M.T.C. Cronin: Bestseller
Bestseller, Vagabond Press, Sydney
Australia, 2001
(vertaling uit het Engels: Willem Minderhout,
begin: 08-10-2004, vooralsnog ernstig onvoltooid)
BESTSELLER
Het was een erg rustig land
Waar ik woonde
De president zei
Waar zullen we anders door geregeerd worden
Dan door de wet
Kan je ze in de rij zien staan
Voor wat liefde
Mijn vrienden en buren
Maakten me duidelijk
Dat ze die plaatsen heimelijk betraden
Hun huizen
Maar ze komen gewoonlijk naar buiten
Bij ieder geluid
Dat ze nooit eerder gehoord hebben
Ik dacht dat het
Slechts de avondklok was
En schreef een boek
Genaamd "Hoe om te gaan met de overheid"
Ik voelde me te gemakkelijk geraakt
Door dingen
Die te dicht bij me kwamen
Ik begon de indruk te krijgen
Onafhankelijk van het tijdstip van de dag
Dat het altijd laat in de nacht was
En ik las de kritieken op mijn boek
Met een gevoel alsof ik
De gebruiksaanwijzingen op het pak
Niet gelezen had
Een maand later
Toen ik een bestseller was
Kwamen ze om me mee te nemen
Steek de lijk-kaars aan zei ik
Ze gaan me zometeen vertellen
Over vrouwen en kerken
En de zielen van immer
De soldaten vermeden zorgvuldig
Enig geluid te maken
Waren wreed en beleeefd
Terwijl ze me hielpen een
verlengde limousine in te stappen
Let op de treeplank zei de jongste
Al die zorgzaamheid voor het graf? vroeg ik.
Waar ik woonde
De president zei
Waar zullen we anders door geregeerd worden
Dan door de wet
Kan je ze in de rij zien staan
Voor wat liefde
Mijn vrienden en buren
Maakten me duidelijk
Dat ze die plaatsen heimelijk betraden
Hun huizen
Maar ze komen gewoonlijk naar buiten
Bij ieder geluid
Dat ze nooit eerder gehoord hebben
Ik dacht dat het
Slechts de avondklok was
En schreef een boek
Genaamd "Hoe om te gaan met de overheid"
Ik voelde me te gemakkelijk geraakt
Door dingen
Die te dicht bij me kwamen
Ik begon de indruk te krijgen
Onafhankelijk van het tijdstip van de dag
Dat het altijd laat in de nacht was
En ik las de kritieken op mijn boek
Met een gevoel alsof ik
De gebruiksaanwijzingen op het pak
Niet gelezen had
Een maand later
Toen ik een bestseller was
Kwamen ze om me mee te nemen
Steek de lijk-kaars aan zei ik
Ze gaan me zometeen vertellen
Over vrouwen en kerken
En de zielen van immer
De soldaten vermeden zorgvuldig
Enig geluid te maken
Waren wreed en beleeefd
Terwijl ze me hielpen een
verlengde limousine in te stappen
Let op de treeplank zei de jongste
Al die zorgzaamheid voor het graf? vroeg ik.
HOOFDSTUK
ÉÉN
ZOALS HET
GESCHREVEN HAD KUNNEN ZIJN
DE DICHTER IN EEN TIJDPERK VAN OVERVLOED
Het aan een Audit onderworpen Hart
Woorden drongen naar voren en vochten en raakten gewond
En stierven en gingen naar huis en raakten verlamd -
De glibberige overlevenden ontleedden zich tesamen opdat we mogen luisteren
Naar hun zwaarden
Het gekletter
Dat is waar de tanden zijn, niet in de mond
Maar in de hand, zich uitstrekkend naar het hart daarachter
Deze kooi van heilige ontvangst
De wedren naar de bodem van die rode plek
Slang, dat ding, dat daar kronkelt
Genesteld onder de borst want er is hier alleen maar oorlog
Geweld aan de kust
In de gangen
Het land ontwerpt zichzelf, leeg en dreigend
Zonder de behoefte om de ruimte te meten tussen dit woord
En mijn laatste
Het heden wordt kleiner en kleiner
Terwijl de toekomst groter en groter wordt
Het boek van de Australiër werd geschreven
Als gevolg van een eed nooit te schrijven
Alweer. Alles
Was van te groot belang
Te weinig
Ik wil mijn lot niet laten rusten op het gewone
Op veiligheid - ik wil met iedereen praten!
Maar God is geen ouder
Geen moeder en geen vader
En jij moet ook acher mijn stem kijken
Om mijn stem waarlijk te horen
Zelfs ik, die het gedaan heeft, moet zoeken naar bewijsmateriaal van wat ik deed -
Zo vermoeid dat er geen gelegenheid is die ik te baat zal nemen
Niets vertrouwelijks in mijn bewegingen ten opzichte van de wereld
Ik kan niet rusten op mijn eigen hand
Schoonheid, zelfs van wolken, maakt me waakzaam
Voor de partijdigheid van de bloem
Ik heb de hand vastgehouden van de kleinste man
De kracht nog in ze, als van een reus
En
Mijn lach verheffend tot het niveau van een lichamelijk kenmerk
Zeg: Wees niet rusteloos met andermans liefde
Want deze lichaamsdelen, deze onberekenbare middelen tot opsporing
Zijn precies degenen die de grootste gewelddaden ondergaan
Net als die drie-ogige vis die rondrent
In de rivier achter onze huizen
Het aan een Audit onderworpen Hart
Woorden drongen naar voren en vochten en raakten gewond
En stierven en gingen naar huis en raakten verlamd -
De glibberige overlevenden ontleedden zich tesamen opdat we mogen luisteren
Naar hun zwaarden
Het gekletter
Dat is waar de tanden zijn, niet in de mond
Maar in de hand, zich uitstrekkend naar het hart daarachter
Deze kooi van heilige ontvangst
De wedren naar de bodem van die rode plek
Slang, dat ding, dat daar kronkelt
Genesteld onder de borst want er is hier alleen maar oorlog
Geweld aan de kust
In de gangen
Het land ontwerpt zichzelf, leeg en dreigend
Zonder de behoefte om de ruimte te meten tussen dit woord
En mijn laatste
Het heden wordt kleiner en kleiner
Terwijl de toekomst groter en groter wordt
Het boek van de Australiër werd geschreven
Als gevolg van een eed nooit te schrijven
Alweer. Alles
Was van te groot belang
Te weinig
Ik wil mijn lot niet laten rusten op het gewone
Op veiligheid - ik wil met iedereen praten!
Maar God is geen ouder
Geen moeder en geen vader
En jij moet ook acher mijn stem kijken
Om mijn stem waarlijk te horen
Zelfs ik, die het gedaan heeft, moet zoeken naar bewijsmateriaal van wat ik deed -
Zo vermoeid dat er geen gelegenheid is die ik te baat zal nemen
Niets vertrouwelijks in mijn bewegingen ten opzichte van de wereld
Ik kan niet rusten op mijn eigen hand
Schoonheid, zelfs van wolken, maakt me waakzaam
Voor de partijdigheid van de bloem
Ik heb de hand vastgehouden van de kleinste man
De kracht nog in ze, als van een reus
En
Mijn lach verheffend tot het niveau van een lichamelijk kenmerk
Zeg: Wees niet rusteloos met andermans liefde
Want deze lichaamsdelen, deze onberekenbare middelen tot opsporing
Zijn precies degenen die de grootste gewelddaden ondergaan
Net als die drie-ogige vis die rondrent
In de rivier achter onze huizen
KLEINE(RE)
LETTERTJES
EEN MILJOEN DODEN
Op de dag dat het prinsesje stierf
Stond Stalin op uit de dood en sprak:
"Een enkele dood is een tragedie,
een miljoen doden is een statistiek"
en Rilke fluisterde over die velen, misschien schreeuwde hij het wel,
dat ze stierven "in 559 bedden. Fabrieksmatig, vanzelfsprekend," (1)
terwijl Derrida het lijk opbaarde en verklaarde
vrouw, haar naam maakte geschiedenis -
het was de namiddag van de kat's grijze adem, Christus in bed,
veilig en warm, ingestopt voor het middagdutje,
de boerenkinkels keken allemaal TV
en de drankzaken leeg en stil als het graf.
De kerken ook leeg, op wat gebeden na, verzonden
per expresse
en geen enkele bloem in geen enkele tuin
bleef ongeplukt. Offergaven omzoomden de straten
en stapelden zich op tegen publieke gebouwen en buiten
de rechtbanken betaalden hooghartig grijnzende jongeren de prijs
geëist door het woedende, rouwende gepeupel. Gepeupel
verving de populatie en versmolt vervolgens tot één enkel beest
met tranen die over een dichotoom gezicht stroomden
om uiteindelijk van het puntje van zijn internationale neus te ploppen
en te landen op het puntje, het uiterste puntje, van een uitgestoken tong
geboren en getogen om enkel de schibbolet
van zijn generatie te stamelen; die tranen smaakten
als het spoor van het beest zelf; het achtervolgde zichzelf
in een cirkel en zeeg neer tussen de pagina's
van het plaatselijke sufferdje (Wat hetzelfde is
als alle plaatselijke sufferdjes over de hele wereld en
plaste op een drukpers rondtollend in een doodse plek
dat is waar de dood leeft). De krantenkop schreeuwde:
SCHOONHEIDSKONINGIN BANG VOOR BOM IN HAAR BREIN
(de subtext der menselijkheid lag zieltogend aan de voeten
van het redactioneel commentaar) en in kleinere letters, "prachtige
vrouw ontploft en laat alleen een gedeukte kroon na, de kostbare
edelstenen worden vermist..."
Bomen vielen in katzwijm, spelden en naalden staken
in de voeten der aarde, kunstenaars
stonden erbij als ondernemers en alle wereld-
leiders ontwikkelden, net als Pasternak, een zwak
voor het epitoom
(dat zei tenminste de schrijver van een mini-biografie) (van Pasternak!).
Kleur had geen status meer op deze zwart
witte pagina ondanks
de full colour foto van het bloed van de
onfortuinlijke - blauw niet rood - en de verschrikkelijk
goede herkenbaarheid die op de foto bewaard gebleven was
ondanks het feit dat krantenpapier goedkoop is
en grof van korrel. Tegen het einde van de week
waren de zielen uitgewrongen van het huilen en werden
in de wind te drogen gehangen, anderen werden aangevreten door katten alsof
ze katterigheid konden genezen, een waslijn
vol van hen wapperde in de wind totdat de zielen
duizelig en droog waren, sommigen werden over de rugleuning
van een stoel gegooid achtergelaten en gewoon vergeten -
overal strompelden lichamen rond
leeg en doelloos (maar tamelijk grappig
gewichtloos en luchthartig - als stomme
engelen of kleine Goden
zonder schepselen).
De "warm-aderige dubbelganger der Tijd"
arriveerde arm in arm met de dood
met Dylan Thomas die een slaperige jig danste
terwijl ginds in de zee, de miljoenen jaren oude zee,
nog geen vis met zijn ogen knipperde.
Op de dag dat het prinsesje stierf
werd een nieuw soort verveling geboren volgroeid
en luid blaffend aan de rand van de stad
als een zwaar versterkte hond. Op hun hoede voor zijn beet
kerfden de dichters hun initialen in de bomen
op de door pis zacht geworden schorre schors en de stompzinnigheid
van hun luid protesterende moeders en vaders
(poetische ouders, natuurlijk, die lofdichten
publiceerden in de nieuwsbladen en voordroegen voor de radio's
zachte woorden toen de kunst meer gebaat zou zijn geweest
bij terughoudendheid, maar...), gelukkig waren de besten
al dood tegen de tijd deze tijd
was voorbijgegaan en verbleef tamelijk
"onpoetisch" in het wonderbaarlijke en gewonde
land van het verleden. En bovendien duurde het niet lang totdat
iemand vuil spel suggereerde en de betreurde
verscheidene werd herboren in een complot:
uit de Hemel daalde ze neer en betrok haar residentie
op postzegels, porceleinen beeldjes en
CD-roms; verdomme, ze gaf zelfs popsterren,
seksbommen, levende heiligen en een paar beroemde
dode dieren een boel waar voor hun geld.
Het was moeilijk om het verschil te zien
met die goede oude tijd
behalve dat niemand meer iemand
zag sterven -
Maar dat was misschien zo slecht nog niet,
is zo slecht nog niet? En we leven nog lang en gelukkig
in een kasteel waar we tijdschriften lezen op onze privé
troon - het geluid van geknor en gescheet
en het gepomp van onze stront naar de zee . . .
terwijl Lacan's bangebroeken en spoken door de zalen zwerven
nagejaagd door die moderne filosofe
(Ik ben haar naam kwijt) die zo slim is
dat het nog wel eens slecht met haar zal aflopen.
Stond Stalin op uit de dood en sprak:
"Een enkele dood is een tragedie,
een miljoen doden is een statistiek"
en Rilke fluisterde over die velen, misschien schreeuwde hij het wel,
dat ze stierven "in 559 bedden. Fabrieksmatig, vanzelfsprekend," (1)
terwijl Derrida het lijk opbaarde en verklaarde
vrouw, haar naam maakte geschiedenis -
het was de namiddag van de kat's grijze adem, Christus in bed,
veilig en warm, ingestopt voor het middagdutje,
de boerenkinkels keken allemaal TV
en de drankzaken leeg en stil als het graf.
De kerken ook leeg, op wat gebeden na, verzonden
per expresse
en geen enkele bloem in geen enkele tuin
bleef ongeplukt. Offergaven omzoomden de straten
en stapelden zich op tegen publieke gebouwen en buiten
de rechtbanken betaalden hooghartig grijnzende jongeren de prijs
geëist door het woedende, rouwende gepeupel. Gepeupel
verving de populatie en versmolt vervolgens tot één enkel beest
met tranen die over een dichotoom gezicht stroomden
om uiteindelijk van het puntje van zijn internationale neus te ploppen
en te landen op het puntje, het uiterste puntje, van een uitgestoken tong
geboren en getogen om enkel de schibbolet
van zijn generatie te stamelen; die tranen smaakten
als het spoor van het beest zelf; het achtervolgde zichzelf
in een cirkel en zeeg neer tussen de pagina's
van het plaatselijke sufferdje (Wat hetzelfde is
als alle plaatselijke sufferdjes over de hele wereld en
plaste op een drukpers rondtollend in een doodse plek
dat is waar de dood leeft). De krantenkop schreeuwde:
SCHOONHEIDSKONINGIN BANG VOOR BOM IN HAAR BREIN
(de subtext der menselijkheid lag zieltogend aan de voeten
van het redactioneel commentaar) en in kleinere letters, "prachtige
vrouw ontploft en laat alleen een gedeukte kroon na, de kostbare
edelstenen worden vermist..."
Bomen vielen in katzwijm, spelden en naalden staken
in de voeten der aarde, kunstenaars
stonden erbij als ondernemers en alle wereld-
leiders ontwikkelden, net als Pasternak, een zwak
voor het epitoom
(dat zei tenminste de schrijver van een mini-biografie) (van Pasternak!).
Kleur had geen status meer op deze zwart
witte pagina ondanks
de full colour foto van het bloed van de
onfortuinlijke - blauw niet rood - en de verschrikkelijk
goede herkenbaarheid die op de foto bewaard gebleven was
ondanks het feit dat krantenpapier goedkoop is
en grof van korrel. Tegen het einde van de week
waren de zielen uitgewrongen van het huilen en werden
in de wind te drogen gehangen, anderen werden aangevreten door katten alsof
ze katterigheid konden genezen, een waslijn
vol van hen wapperde in de wind totdat de zielen
duizelig en droog waren, sommigen werden over de rugleuning
van een stoel gegooid achtergelaten en gewoon vergeten -
overal strompelden lichamen rond
leeg en doelloos (maar tamelijk grappig
gewichtloos en luchthartig - als stomme
engelen of kleine Goden
zonder schepselen).
De "warm-aderige dubbelganger der Tijd"
arriveerde arm in arm met de dood
met Dylan Thomas die een slaperige jig danste
terwijl ginds in de zee, de miljoenen jaren oude zee,
nog geen vis met zijn ogen knipperde.
Op de dag dat het prinsesje stierf
werd een nieuw soort verveling geboren volgroeid
en luid blaffend aan de rand van de stad
als een zwaar versterkte hond. Op hun hoede voor zijn beet
kerfden de dichters hun initialen in de bomen
op de door pis zacht geworden schorre schors en de stompzinnigheid
van hun luid protesterende moeders en vaders
(poetische ouders, natuurlijk, die lofdichten
publiceerden in de nieuwsbladen en voordroegen voor de radio's
zachte woorden toen de kunst meer gebaat zou zijn geweest
bij terughoudendheid, maar...), gelukkig waren de besten
al dood tegen de tijd deze tijd
was voorbijgegaan en verbleef tamelijk
"onpoetisch" in het wonderbaarlijke en gewonde
land van het verleden. En bovendien duurde het niet lang totdat
iemand vuil spel suggereerde en de betreurde
verscheidene werd herboren in een complot:
uit de Hemel daalde ze neer en betrok haar residentie
op postzegels, porceleinen beeldjes en
CD-roms; verdomme, ze gaf zelfs popsterren,
seksbommen, levende heiligen en een paar beroemde
dode dieren een boel waar voor hun geld.
Het was moeilijk om het verschil te zien
met die goede oude tijd
behalve dat niemand meer iemand
zag sterven -
Maar dat was misschien zo slecht nog niet,
is zo slecht nog niet? En we leven nog lang en gelukkig
in een kasteel waar we tijdschriften lezen op onze privé
troon - het geluid van geknor en gescheet
en het gepomp van onze stront naar de zee . . .
terwijl Lacan's bangebroeken en spoken door de zalen zwerven
nagejaagd door die moderne filosofe
(Ik ben haar naam kwijt) die zo slim is
dat het nog wel eens slecht met haar zal aflopen.
(1) Het Rilke citaat "in 559 bedden. Fabrieksmatig, vanzelfsprekend",
komt uit het zevende hoofstuk van de Aantekeningen van Malte Laurids
Brigge. Lees de vertaling hier >>>
DE OCEAAN ALS ZEE GEBRUIKEN
te verlangen om de taal te spreken
om rhetorische vragen serieus te nemen
Yeats: "Hoe kunnen we de danser onderscheiden van de dans?" *)
msschien zei hij niet dat ze niet te onderscheiden waren
misschien wilde hij het écht weten
lees niet uit, lees slechts in
Dat wil zeggen, leer nooit iets van de tekst
"bedoeling": wat was de bedoeling van de zelfmoordenaar?
om zowel een forensisch als een creatief personage te zijn?
om de oceaan te gebruiken als een zee?
om de spelletjes te spelen die we nu spelen
vinden we ons zelf zowel gefopt als gebrekkig
maar een gebrek aan plezier is vaak een gebrek aan nederigheid
zelfs zij die een sjaal dragen knippen wel of niet hun haar
identiteit is zijn eigen intrige
te verlangen om de taal te spreken
om rhetorische vragen serieus te nemen
Yeats: "Hoe kunnen we de danser onderscheiden van de dans?" *)
msschien zei hij niet dat ze niet te onderscheiden waren
misschien wilde hij het écht weten
lees niet uit, lees slechts in
Dat wil zeggen, leer nooit iets van de tekst
"bedoeling": wat was de bedoeling van de zelfmoordenaar?
om zowel een forensisch als een creatief personage te zijn?
om de oceaan te gebruiken als een zee?
om de spelletjes te spelen die we nu spelen
vinden we ons zelf zowel gefopt als gebrekkig
maar een gebrek aan plezier is vaak een gebrek aan nederigheid
zelfs zij die een sjaal dragen knippen wel of niet hun haar
identiteit is zijn eigen intrige
*) W.B. Yeats, Among School Children
Geen opmerkingen:
Een reactie posten