zaterdag 20 maart 2010

Uit de oude doos: Het duizenddingendoekje.

Speciaal voor Marcel Duivesteijn , één van de meest liefdevolle leden van de PvdA die ik ken, een bericht uit de oude doos. Het verscheen op 31 augustus 2005 in de Rauie Regah. Volgens mij is het nog steeds bijzonder actueel.

Textiele werkvormen

"Hier lees ik overigens wel degelijk een mening van u, geschreven in samenwerking met Seher en Mulkia. Nog wel een mening die rechtstreeks tegen de mening van Bart Tromp ingaat. En u heeft net in De Leunstoel beweerd dat de weledel zeer geleerde heer B.A.G.M. Tromp het altijd 'grotendeels bij het rechte eind heeft'. U bent het nog wel met hem oneens over de 'hoofddoekjeskwestie'. Volgens mij dacht u daar tot voor kort precies zo over als de heer Tromp. U stond toch ook achter de aanbevelingen van de Franse Commissie Stasi om hoofddoekjes in publieke instellingen te verbieden?" "Klopt! Noem het voortschrijdend inzicht, Willem. Ik vind hoofddoekjes nog steeds niet leuk, maar een heleboel vrouwen die er onder zitten wel, of op zijn minst niet vervelend. Ik vind visjes achter op auto's ook stom, maar dat betekent niet per definitie dat die chauffeurs ook stom zijn. Er is zo ontzettend veel dat ik stom vind - waar heb ik dat meel nu weer gelaten? - maar dat van mij niet verboden hoeft te worden. Het is het dilemma van 'de oude communist' in 'Sneeuw' van Orhan Pamuk. Moet je in de verlichting geloven, of in de wil van het volk? Ondanks dat Pamuk's 'oude communist' van mening is dat 'de onderdrukten tot op het stompzinnige af ongelijk hebben', kiest hij de kant van 'het volk'." "Maar 'het volk' hier wil die doekjes juist in meerderheid niet!" "En democratie is dat de meerderheid de minderheid in alle redelijkheid de ruimte geeft. Het is hier Turkije niet!"

"Hadden jullie dat stukkie overigens niet geschreven op verzoek van het protestants christelijke dagblad Trouw? Wanneer komt het erin?" "Het komt er niet in, Willem. Ze vonden onze mening niet duidelijk genoeg. Mijn leven is één grote aaneenschakeling van teleurstellingen. Probeer je eens een keer genuanceerd te zijn ..." "Was u tijdens het schrijven al met meel aan het experimenteren?" "Zeer zeker niet!"

Hoofddoek: liever ‘schikken en plooien’ dan verbieden.

Geschreven op verzoek van Trouw. Niet verschenen.

Er blijkt, volgens een onderzoek van het blad Binnenlands Bestuur, een nieuwe kloof tussen burger en bestuur te zijn ontstaan. De meeste bestuurders achten het aanvaardbaar dat vrouwen in publieke functies een hoofddoek dragen, een meerderheid van de bevolking is het daar niet mee eens. Wij, Haagse leden van de PvdA, juichen het toe dat over dit soort onderwerpen gediscussieerd wordt, maar waarschuwen voor makkelijke oplossingen voor al te eenzijdig gedefineerde problemen. Een categorisch verbod op de hoofddoek is erger dan de kwaal. Wederzijds geven en nemen, het oer-Nederlandse ‘plooien en schikken’, biedt waarschijnlijk betere perspectieven.

De PvdA worstelt in ‘de hoofddoek-kwestie’ met haar zelfbeeld. Zij is enerzijds een seculiere en cultureel vrijzinnige partij, maar aan de andere kant een partij die sociale emancipatie van groepen met een achterstand ter harte gaat. Die groepen hebben in Nederland momenteel echter deels een (sterk) religieus gefundeerde identiteit. God verdween uit Jorwerd, maar Allah vestigde zich in Den Haag.

Een verbod op godsdienstige uitingen in publieke functies vanuit seculiere overwegingen lijkt vanzelfsprekend. Kijk naar Frankrijk, waar dit sinds kort, en vooral Turkije waar dit al bijna een eeuw bij wet is vastgelegd. Dit botst echter wel met de vrijzinnige culturele overtuiging dat mensen zoveel mogelijk zelf mogen bepalen wat ze doen. ‘Wees jezelf, kleed je net als ons’, is een paradoxale oproep. Het is de toetssteen van tolerantie als je verschijnselen tolereert, waar je eigenlijk moeite mee hebt.

Het zou eenvoudig zijn als de hoofddoek simpelweg een onderdrukkingsinstrument was, waarvan de draagsters graag bevrijd zouden willen worden. Die functie kan het óók hebben en het is alleszins begrijpelijk dat vrouwen die mede om die reden een land als Iran ontvlucht zijn het als zodanig ervaren. De commissie Stasi heeft bovendien aangetoond dat in Frankrijk dwang één van de redenen is dat Moslima’s in Frankrijk hun hoofd bedekken en dat zal in Nederland ongetwijfeld ook een rol spelen.

In ieder geval moeten Moslima’s in Nederland van het recht gebruik kunnen maken om géén hoofddoek te dragen. Er zijn schrijnende gevallen bekend van scholen waar Moslim-leerlingen hun groepsgenoten min of meer dwingen om ook tot het dragen van een hoofddoek over te gaan. Dit verschijnsel doet zich echter, voor zover wij weten, niet voor onder Moslims in publieke functies. Mocht dit wel zo zijn, dan ligt hier een mooie nieuwe taak voor vertrouwenspersonen seksuele intimidatie.

Er is echter een – groeiende - groep jonge en goed opgeleide Moslima’s, die vrijwillig een hoofddoek draagt. Natuurlijk is die vrijwilligheid relatief. Zo’n besluit komt altijd tot stand in een sociale context, maar hoeft, net als het besluit om een piercing, of een tatoeage te nemen, geen gevolg te zijn van dwang. De betekenis van de hoofddoek is dan ook niet eenduidig. Het kan zowel als een uiting van groepssolidariteit, als van individualisme gedragen worden. Zowel uit traditie en gewoonte, als uit modeoverwegingen. Zowel als een puberaal protest tegen ‘de maatschappij’, als een uiting van conformisme. Als een mogelijkheid om het huis te verlaten en een teken van onderworpenheid, maar ook als teken van onafhankelijkheid en trots. En dan heeft hij uiteraard ook nog een religieuze betekenis in diverse gradaties en schakeringen. De hoofddoek is een ‘duizend-dingen-doekje’.

Om de vraag of je dit kunt verbieden voor vrouwen, die een carrière bij, in dit geval, de publieke sector ambiëren te kunnen beantwoorden spelen twee vragen een rol: is het praktisch mogelijk en helpt het tegen het ondervonden probleem?

Het lijkt namelijk eenvoudig om een hoofddoek te verbieden met de Frans-Turkse formule: ‘geen religieuze symbolen bij de overheid’. Maar welke prijs wil je daarvoor betalen? Zelfs in de autoritaire Turkse cultuur is dat steeds moeilijker te handhaven, laat staan in het egalitaire en gedogende Nederland.

Bovendien: als er echt sprake zou zijn van dwang, waarom moet dat dan uitsluitend worden uitgevochten over de ruggen van de slachtoffers? Als we consequent zijn, zou ook de baard eraan moeten geloven. Mag een snor dan wel? (U moet eens weten hoeveel politieke en religieuze betekenissen een Turkse snor kan hebben!) Mag een niet-Moslim ambtenaar dan wel een baard, of alleen buiten werktijd?

En welk doel wordt nu eigenlijk nagestreefd? De ongemakkelijke gevoelens van de autochtone burger wegnemen, of zorgdragen voor acceptatie van en participatie door Moslimvrouwen in onze samenleving? Wij menen dat dat tweede het doel dient te zijn.

Een categorisch verbod van de hoofddoek zal volgens ons juist niet tot meer wederzijds begrip leiden. Het scherpt (latente) tegenstellingen aan en bevestigt het gevoel van veel kansrijke Moslima’s dat ze er eigenlijk niet bijhoren. De door ons geschetste meerduidigheid van de betekenis van de hoofddoek kan beter als een aangrijpingspunt voor toenadering gezien worden: er zit wel degelijk een individu onder die doek. Zeer kort door de bocht geformuleerd: als iedere hoofddoekdraagster alleen maar wordt aangezien als een potentiële zelfmoordterrorist, of een halve slavin, bevordert dat de kans op onderling begrip niet.

Moet dan ‘alles maar kunnen’? Nee en dat zal ook niet gebeuren op grond van de ongeschreven codes in onze samenleving. Iemand die een carrière in een publieke functie nastreeft zal zich daaraan aanpassen, want het bevordert de kansen op aanname en promotie niet bepaald als je al te zeer afwijkt van de norm. Zo is het vanzelfsprekend dat een ambtenaar met een Niqaab het niet ver zal schoppen. Heeft iemand ooit een Islamitische mannelijke ambtenaar met een Djellaba en een lange baard gezien?

Het kan nodig zijn om dit soort impliciete kledingcodes te expliciteren om vrouwen die aangenomen worden in Chanel, maar aan het werk willen in Chador de voet dwars te zetten. Zo zijn er vast nog wel wat maatregelen denkbaar, die alleszins redelijk zijn. Wie inschikkelijkheid toont, mag ook inschikkelijkheid verwachten.

Vóór alles moet echter altijd worden nagedacht of maatregelen het nagestreefde doel dienen en praktisch uitvoerbaar zijn en zelf geen ‘artikelen des geloofs’ vormen, die een wederzijdse toenadering in de weg staan.

Als PvdA-leden zien wij daarom vooralsnog geen reden om terug te komen op de stelling in het rapport ‘Integratie en immigratie - Aan het werk!’ van de Commissie Patijn: “De grens moet daar liggen waar het dragen van een hoofddoek belemmerend werkt voor het functioneren in het werk of op andere plaatsen in de samenleving.” Die grens is vaag en mist de ‘lekkere duidelijkheid’ van het ‘rauw lusten van hoofddoekjes’ enerzijds en het ‘alles moet kunnen’ anderzijds.
Om de emancipatie van allochtone vrouwen te stimuleren is economische onafhankelijkheid echter van veel groter belang dan een symboolstrijd over hoofdbedekking. Gewoon werken is "de manier" voor emancipatie van deze vrouwen. Het categorisch verbieden van hoofddoekjes kan er toe leiden dat een deel van deze vrouwen niet (meer) wil werken in door autochtonen gedomineerde sectoren als de overheid. De vrouwen die een hoofddoek móeten dragen worden hier zelfs extra door geïsoleerd waardoor de kans dat ze voor zichzelf opkomen nog kleiner wordt.

Die conclusie is misschien weinig radikaal en onmodieus, maar een middel om het duizend-dingen-doekje, laat staan de mogelijk sociaal onwenselijke gedachten die daaronder leven, weg te toveren is iets voor de sprookjes van duizend-en-één nacht. Voor een doeltreffende aanpak zien wij geen alternatief dan aan te knopen bij een mooie Nederlandse traditie die geknipt lijkt voor de aanpak van de hoofddoek: schikken en plooien.

Mulki Hassan Mohamed (met hoofddoekje), Willem Minderhout (zonder baard), Seher Akyol (zonder hoofddoekje), Haagse PvdA-leden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten