Pantuns zijn mondeling overgeleverde volksgedichten
uit het Maleise taalgebied. Het zijn naar de vorm kwatrijnen, waarvan
elke regel gewoonlijk vier woorden telt en elk woord twee lettergrepen.
Het rijm is gekruist, waarbij gestreefd wordt naar assonantie over de
hele regel.
Een mooi voorbeeld is:
De eerste twee regels roepen een natuurbeeld op dat
slechts zijdelings betrekking heeft op de laatste twee regels die de
eigenlijke bedoeling van het gedicht uitdrukken.
De veerten pantuns die u hier aantreft zijn
vertaald door:
Angela Rookmaaker en Alfred van der Helm en
komen uit de bundel Pantuns, Slibreeks nr. 29, Zeeuws
Kunstenaarscentrum, 1985.
Deze selectie verscheen eerder in de Rauie
Regah.
1. Kalau tuan mudik ke hulu
Ga je de rivier op de bergen in,
zoek mij dan een kambodja-bloem.
Als jij de eerste bent die sterft,
wacht mij dan op aan de hemelpoort.
2. Kain ini kain sutera
Dit kleed is geweven van zijde;
als je gaat baden, maak het niet nat.
Dit spel spelen wij met zijn tweeën;
als we gaan sterven, heb dan geen spijt.
3. Semalam sahaya mimpikan bulan
Ik heb vannacht van de maan gedroomd
en trossenvol klappers vielen uit de palm
Ik heb vannacht van jou gedroomd
en meende te slapen met als kussen jouw arm.
4. Rumah kecil pintu ke laut
Klein huisje uitziend op zee
dat is waar iemand de viool strijkt.
Klein lijfje als geslepen met een mes:
dat is waar mijn hart op hol sloeg.
5. Di mana tempat murai berbunyi?
Vanwaar, o waar klinkt het ekstertje?
De kapokboom aan de vijverrand.
Waar o waar hebben wij ons afspraakje?
In de klamboe, op het matras.
6. Nak mandi marilah mandi
Zullen we baden, laat ons dan baden;
in één hoos wij met ons beiden.
Zullen we doodgaan, laat ons dan doodgaan;
in één graf wij met ons beiden.
7. Berapa tinggi pucuk pinang
Hoe hoog de palm ook moge zijn,
rook van vuur komt altijd hoger.
Hoe hoog de Gunung Ledang *) ook moge zijn,
mijn hartewens reikt altijd hoger.
8. Asal kapas menadi benang
Wat katoen geweest is heet nu garen,
wat garen geweest is heet nu kleed.
Denk niet terug aan wie je kwijt bent;
die is toch heel iemand anders nu.
9. Kapal perang angkat teringket
Oorlogsschepen lichten het anker
en leggen aan in de monding van Birma.
Een valk ben jij, een musje ik ...
kan het bestaan dat die ooit sámen vliegen?
10. Padi muda jangan dilurut
Blijf af met je handen van de jonge aanplant;
kom je er toch aan, dan breekt de rijst af.
Volg niet de kuren van je jeugdige hart;
als je dat wel doet, dan loopt het slecht af.
11. Tujuh hari dalam hutan
Zeven dagen in de wouden
kan ik zonder water, zonder rijst.
Moet ik één dag zonder jou doen,
dan kwijn ik van binnen helemaal weg.
12. Berdenteng guruh di Papan
Donderen doet het boven Papan
en de bliksem slaat in te Selayang.
De hemel vind je toch echt in je lichaam,
kijk maar waar de liefde huist.
13. Sakit kaki ditikam jeruju
De distels prikken in mijn voet;
ik stapte er in het drasland op.
Je borstjes prikkelen in mijn hart;
ik zie ze door je kebaja heen.
14. Burung pucun terbang melintang
Een reiger klapwiekt schuinweg op
eenmaal los vliegt hij recht voor de wind
Je kust mijn neus om je schuld af te lossen
en bijt in mijn wang om je schuld te vergroten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten