Willem Minderhout, november 2003
Tekst behorende bij een key note speech, uitgesproken door Lara van Druten op het Landelijk Architectuur Congres , 27 november 2003.
Een Arcanum is een ‘geheime formule’, bijvoorbeeld om goud te kunnen maken, of een geheim, verborgen in een kist, de Oud Testamentische ‘Arke des Verbonds’. Nieuwe Arcanië is ook een soort geheim, in die zin dat nog niemand precies weet hoe het eruit ziet, of hoe het gemaakt moet worden. Hoe het eruit kan zien is afhankelijk van hoe men het eruit wil laten zien. Eén ding staat vast: het is verborgen. Niet in een kist, maar in onze hoofden. Hoofden van mensen die een wereld nastreven, die zowel optimale geborgenheid en afzondering waarborgt, als flexibiliteit en vrijheid.
Voor een ‘duurzame’ relatie met de rivier is het ontwerp voor Nieuw Arcanië ingediend in het kader van de prijsvraag ‘Waterlandschap van de Toekomst’ van het expertisecentrum voor meervoudig en intensief ruimtegebruik ‘Habiforum’ en het Ministerie van V&W in 2001. Het concept kreeg een eervolle vermelding en werd met name geprezen omdat het niet ‘een zoveelste voorstel voor drijvende huisjes was’, maar de ‘enige inzending (was) waarin een waterlandschap is geplaatst binnen de context van een heldere maatschappijvisie. Het is een inspirerend en spannend sprookje over wonen op water. De inzending getuigt van pioniersmentaliteit en van ware interesse in mensen. Het beeldmateriaal vertoont utopische vergezichten.’
Nieuw Arcanië is ontstaan als antwoord op fysisch geografische en maatschappelijke trends en ruimteclaims: stijging wateraanbod, bodemdaling, individualisering en flexibilisering, ruimteclaims voor natuur, wonen, werken en water en een verminderde behoefte aan landbouwareaal.
In het project ‘De Nieuwe Kaart van Nederland’ zijn alle bestaande plannen voor ruimtegebruik in Nederland op één kaart ingetekend. Er bleek meer land ‘geclaimd’ te worden dan er daadwerkelijk aanwezig is: ons land is te klein. Slimme combinaties kunnen hierop een antwoord geven.
De regels van de prijsvraag dwongen ons om Nieuw Arcanië te visualiseren. Het door ons gepresenteerde beeld was inspirerend en verlokkend en toonde menige tijdschriftcover in Nederland en Frankrijk. Habiforum werd benaderd door geïnteresseerde bewoners.
Of een ooit te realiseren Nieuw Arcanië er ook zo uitziet is echter niet te zeggen. Niemand kan op dit moment weten hoe het er uit zal zien. Nu zult u mij ongetwijfeld vaagheid verwijten. Wij hebben echter wel degelijk vastomlijnde gedachten waaraan het ontwerp moet voldoen. U, als ICT architect, noemt dit ‘principes’. In Nieuw Arcanië zullen, juist om optimale vrijheid en flexibiliteit te garanderen, stringente principes moeten worden gehanteerd, zowel voor de fysieke als de virtuele architectuur. Deze principes zijn afgeleid van de kenmerken van een Waterlandschap. In onze visie zijn die kenmerken echter in grote mate overeenkomstig de kenmerken van de huidige informatiemaatschappij, door Manuel Castells zo beeldend de ‘stromenruimte’ of ‘Space of Flows’ genoemd.
Beheersen of accomoderen?
Reeds in de negentiende eeuw vreesden sociologen als Comte, Spencer en Tönnies dat de overgang van de traditionele naar de moderne industriële maatschappij een einde zou maken aan alle gemeenschappelijke normen en waarden. In Tönnies termen: een organische ‘Gemeinschaft’ zou plaats maken voor een mechanische ‘Gesellschaft’. Slechts een sterke staat, als plaatsvervanger van de traditie, zou er voor kunnen zorgen dat zo’n ‘Gesellschaft’ niet zou desintegreren.
Het hedendaagse normen en waarden debat komt dus niet uit de lucht vallen. We beleven weer een zelfde soort overgang als deze klassieke sociologen bestudeerden en de angst voor desintegratie lijkt minstens even groot.
De ‘anti-globalisten’ geven een duidelijke uitdrukking aan deze angst. Ook de hedendaagse religieus fundamentalistische en etnisch nationalistische bewegingen worden geheel of gedeeltelijk verklaard als reacties op de opkomst van de netwerkmaatschappij.
Net zoals de strijd tegen het water in de Nederlands rivieren met behulp van steeds hogere dijken juist groter wordende risico’s met zich meebrengt, leidt een ‘terugkeer’ tot een traditioneel geachte etnische of religieuze identiteit om een schutsmuur tegen de informatiesamenleving op te trekken tot frequente humanitaire rampen, die het juist trachtte buiten te sluiten. Zie Joegoslavië, de opkomst van de militante Islam en het intolerante Christelijk fundamentalisme in de VS.
Wat zou er gebeuren als we niet zouden kiezen voor het indammen van deze ‘space of flows’, maar ook hier een strategie zouden ontwikkelen die daar juist gebruik van maakt?
Dezelfde informatie en communicatie technologie die de menselijke verhoudingen wereldwijd en op alle maatschappelijke terreinen ondermijnt, zou ook voor nieuwe verbanden kunnen zorgen. Want wat doet ICT? “Connecting people”, zegt een bekend bedrijf als antwoord op deze vraag. En dat is niet alleen reclametaal.
ICT kan ons helpen om veel van onze verlangens te realiseren, zelfs de paradoxale verlangens naar vrijheid én geborgenheid, zelfstandigheid én gebondenheid, individualiteit én gemeenschap, authenticiteit en meerduidigheid.
Het element water geeft hierbij een heel concrete invulling van en aanvulling op de karakteristiek die Manuel Castells geeft van de ruimte waarbinnen de informatiesamenleving zich ontwikkelt: the Space of Flows, of stromenruimte.
Volgens Castells bestaat de space of flows uit drie aspecten:
- Technologie: de netwerkinfrastructuur.
- Plaatsen: de topologie van het netwerk, gevormd door knooppunten en schakelpunten, 'nodes' en 'hubs'). 'Hubs' spelen een coördinerende rol gericht op een probleemloze interactie binnen het netwerk. 'Nodes' zijn "plaatsen met strategisch belangrijke functies die resulteren in een reeks activiteiten en organisaties rond de kernfuncties van het netwerk". Het belang van 'hubs' - de productie van strategische functies van het netwerk - en van 'nodes' - het concentreren van beslissingscentra - ligt aan de basis van de dynamiek van 'mondiale steden' ('global cities').
- Mensen: Het (relatief) afgesloten biotoop waar men de managementelite aantreft, die macht hebben over de netwerken bestaat uit de - wereldwijd vrijwel identiek vormgegeven - afgeschermde wijken, exclusieve clubs en VIP ruimten op vliegvelden en in hotels. Tezamen vormen deze verspreide, maar onderling verbonden ruimten de fysieke basis van de sociale samenhang van deze nieuwe elite. [1]
Wij zien Nieuw Arcanië echter niet als een ‘management ghetto’, maar als een habitat voor de informationele mens van morgen.
Een habitat dat meebeweegt met veranderingen die wij momenteel doormaken op zowel
- geofysisch,
- sociaal economisch,
- als sociaal cultureel terrein.
Geofysische veranderingen: Waarom een waterlandschap?
De onzekerheden over de ontwikkeling van het klimaat en de consequenties daarvan, in combinatie met schrikwekkende tekens aan de wand als de recente overstromingen in Midden Europa en de droogte deze zomer, pleiten er volgens ons voor om toch verstrekkende voorbereidingsmaatregelen te treffen om rampen te voorkomen.
De hoogwaters van 1993 en 1995 hebben het denken over de toekomst van onze relatie met de grote rivieren in een stroomversnelling gebracht.
Nadat met grote spoed de rivierdijken werden verhoogd, werden tal van initiatieven ontplooid om tot meer duurzame oplossingen te komen. Het doorgaande proces van bodemdaling en het – naar verwachting - groeiende aanbod van rivierwater maken het aannemelijk dat dijkverhoging op den duur geen houdbare strategie meer is. Rampen zijn tot nu toe afgewend, maar wetenschappers voorspellen dat de kans op overvloedige regenval door klimaatsverandering en een niet meer door de rivieren te verwerken ‘piekbelasting’ door ontbossing steeds groter wordt. Maatregelen dienen genomen te worden.
Op dit moment worden vooral de plannen ontwikkeld voor ‘Nood Overloop Gebieden’ (NOG’s), polders die in geval van nood opgeofferd worden om grotere rampen – het overstromen van dichtbevolkte gebieden - te voorkomen.
De bewoners van de NOG’s hebben uiteraard een punt als ze stellen dat hun woonomgeving gedoemd is, als de mogelijkheid dat hun woon en werkgebied aan het water wordt prijsgegeven als een zwaard van Damocles boven het gebied hangt. Wie wil daar nog in investeren? Wie wil daar een toekomst opbouwen? Daar moeten betere alternatieven voor gevonden worden!
In het ontwerp voor Nieuw Arcanië hebben we de pretenties dat het water buitengesloten kan worden losgelaten. Niet Nood Overloop Gebieden aanwijzen, maar de grote rivieren echt de ruimte geven om hun weg te vinden. Hierdoor zal een nat moerasgebied rond de grote rivieren ontstaan, een ideale onderlegger voor (watergebonden) recreatie en natuurontwikkeling.
Op daarvoor geschikte knooppunten zou ook waterbestendige urbanisatie kunnen plaatsvinden.
Sociaal economische veranderingen: Architectuur en stedenbouw in de netwerkmaatschappij
Architectuur en stedenbouw zijn altijd de uitdrukking van de economische structuur, de machtsverhoudingen, technische en geofysische mogelijkheden en beperkingen en sociaal culturele verlangens en taboes van een maatschappij. Wat de ontwikkeling van Nederland van een handels-, tot een industrienatie, in combinatie met de revolutie op transport en communicatiegebied voor verstrekkende gevolgen heeft gehad voor het verstedelijkingspatroon kan je nog steeds ‘lezen’ in de gebouwde omgeving. De op het oog organisch gegroeide en geïntegreerde handelssteden vielen, onder invloed van industrialisatie en de transportrevolutie uiteen. Gedifferentieerde woon- en werkgebieden ontstonden, niet zelden op grote afstand van elkaar. Het gedeeltelijk wegvallen van de relevantie van afstand door de opkomst van internet zullen zich ook ruimtelijk gaan vertalen. Dat gebeurt nu al, maar het is uiteraard moeilijk om midden tijdens deze verandering incident van trend te onderscheiden.
Als we teruggrijpen op de recente geschiedenis van stedenbouw en architectuur zijn er volgens mij wel aangrijpingspunten te vinden.
Massaproductie en de groeiende beheersing van beton-, staal- en glastechnologie legden de basis onder ‘Het Nieuwe Bouwen’; dat voor de Tweede Wereldoorlog ontstond en daarna dominant werd.
Efficiënte en geriefelijke woningen voor de gewone man, in eindeloze repetitie met behulp van prefab elementen gebouwd. karakteriseren de naoorlogse wijken. Schoonheid werd gelijkgesteld met functionaliteit, ornamenten waren uit den boze, het ambacht had afgedaan. Althans in theorie. De felle debatten tijdens het interbellum tussen de aanhangers van het Nieuwe Bouwen en de krullentrekkers van de Amsterdamse School hebben niet tot een duidelijke overwinning geleid.
Het Nieuwe Bouwen heeft slechts enkele monumenten opgeleverd, als het – bepaald niet voor de massa ontworpen - Rietveldhuis, de Van Nelle-fabrieken de rest is – Den Haag Zuidwest en Bijlmer - rijp voor de sloop, terwijl de panden van de Amsterdamse School gekoesterd worden en de daarvan afgeleide ‘jaren dertig-stijl’ domineert in VINEX-suburbia.
Ik bewandelde deze omweg om één ding duidelijk te maken: de vorm waarin sociaal economische veranderingen verschijnen in de gebouwde omgeving is onvoorspelbaar en afhankelijk van de kracht van historisch bepaalde identiteiten en politieke machtsverhoudingen. Kijk naar de Russische woonkazernes en het stedelijk landschap van de San Fernando Valley in Los Angeles, die functioneel vergelijkbaar zijn, maar esthetisch-ideologisch totaal verschillend.
In dit verhaal wil ik me vooral beperken tot die functionele veranderingen en de – onvoorspelbare - vorm waarin die zullen verschijnen buiten beschouwing laten.
Ook daar sluit ik aan op de Nieuwe Bouwers. De meest radicale onder hen hadden nooit de pretentie om gebouwen van ‘eeuwige schoonheid’ neer te zetten. “Bouwen is organiseren”, zeiden de constructivisten en als een gebouw niet meer voldoet, dan gooi je het weg. Een goed principe zolang de functie de vorm overheerst. Als de vorm het behoud waard blijkt, zien we wel weer.
Het lijkt erop of het gouden tijdperk van dit constructivistische uitgangspunt nu pas aanbreekt. Steeds meer bedrijventerreinen worden opgezet volgens de ‘crush and build’ opvatting. Alle kavels worden bebouwd met een voor de gebruiker op maat gemaakte, relatief goedkope loodsachtige constructie. Als de kavel van eigenaar verandert, wordt de bebouwing neergehaald en door een nieuwe, op de volgende gebruiker afgestemde, loods bebouwd.
Volgens Castells zal deze anonieme architectuur zich niet tot bedrijventerreinen beperken. Hij voorspelt een radicale breuk tussen architectuur en maatschappij: de architectuur van de toekomstige ‘Network Society’ zal a-historische en a-cultureel zijn.[2] Een fenomeen dat nu al opgeld doet in wat Noel Garreau omschrijft als ‘Edge City’, any place that has at least five million or more square feet of of leasable office space; has 600.000 square feet or more of leasable retail space; has more jobs than bedrooms; is perceived by the population as one place; is nothing like ‘city’ as recently as thirty years ago. [3] Kort samengevat: wat telt is een voldoende aantal vierkante meters, wat niet meer van belang is, is een gevoel van uniciteit, historie en cultuur van een bepaalde ruimte als ‘plaats’.
Deze ontwikkeling wordt volgens Castells veroorzaakt door de opkomst van de Netwerkmaatschappij, oftewel de overgang van ‘industrialisme’ naar ‘informationalisme’. Deze nieuwe, mondiale, maatschappijformatie ondermijnt alle min of meer stabiele, plaatsgebonden, hiërarchische relaties en vervangt die door veranderlijke, flexibele, mondiale ‘netwerkrelaties’.
Sociaal culturele veranderingen: De mens in de Netwerkmaatschappij
Om te kunnen functioneren in de Netwerkmaatschappij moet de ‘Netwerkmens’ zelf ook over een grote mate van flexibiliteit beschikken.
Individualisering is in deze analyse niet, of niet alleen, iets wat mensen uit zichzelf nastreven, maar een overlevingsstrategie.
Wat dit betekent voor mensen en hun onderlinge relaties is uitputtend beschreven door Richard Sennett. [4] Hij citeert een directeur van ATT, die kernachtig weergeeft welke ontwikkeling er op het terrein van arbeidsrelaties gaande zijn: “Bij ATT moeten wij de gedachte bevorderen dat het hele personeel er maar toevallig is, hoewel de meeste toevallige medewerkers zich wel binnen onze muren bevinden. ‘Banen’ worden vervangen door ‘projecten’ en ‘werkvelden’.” Sennett toont aan dat deze veranderende arbeidsrelaties, frequente veranderingen van arbeidsplaats en functie, doorwerken tot in de meest intieme relaties. De manier waarop mensen zich in deze omstandigheden kunnen handhaven is de evolutie tot ‘kenniswerker’, mensen die over voldoende ‘skills’ beschikken om zich aan constant veranderende omstandigheden aan te passen. De prijs voor de individuele vrijheid die de Netwerkmaatschappij biedt, is een altijd dreigend gevoel van ontworteling en overbodigheid. Iedereen lijkt op zichzelf teruggeworpen te zijn.
Dit lijkt mij een doemscenario. In het gedachte-experiment Nieuw Arcanië stellen we echter voor om deze ontwikkeling, net als de rivier, niet in te dammen, maar er - meebewegend met de stroom - iets moois te van te maken.
Nu al wordt de individualisering als iets gepresenteerd ‘dat we nu eenmaal zelf willen’. Dat is volgens mij ideologische schijn: we moeten wel, om te overleven in deze gefragmenteerde, centrumloze netwerkmaatschappij! Laten we er dan toch maar iets moois van maken.
‘Clicks’-architectuur
En dat brengt ons terug naar het onderwerp van dit congres. ICT architectuur. Die is in een korte tijd een lange weg gegaan van het mainframe naar web based computing. Van centralisering en disciplinering naar decentralisering, ‘loslaten’ en ‘empowerment’. Van productieregulator tot sociaal culturele ‘ruimte’. Van plaatsgebonden tot alom ‘draadloos’ aanwezig. Van rigide maatwerk, naar flexibele, eindeloos combineerbare pre-fab componenten, op grond van gezamenlijke standaarden
Het web integreert al die verspreide ‘computing units’ tot één grote communicerende en samenwerkende ‘global computer’, maar wat zijn al die computers anders dan werktuigen – extensies - van het menselijk brein? Routines, ‘ruggenmerg-bezigheden’, kunnen door ‘de computers zelf’ worden overgenomen, maar op het terrein van de wil, de creativiteit, het verstand en het verlangen zijn het toch ‘de mensen achter de computer’ die verbonden worden. Daarmee vervagen in één beweging ook de grenzen tussen werk en vrije tijd. Als je on line bent ben je aanwezig: voor je baas en voor de buurvrouw, waar je je ook ter wereld fysiek mag bevinden.
Wat vermeden dient te worden is om de analogie te ver door te trekken en ook de mensen achter de computers te gaan zien als vervangbare componenten van het netwerk. De ‘clicks-architectuur’ moet mensen in staat stellen mee te bewegen met de fluctuaties in dat netwerk en steeds weer nieuwe samenwerkingsverbanden aan te gaan.
‘Bricks’-architectuur
De materiële architectuur is tot nu toe vooral veranderd onder de homogeniserende werking van de mede door ICT mogelijk gemaakte mondiale cultuur en door de grote mate van economische veranderlijkheid die ‘wegwerparchitectuur’ tot gevolg heeft. De enige materiele maatregel die direct ICT gerelateerd is, lijken de – wellicht binnenkort al weer obsolete – kabelgoten. Wat zou er echter gebeuren als we de architectuurprincipes van de ‘clicks’ op de ‘bricks’ zouden toepassen?
Laten we terugkeren naar Het Nieuwe Bouwen met zijn geprefabriceerde identieke units die samen appartementencomplexen of kantoren vormen.
Maak die units koppelbaar, of in dit geval ontkoppelbaar en je kan (gedeelten van) het complex naar elders verplaatsen.
- Maak ze verwisselbaar en je kan diverse complexen op een andere manier mengen.
- Maak ze uitbreidbaar door twee of meerdere units samen te voegen.
- Maak ze zelfstandig, zodat één unit ook als vrijstaand huisje kan functioneren.
Verplaatsbaarheid is voor alle bovenstaande principes een basisvoorwaarde.
Stel dat een architectuur van de toekomst aan deze principes zou kunnen voldoen, dan zijn steden voorstelbaar die zich optimaal kunnen aanpassen aan gewijzigde omstandigheden: krimpen, groeien, van samenstelling veranderen al naar gelang de omstandigheden het verlangen en zonder dat de bewoners noodzakelijkerwijs van huis veranderen. Het huis hoeft slechts verplaatst te worden. Je kunt je zelfs voorstellen dat verschillende units zich gedurende de dag verbinden tot kantoorcomplexen en ’s avonds weer terugkeren naar een geriefelijke woonomgeving. Tijdens de vakantieperiode zouden steden kunnen ‘oplossen’ in het groen.
Om een eindeloos recombineerbare stad te kunnen maken zijn, net als bij internet, twee dingen nodig. Een netwerk en knopen.
Dynamische Steden: attractoren en fractals
Laten we terugkeren naar de eerste twee elementen van de ‘space of flows’ die Castells noemde: het netwerk en de knopen.
Dit netwerk zou het wegennet kunnen zijn; steden als geïntegreerde ‘trailer parks’, maar water komt daar meer voor in aanmerking. Wat is nu letterlijker een ‘space of flows’ dan het water?
Stel dat je units kunt maken die, als fractals, onderling koppelbaar zijn.
Wat je dan – om in termen van de chaostheorie te blijven – als ‘knoop’ nodig hebt is een ‘attractor’, een structuur waaromheen de fractals zich verzamelen. Aan deze structuur moeten de drijvende units zich kunnen hechten, ‘inloggen’ zodat er zich een stad ‘uitkristalliseert’, als een dynamisch koraalrif. In een waterlandschap kan je denken aan een vaste bodemgebonden structuur, waarin zich eenheden en utilities bevinden die zich niet, of slechts gedeeltelijk, in de (gekoppelde) units kunnen bevinden. Denk aan: energieopwekking; vuilverwerking; drinkwatervoorziening; bedrijfs- en productievoorzieningen, die niet in de units (in potentie woonwerkeenheden) kunnen worden ondergebracht, maar ook aan zaken als sportcomplexen en theaters, al zou je die er ook in latere instantie aan moeten kunnen koppelen.
De diverse attractoren staan in concurrentie tot elkaar. Succesvolle attractoren zullen groeien tot er een optimum bereikt is, onsuccesvolle zullen krimpen.
De Nieuw Arcaanse urbanisatie kun je zien als een verzameling fractals, die kan uitdijen, of inkrimpen; eindeloos van vorm kan veranderen, maar in essentie hetzelfde blijft.
De mens als heremietkreeft – de stad als dynamisch koraalrif
De bewoners slepen, als heremietkreeften, die hun zachte onderlijf periodiek in een grotere schelp moeten wurmen, hun ‘units’ met zich mee en koppelen ze desgewenst tot ‘gezinsunits’, ‘woon-werkunits’, ‘zorg-‘, ‘sport-‘ of ‘vrijetijdsunits’, al naar gelang de behoefte. Ik gebruik hier de heremietkreeft als metafoor en niet de oester. Heremietkreeften zijn namelijk niet veroordeeld tot één plaats en één schelp, maar kunnen hun ‘unit’ desgewenst ook inruilen voor een andere.
Heremiet – kluizenaar, of woestijnbewoner – is een aardige metafoor voor het op zichzelf teruggeworpen individu in de informatiesamenleving. De mens zal echter altijd zinvolle relaties met andere mensen willen aangaan. Door de ‘schelpen’ van de informatie-heremieten onderling fysiek en virtueel koppelbaar te maken kan men aan de fluctuerende en situationeel bepaalde behoefte aan deze relaties optimaal tegemoet komen.
Als coördinatiemechanisme kan ICT dienst doen. ICT die geheel is toegesneden op de menselijke maat:
· Administratieve ‘stofwisseling’.
· Extensie van brein en zintuigen
Stofwisseling
Hiermee bedoel ik dat ICT de ‘stofwisselingsfunctie’ tussen bewoner en gemeenschap volledig kan automatiseren zodat daar niet meer over hoeft te worden nagedacht. Daarmee bedoelen we de stroom administratieve data met betrekking tot persoonsgegevens, verblijfplaats, inkomen, verzekeringen, gezondheidstoestand etc. Met andere woorden alle data die bepaalde instanties moeten weten en alle data waarvan ik vind dat bepaalde personen of instanties van mij zouden moeten, of mogen weten. In Nederland wordt dit reeds praktisch uitgewerkt voor de Gemeentelijke Basis Administratie in navolging van de aanbevelingen van de Commissie Snellen. (‘Het kluisje van Snellen’, dat personen in staat stelt om de eigen persoonsgegevens te controleren, te valideren, te muteren, aan te vullen en ter beschikking van derden te stellen.)
De administratieve verplichtingen worden zo een vorm van ademhalen: een activiteit waar je geen acht op slaat, al kan je af en toe – bij een veelheid van mutaties bijvoorbeeld – tijdelijk ‘buiten adem raken’. Ook de huishoudelijke stofwisseling kan je hier onder scharen. ‘De denkende koelkast’, die zelf zijn inventaris op peil houdt.
De stofwisselingsmetafoor kan echter van toepassing zijn op alle relaties. Op grond van je persoonlijke profiel – en je wens die al dan niet beschikbaar te stellen - kan het systeem als ‘matchmaker’ en ‘decision support system’ dienen voor zowel economische, culturele, sociale en zelfs seksuele relaties en tevens aanbevelingen doen voor een optimale fysieke positie in het netwerk.
Extensie van brein en zintuigen
De uiteindelijke beslissing om een relatie aan te gaan en de invulling van die relatie is en blijft, afgezien van allerlei determinerende factoren, uiteraard een persoonlijke keuze.
ICT stelt iedereen in staat om waar ook in Nieuw Arcanië een kijkje te nemen, zijn oor te luisteren te leggen, een gesprek aan te knopen, of een transactie (sociaal, economisch, cultureel, emotioneel etc.) aan te gaan. Publieke ruimten zijn ook virtueel ontsloten, zodat iedereen kan zien of er iets aan de hand is in positieve, of negatieve zin; de privé-ruimte kan selectief ontsloten worden voor ‘virtuele visite’, de kinderoppas, of een collega; de werkruimte kan selectief worden geopend voor klanten, relaties en potentiële werknemers; kantoren, leslokalen etc. kunnen ontstaan door privé-ruimten virtueel aaneen te schakelen.
Terug met beide benen in het water
Utopische vergezichten zijn mooi en aardig. Ze inspireren echter alleen als er ook daadwerkelijk stappen in die richting te maken zijn. Wat kunnen we er morgen mee? Die vraag is – zoals ik aan het begin van mijn verhaal schetste – vandaag al actueel, want er is een waterprobleem en er is een tekort aan woningbouwlocaties. Een drijvende stad dient zich aan als een realistische optie.
Wat zou zo’n drijvende stad aan het idee van Nieuw Arcanië kunnen ontlenen?
Wat, met behulp van ICT, gerealiseerd kan worden aan ‘Arcaanse elementen, staat eigenlijk los van het feit dat de huizen drijven. De drijvende stad biedt echter een uitgekiende locatie om deze elementen toe te passen. Het biedt als locatie een venster op een mogelijke toekomst van het fysieke bouwen, dat zou ook in virtuele zin vormgegeven moeten worden; water biedt weinig fysieke ruimte voor ‘publiek domein’, dit zou in virtuele zin kunnen worden gecompenseerd; de sociale, culturele en economische vitaliteit en identiteit is er bij gebaat.
ICT kan van begin af aan alle belanghebbenden en belangstellenden – van deskundigen tot potentiële bewoners – bij de totstandkoming van deze stad en het omringende waterlandschap betrekken.
De ‘stofwisseling’ – de door ICT ondersteunde logistiek van goederen, diensten en informatie – kan in deze omgeving optimaal worden vormgegeven.
Door alle woningen (woon-werkunits) onderling en met een centrale unit (attractor) breedbandig te verbinden ontstaat een drager voor tal van ontwikkelingen binnen de stad. Van gezamenlijke kinderoppas tot gezamenlijke economische activiteiten.
En als we de drijvende units zien als combineerbare en koppelbare componenten, dan zullen er standaarden moeten worden afgesproken op basis waarvan units fysiek gecombineerd en gekoppeld kunnen worden.
Of dergelijke functionele architectuurprincipes zullen leiden tot wegwerparchitectuur, of tot een grote esthetische schoonheid? De tijd zal het leren.
Willem Minderhout
[1] Manuel Castells (1996), The Information Age Vol. I, The rise of the network society, Blackwell, Malden/Oxford, p. 376 – 428.
[2] Manuel Castells (1998), The rise of the Network Society, Blackwell, Malden Oxford, p. 418
[3] Gareau geciteerd door Castells (1998), The Information Age Vol 2, The power of identity, Blackwell Malden/Oxford, p. 399.
[4] Richard Sennett (2000), De flexibele mens, Rainbow Amsterdam.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten