Iraanse studenten vinden het onbegrijpelijk dat de Haagse Hogeschool ruimte heeft geboden aan de Iraanse ambassade om er de 31e verjaardag van de islamitische revolutie te herdenken. Vandaag hielden ze een manifestatie om hun protest hiertegen te uiten. Saeed Katiraei leidde de bijeenkomst, die begon met de indrukwekkende documentaire 'Women in Shroud' . Bij de misselijkmakende beelden van een steniging voelde ik mijn maag omhoog komen.
Namens het College van Bestuur van de Haagse Hogeschool legde Susana Menendez vervolgens uit hoe dit heeft kunnen gebeuren. De HHS heeft haar les geleerd! Dit was eens maar nooit weer.
Enkele van mijn studenten hadden me gevraagd om ook iets te zeggen tijdens deze manifestatie. Ik was zeer aangedaan door hun vertrouwen. Vervolgens mocht ik, tot mijn verrassing, als vervanger aanschuiven bij een paneldiscussie met Harry van Bommel van de SP en mijn Iraans-Nederlandse collega Damon Golriz. Van Bommel en Golriz spraken vele wijze woorden. De Iraniërs zullen vooral zelf het werk moeten doen. Waar mogelijk moet de internationale gemeenschap steun bieden, bijvoorbeeld door middel van sancties die het regime treffen en niet de bevolking. Niemand was echt optimistisch: een dictatoriaal regime in het nauw kan fel van zich af bijten.
Ik heb deze tekst uitgesproken:
Vrienden en vriendinnen,
Iedereen weet,
dat ik nooit gebeden murmelde.
Iedereen weet ook, dat ik nooit geprobeerd heb m'n fouten te
verbergen. Ik weet niet, of er een hogere Rechter bestaat en een
hogere Barmhartigheid - maar toch, ik ben vol vertrouwen,
want ik ben altijd mezelf geweest.
Wie is hier aan het woord? Voltaire? Nee, het klinkt te modern. Gerrit Komrij dan? Nee, ook niet.
Dit is een gedicht van Omar Khayyam, de tentmaker. Een Perzische dichter uit de elfde eeuw van onze jaartelling. Een vrije geest die ongelofelijk populair was en nog steeds is. Niet alleen in Iran, maar over de hele wereld.
Als geen ander is hij de dichter van de vergankelijkheid:
Tentmaker, zie, uw lichaam is een tent,
den Sultan ziel tot een kort logement.
De vorst vertrekt; straks vouwt het linnen op
de dood en geen, die nog de standplaats kent.
Ik open mijn verhaaltje met dit gedicht omdat ik het niet wil hebben over de ondraaglijke stomheid van het Evenementenbureau van de Haagse Hogeschool om de aula aan de Iraanse ambassade te verhuren. Daar is en wordt al genoeg over gezegd.
Ik wil het hebben over waarden. Universele waarden zelfs, dus houd je vast!
Ik werk nog niet zo lang op de Haagse Hogeschool, maar vanaf de eerste dag dat ik hier als docent Bestuurskunde en Overheidsmanagement werkzaam ben, ben ik trots op onze school geweest. Trots omdat op onze school jonge mensen met hun wortels over de hele wereld verspreid en van zeer verschillende sociale achtergrond elkaar hier vinden. Ik ben trots op jullie!
Jullie komen hier om je te ontwikkelen en wij docenten hebben de eer en het genoegen jullie daarbij te mogen helpen. We proberen jullie niet alleen kennis en vaardigheden bij te brengen, maar ook die waarden waar ik het daarnet over had. Waarden die we ook bij ons zelf steeds moeten blijven ontwikkelen in dialoog met jullie.
Die universele waarden die ik op deze school aantref en hoop te blijven aantreffen zijn onderling respect voor - en nieuwsgierigheid naar elkaar. Dat betekent dat iedereen in staat moet zijn om zijn waarden te relativeren.
Volgens sommigen is dat een zwaktebod. Een capitulatie voor het Oosters – tegenwoordig vaak als Islamitisch gedefinieerd - despotisme. Waren het niet de dappere democratische Grieken die met hun bloed het gevaar van de Perzische dictatuur voor ons hebben afgewend? Staat ons momenteel niet een vergelijkbare ‘clash of civilizations’ te wachten?
Dat is het echter niet als je waardenrelativisme combineert met een categorisch nee tegen totalitaire ideologieën in welke vorm – religieus of seculier - dan ook. Dat dat geen exclusief Westerse waarde is toont het werk van dichters als Khayyam aan.
Wij mensen weten een aantal dingen zeker:
We worden geboren en we gaan dood.
We zijn geen van allen perfect, iedereen heeft zijn goede en slechte kanten.
Wij mensen zijn heel goed in staat om het leven van anderen in een hel te veranderen.
Laten we het echter als een opdracht beschouwen om te proberen elkaar het leven zo aangenaam mogelijk te maken.
Laten Ahmadinejad en de ayatollahs zich dit gedicht van Omar Khayyam ter harte nemen:
Leef zo, dat je naaste
geen last heeft van jouw wijsheid en eerbaarheid.
Wees kalm, wees meester over jezelf, geef niet toe aan
aanvallen van woede. Als je echt in Vrede wilt
leven, glimlach dan tegen het Lot
en kwets niemand.
Of laten ze anders de woorden van die andere, nog beroemdere dertiende eeuwse Iraanse dichter, Jallaludin Rumi, ook wel bekend als Mevlana, lezen. Iedere dag voor het slapengaan.
Mens-zijn is een herberg,
Elke ochtend arriveert er een ander,
Een vreugde, een depressie, een laagheid,
Een moment van bewustzijn daagt op
Als een onverwachte bezoeker.
Verwelkom en vermaak ze allen!
Behandel iedere gast met eerbied,
Al is het een schare verdriet
Die je huis heftig
Van zijn meubilair ontdoet.
Misschien ruimen ze je huis leeg
Voor een nieuwe verrukking,
De donkere gedachte,
De schaamte,
De boosaardigheid…
Treedt ze met een lach, bij de deur, tegemoet
En noodt ze binnen.
Wees dankbaar voor wie er komt;
Ieder van hen is immers gezonden
Als een leidsman of leidsvrouw
Van boven…
Willem Minderhout
Jan Pieter van der Giessen en Pieter Jansen van der Sligte lieten, tot verbazing van de aanwezige Iraniërs, loepzuivere Iraanse muziek en zang horen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten