiase Congrespartij, de PSOE, de Italiaanse Christen Democraten als Japan's Liberaal Democraten als gevolg van schandalen verzeild zijn geraakt hierin hun oorsprong hebben. Ware het boek later verschenen, dan zouden Bill Clinton en Helmut Kohl met betrekking tot dit onderwerp ongetwijfeld een belangrijke rol hebben gespeeld. Ware het nog later verschenen dan had onze Bram Peper wellicht een voetnoot gevuld.
Wat bedoelt Castells met 'politics of scandal'? Welke plaats neemt dit in, in zijn conceptie van de 'Informationele Maatschappij'? Is 'de zaak Peper' in termen van 'politics of scandal' te duiden?
Schandaalpolitiek is soms gebaseerd op onzedelijk geacht gedrag (endemisch bij de Britse Conservatieven en Bill Clinton), vaker echter op politieke corruptie. Castells gebruikt hiervoor de definitie van Carl Friedrichs: Er is sprake van politieke corruptie wanneer een verantwoordelijke functionaris of ambtsdrager door geldelijke of andere, niet legaal verkregen, beloningen ertoe gebracht wordt acties te ondernemen ten bate van degene die deze beloningen verstrekt en - zodoende - het publieke belang schaadt.
Exit de zaak Peper. Hij is er alleen van beschuldigd dat hij zichzelf teveel beloningen verstrekte om het publiek belang te dienen, niet dat hij in tegenspraak daarmee handelde. (Al kun je de schade die aan het imago van de publieke zaak is toegebracht daar - met terugwerkende kracht - wel toe rekenen.)
Castells is echter niet zozeer geïnteresseerd in politieke corruptie per se. Hij neemt aan dat dit verschijnsel, met enige conjuncturele schommelingen wellicht, altijd aanwezig is geweest. De Spanjaard in Castells kan het natuurlijk niet laten om te wijzen op de corruptie onder Franco, die onvergelijkbaar veel groter was dan onder Felipe Gonzalez. Iedereen wist ook vroeger van de banden van sommige Italiaanse Christen Democraten met de mafia en van sommige Japanse Liberaal Democraten met de yakuza. Schandalen bleven echter uit, omdat deze partijen in de context van de Koude Oorlog onaantastbaar waren.
Als eigentijdse bronnen van politiek corruptie noemt hij ook de groeiende invloed van de georganiseerde misdaad. Belangrijker acht hij echter dat in het tijdperk na de Koude Oorlog de verschillen tussen de partijen en de cohesie binnen de partijen zelf is afgenomen. Men vecht om de kiezergunst en bevecht elkaar niet langer op basis van ideeën en programma's, maar op basis van personen en imago. Het loont dus meer om iemands imago aan te tasten dan om iemands ideeën aan te vallen.
Castells acht schandaalpolitiek het wapen bij uitstek in de 'informationele politiek'.
De voornaamste oorzaak daarvan is, naast het gebrek aan ideologische verschillen, de rol van de media. De media bieden het voornaamste platform waarmee politici de kiezers kunnen bereiken. Om een doorslaggevende rol te kunnen spelen in de media is echter veel geld nodig, wat politieke partijen ontberen. Ziehier een aanleiding tot fondswerving die kan grenzen aan politieke corruptie, of die grens overschrijdt.
De 'taal van de massamedia' maakt het erg belangrijk goed 'over te komen', of - de andere kant van de medaille - er voor te zorgen dat je opponent slecht overkomt. De Amerikaanse verkiezingscampagne in een notendop.
Als je maar lang genoeg in iemands leven wroet vind je altijd wel wat. En zelfs als er alleen maar 'rook' wordt geproduceerd, zal de publieke opinie vermoeden dat er toch wel ergens vuur is.
Castells besteedt veel aandacht aan het geval van de PSOE. Hij beweert niet dat alles dik in orde was bij de Spaanse socialisten, maar hij maakt het ook aannemelijk dat de langdurige campagne, die uiteindelijk tot de val van Felipe Gonzalez zou leiden, georkestreerd werd door een coalitie van conservatieve krachten.
Castells ontkent overigens dat de media vooraf een politiek stellingname innemen. Illustratief is Berlusconi, die uiteindelijk in zijn eigen 'media-zwaard' viel.
De media, vaak - in het geval van grotere schandalen - in samenwerking met justitie en volksvertegenwoordigers, bepalen wel het spel, dat op zijn beurt weer bepaald wordt door en bepalend is voor de publieke opinie en de kijkcijfers.
Het is in dat licht dat 'het geval Peper' als een geval van schandaalpolitiek gezien kan worden. Hij had moeten weten dat je in de huidige tijd niet zozeer op je essayistische vaardigheden, maar op je onbevlekte blazoen en imago wordt afgerekend. Als er dan een koe valt, is ook Jupiter niet onaantastbaar, zelfs als er geen sprake is van een politiek complot.
(Ik weet niet of de paus zijn mea culpa ook in de richting van de donatisten - ketters die beweerden dat 'onwaardige' geestelijken geen sacramenten mochten toedienen - heeft uitgesproken. Het zou zeer eigentijds geweest zijn.)
In eigen kring kan de PvdA wellicht enigszins een voorbeeld nemen aan de SP. Leef naar je idealen. Het solide imago van Kok en het ontbreken van een killersmentaliteit bij de Nederlandse oppositie lijken er echter garant voor te staan dat Peper door zijn faux pas niet de hele partij meesleurt. Nu de kiezer nog overtuigen, om van de kater bij de leden nog maar te zwijgen!
Blijft de vraag hoe politieke partijen op een fatsoenlijke manier in het mediacircus van de 'informationele politiek' kunnen meedraaien, zonder de schijn van corruptie op zich te laden, zonder met modder te gaan gooien en zonder al te besmettelijk te zijn voor de spatten. Naast het tijdig luchten van eventuele lijken in de kast, zouden misschien een aansprekend en onderscheidend programma en dito standpunten toch zo gek nog niet zijn. Het is in ieder geval 'nieuws'.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten