RTFM.
Als er één beroepsgroep is, die als icoon van de informatiemaatschappij mag gelden, dan is dat niet de e-entrepreneur, de Gatesen, Bezossen, Brinken en De Honden van deze wereld, maar de helpdeskmedewerker. De helpdeskmedewerker wordt dagelijks geconfronteerd met de moeizame praktijk van de informatiemaatschappij. Gek wordt hij van de onbegrijpelijke klachten over programmatuur die 'het' niet doet. Honderden keren moet hij de meest elementaire beginselen van het computergebruik geduldig uitleggen aan volstrekt reddeloze, redeloze en radeloze gebruikers. Als een verdwaalde gebruiker voor de honderdste keer naar de bekende weg vraagt, kunnen sommige helpdeskmedewerkers het niet nalaten om RTFM te adviseren. "RTFM, zegt u?" "Ja, meneer. Read The Fucking Manual!"
Na het lezen van Castells' trilogie The Rise of the Network Society, The Information Age: Economy, Society and Culture dacht ik geruime tijd dat RTFM ook voor een ander doel gebruikt zou kunnen worden. Ik was geneigd om iedereen die iets wilde weten over mondialisering, of daar een of andere goedkope mening over ten beste gaf "RTFM" voor te schrijven. "Read The Fucking Manuel!"
Hoewel mijn oorspronkelijke euforie over Castells' trilogie al aardig is weggeëbd, blijf ik van mening dat zijn werk van belang is als vertrekpunt voor de studie van verschijnselen die direct of indirect samen (lijken te) hangen met 'mondialisering'.
Het Zelf verstrikt in de netwerken van de informatiemaatschappij?
"nergens anders had hij zo sterk het gevoel gehad dat hij wist wat de zin van het leven was als in die oude Haagse straten" J.J. Voskuil, Het Bureau, 5. En ook weemoedigheid, Van Oorschot Amsterdam, 1999, p. 352
Als ik naar mijn werk fiets passeer ik het standbeeld van Louis Couperus op het Lange Voorhout. "Zoo ik iets ben, ben ik een Hagenaar", staat op de sokkel.
Op de terugweg passeer ik Plein 1813, waar het imposante monument mij lijkt in te prenten: "Zo u iets bent, bent u Nederlander!"
Deze laatste boodschap maakt geen indruk meer, omdat hij zo vanzelfsprekend is. Voor mij is de natiestaat een dermate natuurlijk 'levensdecor', dat ik me meer Nederlander dan Hagenaar voel. Ik ben Nederlander dankzij Nederland. Ik kan mijzelf niet compleet definiëren zonder aan de natiestaat te refereren.
Dat de natiestaat, zoals wij die kennen, van vrij recente makelij is, is onnavolgbaar beschreven door Knippenberg en De Pater in De eenwording van Nederland. (Hans Knippenberg, Ben de Pater, De eenwording van Nederland, SUN Nijmegen, 1988.) Aan de hand van de ontwikkeling van de infrastructurele, economische, politieke en sociaal-culturele eenwording van Nederland geven ze een fascinerend beeld van de constructie van de natiestaat. De culturele eenwording achtten Knippenberg en De Pater zelfs pas rond 1965, de ontzuiling, als voltooid. Het 'dialectische proces' dat aan deze eenwording ten grondslag ligt, is de toenemende onafhankelijkheid van het fysische milieu (bijvoorbeeld door de introductie van kunstmest), waardoor bovenregionale afhankelijkheidsrelaties ontstaan, als nationale markten en een eenheidsstaat.
Dit proces staat niet stil en ook Knippenberg en De Pater blikten al vooruit aan de hand van de toenemende internationalisering van markten, bedrijven en bovennationale politieke instituties, zonder dat zij daar direct consequenties voor de toekomst van de natiestaat in zagen.
Wel wezen ze op de opvattingen van ene Manuel Castells, die meende dat de toenemende afhankelijkheid van bovennationale kaders regionale tegenbewegingen zou oproepen. De natiestaat zou tussen deze twee polen uiteengetrokken kunnen worden. (Castells is naar mijn weten de eerste die dit proces, dat heden ten dage 'glokalisering' wordt genoemd, onder woorden bracht.) Echter - meenden Knippenberg en De Pater - "Culturen en leefstijlen lijken tegenwoordig meer gebonden te zijn aan sociaal-economische klassen en leeftijdsgroepen dan aan territoriale gemeenschappen."
De ontwikkeling van de massamedia was een belangrijke drijvende kracht achter de vorming van de eenheidsstaat. De opkomst van de Nieuwe Media, met name internet, heeft Castells nieuwe inspiratie gegeven om zijn denkbeelden verder uit te werken. In drie kloeke delen over The Information Age doet hij een minutieus verslag van zo'n tien jaar onderzoek naar de wereldwijde worsteling tussen Het Net, het biotoop van de space of flows, de informatie-, geld- en beeldenstromen die 'real time' (of timeless, in Castells' terminologie) over de aardbol flitsen en Het Zelf, de identiteiten, die, gebonden aan de fysieke wereld, de space of places, tegen de mondialiserende en homogeniserende krachten worden verdedigd, of ter verdediging worden gecreëerd.
Is "The Information Age" een handboek?
""Wat wil die man?" 'Een handboek schrijven (…), geloof ik." "Een handboek (…)?" zei Maarten ongelovig." J.J. Voskuil, Het Bureau, 5. En ook weemoedigheid, Van Oorschot Amsterdam, 1999, p. 9
Het verschijnen van 'The Information Age' leek een sensatie te veroorzaken. "De vooraanstaande Franse socioloog Alain Touraine verleende het werk meteen het predikaat 'klassieker van de 21ste eeuw'. Zijn niet minder beroemde Britse collega Anthony Giddens spreekt over 'een encyclopedische studie' en 'een standaardwerk voor de komende jaren.'", praatte de NRC de flapteksten na. De aandacht voor Castells bleek echter na een aantal interviews en een optreden in VPRO's "De Nieuwe Wereld" - in ieder geval in Nederland - snel weg te ebben. Van tijd tot tijd duikt hij nog op in een voetnoot van een artikel of een beleidsnota.
Blurb-teksten - ook al zijn ze van Giddens en Touraine - zullen de lezer niet zondermeer overtuigen. De constatering dat Castells' werk zwaar op de hooggeleerde opinies van beide heren leunt - en van nog een lange reeks anderen - draagt daar wellicht ook niet toe bij: ze prijzen zichzelf langs een omweg. Van Dale's definitie van handboek - 'een stelselmatige samenvatting van enig vak van kennis, kunst of wetenschap' - is echter zeker toepasbaar indien men mondialisering als een vak van kennis beschouwt. Het boek is vormgegeven als een raamvertelling waarin een groot aantal casestudies is opgenomen. De literatuurlijst alleen al beslaat 120 pagina's. Deze vormgeving leidt echter niet tot een bundel 'capita selecta'. Er is zeker sprake van 'stelselmatigheid', echter niet op de traditionele 'handboekenmanier'. De vormgeving wordt bepaald door Castells' theoretische uitgangspunten. Het zijn deze uitgangspunten die bij mij aanvankelijk tot euforie aanleiding gaven. Castells scheen niet enkel te ordenen, maar ook te verklaren.
Castells' theoretische praktijk
"Mijn belangrijkste bezwaar is (..) dat je de feiten gebruikt als illustratie bij de theorie, in plaats dat je de theorie baseert op de feiten. Ik denk wel dat je in grote lijnen gelijk hebt, maar je moet dat nog bewijzen." J.J. Voskuil, Het Bureau, 5. En ook weemoedigheid, Van Oorschot Amsterdam, 1999, p. 536.
Hij heeft zich in de tussentijd ontwikkeld tot een boeiende verhalenverteller, die de lezer meesleept op een ontdekkingsreis rond de wereld. Voor iemand die behept is met een brede belangstelling heeft Castells veel te bieden: de opkomst van de ICT, de internationale drugshandel, de Europese eenwording, de ondergang van het Oostblok, de lesbische beweging op Taiwan, postmoderne architectuur, "enzovoort, enzovoort", zei Kaatje Kater. Zelfs statistieken over de toename van orale seks en uitweidingen over 'the politics of scandal' treft men aan. Castells weet al deze verhalen te verbinden, door ze te plaatsen in de context van een wereldwijde worsteling tussen 'Het Net' en 'Het Zelf'.
Merkwaardig genoeg behandelt Castells zijn theoretische uitgangspunten - die in ieder geval de Lewinsky-affaire voorspeld lijken te hebben - vrij onderkoeld. Hij beweert dat The Information Age geen boek over theorie is, maar over "het communiceren van theorie, door de praktijk te analyseren". Door en door empirisch dus? Het Net en Het Zelf zijn echter theoretische postulaten. De vraag is of deze begrippen zich lenen om een heldere analyse van de praktijk te maken.
Ondanks zijn zelfverklaarde nadruk op de praktijk besteedt Castells veel aandacht aan zijn theoretische uitgangspunten. De kern hiervan is dat er rond 1970 - de ICT-revolutie - een nieuwe wereldwijde fundamentele breuk in de kapitalistische productiewijze is ontstaan. Hij waakt er echter voor om deze breuk alleen aan de voortgang der techniek toe te schrijven.
Sociale ontwikkeling is onafscheidelijk verbonden met veranderingen in de technologische infrastructuur "omdat technologie de maatschappij is en de maatschappij niet begrepen of beschreven kan worden zonder haar technologische gereedschappen" Een maatschappij produceert haar goederen en diensten binnen een raamwerk van specifieke sociale relaties - de productiewijze. Sinds de industriële revolutie is de dominante productiewijze in Westerse landen het kapitalisme, geïncorporeerd in tal van historisch en geografisch bepaalde instituties die zich bezighouden met de vorming en de distributie van waarde.
De ontwikkelingswijzen zijn op hun beurt "de technologische arrangementen waarbinnen, door middel van arbeid, materie wordt omgezet in product. De ontwikkelingswijze is bepalend voor de uiteindelijke omvang en kwaliteit van het surplus". De resultaten van technologische innovaties openen nieuwe mogelijkheden die wel of niet kunnen worden ontwikkeld en aangewend. Er is een sterke relatie tussen uitvinding en gebruik. Er is echter geen sprake van dat de een de ander bepaalt, maar van wederzijdse beïnvloeding. Hèt voorbeeld is het internet zelf, dat ontworpen is als een communicatienetwerk dat na een nucleaire aanval nog zou kunnen functioneren, maar zelf een soort explosie veroorzaakte van onvermoede gebruiksmogelijkheden. De in crisis verkerende industriële 'ontwikkelingswijze' was er rijp voor om die nieuwe mogelijkheden te omarmen.
De ICT-revolutie heeft volgens Castells een nieuwe ontwikkelingswijze geïntroduceerd - de informationele ontwikkelingswijze - die zich van alle voorgaande fasen van de kapitalistische productiewijze onderscheidt door haar netwerkkarakter. Deze informationele ontwikkelingswijze noemt hij kortheidshalve 'Het Net'. Hier is het gevaar groot om in 'hype-land' verzeild te raken. Alles heet tegenwoordig netwerk, maar alles is ook altijd 'netwerk' geweest.
Op grond van een analyse van de naoorlogse geschiedenis van de technologie en een vergelijking met de ontwikkelingspatronen van de Industriële Revolutie concludeert Castells dat de 'informationele ontwikkelingswijze' - 'een flexibele, alles doordringende en reflexieve in plaats van slechts een additieve ontwikkeling - een volslagen ander ontwikkelingspad volgt dan eerdere technologieën. Het reflexieve karakter van deze technologieën bestaat daaruit, dat ieder product tegelijkertijd ook weer grondstof is voor nieuwe producten - informatie - waardoor een permanente versnelling van het innovatieproces ontstaat. Dit zelfversnellende vermogen heeft in ongeveer twintig jaar een nieuwe economische toestand, de informationele (informational) en mondiale (global) economie tot stand gebracht. Deze nieuwe economie is informationeel omdat de concurrentiekracht van de voornaamste spelers (bedrijven, regio's of landen) afhankelijk is van hun vermogen om elektronische informatie te creëren en te verwerken.
Ze is mondiaal omdat de belangrijkste aspecten, van financiering tot productie, direct - multinationale ondernemingen - of indirect - door middel van netwerken en samenwerkingsverbanden - op een wereldwijde schaal georganiseerd zijn.
Deze nieuwe mondiale economie is meer dan slechts een laag van economische activiteiten boven op het bestaande productieproces. De doelstellingen en waarden die voortvloeien uit de agressieve uitbating van de nieuwe productiviteitsmogelijkheden die de geavanceerde informatietechnologie biedt, bepalen en hervormen alle economische activiteiten.
Bestaande processen worden op een andere voet gereorganiseerd, bijvoorbeeld van nationale naar transnationale productie, of moeten zich herpositioneren ten opzichte van de nieuwe hoogproductieve sectoren.'
Het verschil van de nieuwe economie met de wereldeconomie uit het verleden is dat "het een economie is die in staat is om 'real time' en op een mondiale schaal als een eenheid te werken."
De mondiale schaal waarop de informationele economie opereert wil echter niet zeggen dat de hele wereld er deel van uitmaakt. Volgens Castells is juist een van de kenmerken van deze ontwikkelingswijze dat economisch oninteressante regio's volledig - en vrijwel letterlijk -'uitgeschakeld' kunnen worden. Hij noemt dit de 'opkomst van de Vierde Wereld'. Een Vierde Wereld die geografisch niet beperkt is tot delen van de - volgens Castells voormalige - Derde Wereld, maar die ook aangetroffen wordt binnen de Verenigde Staten zelf in de 'Zwarte Gaten' van het informationele kapitalisme. Deze Zwarte Gaten hebben hooguit een 'perverse connectie' met Het Net door middel van de mondiale criminele economie.
Castells' behandeling van de informationele economie - "Het Net" - is een systeemtheoretische benadering te noemen. Het aantrekkelijke van Castells' aanpak is dat hij deze systeemtheoretische benadering combineert met een handelingstheoretische benadering over "Het Zelf". Onder Het Zelf schaart Castells alle tegenkrachten die door Het Net worden opgeroepen. Het Zelf symboliseert de strategieën waarmee mensen hun identiteit, die op de proef wordt gesteld door de chaotisch verlopende structurele veranderingen, die de dynamische netwerken in de traditionele sociale en economische levenssfeer teweeg brengen, trachten te bevestigen. Nieuwe sociale formaties ontstaan volgens hem rond kernidentiteiten als sekse, religie, etniciteit of nationalisme. Deze identiteiten worden vaak ervaren als biologische of sociale constanten, in tegenstelling tot de snelle veranderingen in het sociale landschap. Door de wisselwerking tussen Het Net en Het Zelf worden zowel de levensomstandigheden als de menselijke ervaring diepgaand en wereldwijd veranderd.
Hij ziet identiteit niet als een afgeleide van de productiewijze, in tegendeel: de vorming van identiteit zelf is een dynamische motor bij de totstandkoming van een maatschappij. Identiteit definieert hij als: "het proces van betekenisvorming op grond van een cultureel kenmerk, dat dominant is - of een aantal samenhangende culturele kenmerken, die dominant zijn - ten opzichte van andere betekenisbronnen"
Hij formuleert de hypothese dat "degene die een collectieve identiteit construeert, grotendeels de symbolische inhoud van die identiteit en de betekenis voor hen die zich ermee identificeren of er zich juist tegen afzetten bepaalt ".
Castells onderkent drie typen identiteit, die corresponderen met verschillende sociale groeperingen: legitimizing -, resistance - en project identity.
1. Legitimerende identiteit wordt gevormd door dominante maatschappelijke krachten met als doel hun overheersing uit te breiden en te rationaliseren ten opzichte van die maatschappij. Legitimerende identiteiten creëren burgerlijke maatschappijen en hun instituties, gebaseerd op, wat Max Weber noemde, "Rationale Herrschaft".
2. Verzetsidentiteit: wordt geproduceerd door die groeperingen die worden achtergesteld binnen - of uitgesloten door - de logica van de overheersers. Verzetsidentiteit leidt tot de vorming van groeperingen of gemeenschappen om anderszins ondragelijke omstandigheden het hoofd te kunnen bieden.
3. Projectidentiteit: wordt gecreëerd door min of meer visionaire bewegingen die zich niet beperken tot het verbeteren van de omstandigheden voor de eigen groep, maar een verandering van de maatschappij als geheel nastreven. Feminisme en de ecologische beweging vallen onder deze categorie.
De confrontatie van Het Net en Het Zelf schetst Castells als een botsing tussen twee ruimte-tijdbelevingen.
Het ruimte-tijdbeleving van Het Net wordt bepaald door de space of flows: het geïntegreerde mondiale netwerk. Dit bestaat uit diverse samenhangende elementen: private netwerken, zoals de financiële netwerken, bedrijfsintranetten, semi-openbare, gesloten en publieke -, open netwerken als het internet. Sociale verbanden worden op basis van deze space of flows opnieuw gedefinieerd.
De topologie van het netwerk wordt gevormd door knoop- en schakelpunten ('nodes' en 'hubs'). 'Hubs' spelen een coördinerende rol gericht op een probleemloze interactie binnen het netwerk. 'Nodes' zijn "plaatsen met strategisch belangrijke functies die resulteren in een reeks activiteiten en organisaties rond de kernfuncties van het netwerk". Het belang van 'hubs' - de productie van strategische functies van het netwerk - en van 'nodes' - het concentreren van beslissingscentra - ligt aan de basis van de dynamiek van 'mondiale steden' ('global cities').
De bewoners van de space of flows zijn in de ogen van Castells de enigen waarvoor de verwachting van Knippenberg en De Pater opgaat dat 'culturen en leefstijlen meer gebonden te zijn aan sociaal-economische klassen dan aan territoriale gemeenschappen'. Losgezongen van iedere historische en geografische context creëren deze bewoners van de netwerksamenleving hun eigen biotoop van eenvormige City's, condo's, vliegvelden en de spreekwoordelijke golfbanen. Tezamen vormen deze mondiaal verspreide, maar onderling verbonden ruimten de fysieke basis van de sociale samenhang van deze nieuwe mondiale elite.
De space of flows ('stromenruimte' zal waarschijnlijk Van Dale niet halen. WM) ligt aan de basis van een cultuur van wat Castells 'echte virtualiteit' (real virtuality) noemt. Real virtuality begon volgens Castells een rol te spelen toen Dan Quayle in de verkiezingscampagne van 1992 een issue maakte van het morele gedrag van het televisie personage, Murphy Brown, dat - in de serie, niet in het echt - ongehuwd moeder werd. De symbolische representatie van de werkelijkheid drong vanaf dat moment meer en meer de 'echte' werkelijkheid binnen, tot het punt waarop fantasie werkelijker dan de werkelijkheid werd. "The culture of real virtuality, where make-belief is belief in the making".
Echte virtualiteit wordt gekarakteriseerd door tijdloze tijd (timeless time) en plaatsloze ruimte (placeless space). "Timeless time... de dominante vorm van tijdsbeleving in onze samenleving, ontstaat doordat de karakteristieken van het informationele paradigma en de netwerkmaatschappij systematische verstoringen veroorzaken in de volgorde van verschijnselen die binnen die context worden uitgevoerd ."
Voorbeelden van zulke verstoringen zijn de effecten van de wereldwijde financiële beroering op lokale gemeenschappen of van een reorganisatie van een multinationaal bedrijf op haar lokale vestigingen. "De space of flows... lost tijd op door de volgorde van gebeurtenissen te ontregelen en ze gelijktijdig te maken, waardoor de maatschappij in een eeuwig schimmenrijk veranderd " Kortom, alles kan altijd gebeuren, overal en heel snel. Een gebeurtenis kan gevolgen hebben op onverwachte plaatsen en daar niet te beïnvloeden zijn. Het tijdruimtebegrip in de space of flows kent geen uitgestrektheid of volgordelijkheid meer, maar kent maar twee hoedanigheden: hier of nergens, nu of nooit, binnen het netwerk, of buiten het netwerk.
Castells’ aandacht gaat uit naar de ontwikkelingen op het raakvlak van deze space of flows met de fysieke wereld, de space of places, waarin de goede oude clock time en de meetlat de tijd-ruimtebeleving bepalen. In The Informational City (1989) - in feite een voorstudie van The Information Age -verwoordt hij de gespannen relatie tussen de space of flows en de space of places zeer duidelijk: "Terwijl organisaties in plaatsen gelokaliseerd zijn en hun onderdelen plaatsafhankelijk zijn, is de organisatorische logica niet plaatsgebonden, maar gebonden aan de space of flows, die karakteristiek is voor organisatienetwerken. Deze flows zijn op een bepaalde wijze gestructureerd. Ze ontwikkelen zich in een richting, die zowel door de hiërarchische aansturing van de organisatie, als door de materiële karakteristieken van de ICT infrastructuur bepaald wordt. Hoe afhankelijker organisaties zijn van flows en netwerken, des te minder ze beïnvloed worden vanuit de sociale context van de vestigingsplaats. Dit leidt tot een groeiende onafhankelijkheid van de bedrijfslogica ten opzichte van de maatschappelijke logica." <>
De dominante sociale logica wordt gevormd door de echte virtualiteit van de space of flows, maar mensen leven in de fysieke wereld, de space of places.
Deze "toestand van permanente schizofrenie", waar twee verschillende ruimte-tijdbelevingen met elkaar in botsing komen, veroorzaakt enorme beroeringen in culturen overal ter wereld. Mensen verliezen hun gevoel van eigenwaarde ("sense of Self'") en proberen nieuwe manieren te vinden om hun identiteit te herstellen.
De Milieubeweging - Projectidentiteit in actie
"De veronderstelling dat de herinnering aan het verleden (..) in de cultuur (…) bewaard is gebleven (…) is niet zo maar een werkhypothese. Ze is integendeel verweven met de algemeen menselijke behoefte aan continuïteit."
Een van de manifestaties van Het Zelf dat in staat zou zijn om - op basis van een 'project identiteit - Het Net uit te dagen is de milieubeweging. Om dit te onderbouwen introduceert Castells een derde tijd-ruimtebeleving: glacial time. Glaciale tijd staat voor de lange termijn, de evolutionaire tijdschaal van de relatie tussen mens en natuur. Deze tijdschaal onttrekt zich aan directe waarneming zowel wat betreft verleden als toekomst. Als hij uitlegt wat dit in zou moeten houden wordt hij - afhankelijk van de smaak van de lezer - lyrisch of potsierlijk: "Om onszelf te verenigen met ons kosmische zelf moeten we eerst ons tijdsbegrip veranderen, de glaciale tijd door onze levens voelen stromen, de energie van de sterren door onze aderen voelen vloeien en ons voor te stellen dat de de rivieren van onze gedachten zich eindeloos vermengen in de grenzenloze oceaan van veelvormige levende materie".
Castells meent dat de milieubeweging haar identiteit aan de glacial time ontleent. Hij motiveert dit met de stelling dat bewustzijn van de glaciale tijdschaal niets anders is dan ouderwets zorg dragen voor het nageslacht. Hij koppelt dit vervolgens aan sociobiologische inzichten omtrent de cultuur van de mens als onderdeel van de natuur, en het belang van respect voor volksculturen en de authenticiteit van tradities. Hij constateert dat nationalisme hiervan de grootste vijand is, omdat de nationale staat per definitie macht heeft over een bepaald territorium en daarmee de eenheid binnen de mensheid en het vermogen tot gemeenschappelijk beheer van het globale ecosysteem doorbreekt. De sociobiologische identiteit kan worden gekoppeld aan wat hij noemt de 'green culture', ongeveer het tegenovergestelde van de cultuur van de real virtuality.
De milieubeweging is er - volgens Castells - in geslaagd om het 'glaciale tijdsperspectief' in de politiek en het bewustzijn te introduceren Het onvermijdelijke Greenpeace geldt als bewijs voor de vaardigheid van de milieubeweging om gebruik te maken van de mogelijkheden van de media en de nieuwe technologie.
Castells brengt allerlei verbanden tussen de rol van de milieubeweging en het thema van zijn trilogie die ver gezocht en oppervlakkig zijn. Castells meent dat de milieubeweging er toe in staat is om een verbinding met de glacial time te leggen en zo het fundament legt onder een politiek die op de lange termijn gericht is.
De beweging wordt karakteristieken toegedicht die goed passen in de tijd-ruimteconcepten van Castells. De relatie die hij legt met sociobiologie is dubieus. Sociobiologie gaat over de gedetermineerdheid van mens en samenleving door natuurwetten, en heeft met de milieubeweging weinig uit te staan. Het betoog draagt alle sporen van grote stappen gauw thuis.
Het Net, Het Zelf en de Natiestaat
"Het viel hem op dat niemand in de menigte oranje droeg. Vroeger zag je op zo'n dag vooral verkopers van strikjes. Ook dat was voorbij. Hij had het gevoel dat het einde der tijden naderde." J.J. Voskuil, Het bureau 6. Afgang, Van Oorschot Amsterdam, 2000, p.304.
Terugfietsend over Plein 1813 is het interessant om Castells' opvattingen met betrekking tot de toekomst van de natiestaat te overdenken. Gaat die ten onder aan de spanningen tussen Net en Zelf, of is Nederland zo klein dat het toch een enigszins samenhangende regio blijft, die de stormen van de space of flows kan doorstaan?
De natiestaat, de klassieke verpersoonlijking van legitimerende identiteit, verliest volgens Castells - die voor deze gelegenheid zwaar leunt op Guehenno: "If solidarity can no longer be locked into geography, if there is no longer a city, if there is no longer a nation, can there still be politics?", J.-M. Guehenno, The end of the nation-state, Unversity of Minnesota Press Minneapolis, 1995, p17.> - zijn macht, "hoewel - en dat is essentieel - niet zijn invloed."
Het verlies van macht vloeit voort uit een verlies van soevereiniteit, die weer het gevolg is van de mondialisering van economische kernactiviteiten, van de media, communicatie en - niet te onderschatten - de mondialisering van misdaad en rechtshandhaving.
Het meest in het oog springende voorbeeld van het verlies aan soevereiniteit bieden de geld- en valutamarkten, die sinds het einde van de tachtiger jaren volledig aan de macht van de centrale banken zijn ontsnapt. Deze markten verbinden nationale valuta met elkaar en leggen een financiële coördinatie op, die nationale overheden belet een zelfstandige economische politiek te voeren. Manuel Castells noemt dit "tot handelswaar geworden democratie van het winstbejag"
Mondialisering heeft de verzorgingsmaatschappij dubbel in de verdrukking gebracht. Niet alleen zijn de nationale budgetten - afgedwongen door de mondiale financiële markten - krapper, maar tegelijkertijd zijn mondiale bedrijven meer en meer in staat gebruik te maken van kostenverschillen in sociale voorzieningen en andere maatschappelijke standaarden.
Dit leidt er toe dat "verzorgingsstaten worden teruggebracht tot een, in een neerwaartse spiraal gevangen, grootste gemene deler".
Desalniettemin blijft de natiestaat van doorslaggevend belang omdat het nog steeds het enige legitieme lichaam is, waarop multilaterale arrangementen kunnen worden gebaseerd om de groeiende mondiale problemen het hoofd te kunnen bieden.
Deze positie is echter niet zonder problemen. De vergrote druk op de natiestaat om op het internationale vlak besluiten af te dwingen, vermindert haar geloofwaardigheid op het terrein van de binnenlandse politiek, doordat die binnen een steeds benauwender netwerk van mondiale verdragen gevangen zit.
Het resultaat is een crisis van de politieke democratie. De natiestaat verliest de capaciteit om de eigen achterban in de maatschappij te integreren, zoals dat voorheen met behulp van collectieve verzorgingsarrangementen mogelijk was. Tezelfdertijd verdwijnt het politieke proces in een toenemend abstracte arena van internationale organisaties. De traditionele democratische instituties zitten in een fundamentele tegenstelling gevangen. "Hoe meer de staat gemeenschapszin benadrukt, des te minder effectief wordt hij - als medemachthebber - in het mondiale systeem van gedeelde macht. Hoe beter de staat presteert op het mondiale niveau, des te minder kan hij de lokale achterban vertegenwoordigen ".Hoe groter de afstand wordt tussen de natiestaat en zijn burgers, des te groter wordt de behoefte aan alternatieve bronnen van identiteit. Gevangen tussen de groeiende roep om uiteenlopende, vaak tegenstrijdige, identiteiten en de noodzaak om zich op mondiaal terrein te bewegen, verliezen de traditionele democratische instituties - de civil society - aan betekenis en aan inhoud: ze verliezen hun identiteit.
De macht van de politieke democratie, ironisch genoeg juist op het moment dat ze vrijwel mondiaal omarmd wordt, lijkt onafwendbaar weg te ebben.
Castells hoopt dat sociale bewegingen er in slagen om nieuwe vormen van identiteit en democratie te ontwikkelen, die de verbinding kunnen verbreken tussen de natie - de verschaffer van identiteit - en de staat - het besluitvormingsapparaat - twee concepten die pas in de moderne tijd met elkaar verweven raakten. (Zie ook Saskia Sassen, die in deze ontvlechting van soevereiniteit en natiestaat daadwerkelijk als basis voor nieuwe emancipatiebewegingen lijkt te zien.)
Juist op dit moment passeer ik op mijn fietstocht het Vredespaleis. Wellicht een bron van legitimerende identiteit, die nog een grootse toekomst heeft. Eerst maar eens snel langs Paagman om te kijken of er al een nieuwe 'Haagse Harry' uit is, of toch Eline Vere nog maar eens lezen.
RTFM?
In tegenstelling tot u (als ik mij niet vergis) geloof ik niet in de vooruitgang in de wetenschap, maar zie ik wetenschappelijke publicaties als een verhulde vorm van schrijven over de eigen levensbeschouwing. J.J. Voskuil, Het Bureau, 4. Het A.P. Beerta-instituut, Van Oorschot Amsterdam, 1998, p. 940.
Brengt Castells' theorie ons werkelijk dichter bij de ontknoping van het wereldraadsel? Zijn methode stelt hem in staat om een samenhangend betoog te houden waarin zowel de hightech laboratoria van Sillicon Valley, de lowtech laboratoria in de Colombiaanse jungle, de mondiale kapitaalmarkten en de psychologische achtergrond van de terroristische aanslag op de metro van Tokio passen. De welwillende lezer blijft echter wel met de vraag zitten of Castells' dialectische spanning tussen Net en Zelf verklaringskracht heeft, of een rubberen Procrustesbed - 'one size fits all' - is dat hem in staat stelt alles met alles te combineren en toch een leesbaar - en zelfs opwindend - boek te schrijven.
Na enig nadenken blijkt het echter niet moeilijk om grote gaten in zijn betoog te schieten.
Parallellen met Geyl's kritiek op Toynbee - "Het wil zeggen dat Toynbee in zijn hart gelooft dat het desintegratieproces zich van onze beschaving meester gemaakt heeft (…) Zijn methode (…), dient hij aan als empirisch." (Pieter Geyl, 'Toynbees' systeem der beschavingen', in: Verzamelde opstellen 4. Het Spectrum Utrecht/Antwerpen, 1978, p. 127-128) of Van der Dussen's kritiek op Braudel - "er is hier dus sprake van een theorie, die in feite een eenvoudige, zij het briljante, vondst is bij de oplossing van een compositieprobleem" (W.J. van der Dussen, 'Geschiedenis en filosofie', in: Taal en Geschiedenis, Groniek Groningen 1994, p.107) zijn eenvoudig te trekken.
In feite betreft het een basiskenmerk - noem het een zwakte - van de sociale wetenschappen: iedere goeroe ontwikkelt weer zijn eigen methodologie en begrippenapparaat in de hoop school te maken. Als 'oplossing van een compositieprobleem' heeft Castells zeker geen slechte - zij het wellicht geen briljante - aanpak gevonden. Ik vind 'Het Net' en 'Het Zelf' krachtige metaforen, die mij in ieder geval het idee geven - hoe 'quick and dirty' ook- enige intellectuele grip op de mondiale ontwikkelingen te krijgen.
Bart Tromps kritische waardering voor Daniel Bell is volgens mij ook op Castells van toepassing. "Zoals voor alle begripsmatige raamwerken geldt, kan de juistheid ervan niet bewezen of aangetoond worden. De vruchtbaarheid echter wel: elk begrippenstelsel dat de manier waarop economie en techniek, politiek, en cultuur elkaar beïnvloeden als een probleem opvat, heeft grote voordelen boven dat waarin per definitie wordt aangenomen dat de logica van verandering in een samenleving voor deze drie sferen dezelfde is." Een frisgewassen doedelzak, Arbeiderspers Amsterdam, 1988, p. 62-63.
Castells is nogal een sombermans, maar ik vind hem een verademing in vergelijking tot de al te simplistische heilsprofeten van wat men de Nieuwe Economie pleegt te noemen, als Kevin Kelly. (Hoewel ook Kelly, de hogepriester van de space of flows, hel en verdoemenis belooft aan hen die zich niet tot de 'regels van de nieuwe economie' bekeren.) 'Als je niet in real time werkt, ben je er geweest', Kevin Kelly, Nieuwe Regels voor de Nieuwe Economie, Nieuwezijds Amsterdam, 1999, p. 26.
Castells geeft tevens een goede aanvulling op mensen als Wallerstein, die weinig oog hebben voor de impact van informatie- en communicatietechnologie (ICT) op het 'wereldsysteem'. Ik blijf daarom met voorzichtig enthousiasme RTFM adviseren, maar niet als eindpunt, maar als beginpunt voor verdere overdenkingen. The Information Age is op zijn minst een boeiende raamvertelling. Ik vind het waarschijnlijk vooral boeiend omdat ik Castells' fascinatie voor het informatietijdperk herken. Een fascinatie gebaseerd op enthousiasme, hoop, scepsis, afschuw.
En ook weemoedigheid.
Willem Minderhout
Geen opmerkingen:
Een reactie posten