woensdag 23 maart 2011

Werken aan een Nieuwe Uitweg: gedachten tijdens een zwerftocht van Buren naar Houten

Willem Minderhout. Verschenen in: Socialisme & Democratie 5/6 2003.

Geschreven ter voorbereiding van een symposium rond Bart Tromp's dissertatie 'Het sociaal-democratisch programma' op 23 maart 2003 met medewerking van Paul Bordewijk, Marieke Bolle, Marije van den Berg en Bart Tromp.

NB: Het reisverslag is vrijwel correct. Later realiseerde ik me echter dat het bezochte fort niet 'Werk aan de Nieuwe Uitweg', maar 'Werk aan de Korte Uitweg' heet.

“De PvdA moet volgens Tromp teruggaan naar haar oude stiel: en dat is kritisch nadenken over de ontwikkeling van het kapitalisme”. [1]

Rode Helden

Een zondagse wandeling door een verstild stadje als het Betuwse Buren brengt een mens al snel tot mijmeren over het verleden van het Vaderland. Met mijn hoofd vol graven en gravinnen lees ik ineens dat de straat waarin ik loop de ‘Rodeheldenstraat’ heet. Ik heb geen idee naar welke rode helden deze straatnaam, in dit naar het ancien regime ruikende stadje, verwijst, maar ik moet onwillekeurig aan het artikel van Bert Middel in S&D denken.[2] Bert afficheert zich daar als een sociaal-democraat voor wie Troelstra nog een levende herinnering is, dit in tegenstelling tot de egocentrische yuppiesocialisten.

Wat weet ik eigenlijk van Troelstra? Ik ken hem eigenlijk alleen vanuit het perspectief van ‘links’ – Pannekoek, Wiedijk – en ‘rechts’ – Vliegen - van hem staande socialisten en de reconstructie van ‘oktober 1918’ van H.J. Scheffer.[3] En dat beeld is niet zonder meer positief. Troelstra komt op mij over als een ijdele, tamelijk neurotische, opportunist. Als ik mij een naoorlogse pendant voorstel, dan kan ik eigenlijk niemand anders voor me zien dan: Pim Fortuijn! Maar dan wel een ‘Pim’, die mensen van formaat rond zich aantrof en zich daar ook iets van aantrok, dan wel van aan moest trekken.

Belangrijker dan de persoon Troelstra, lijkt me de vraag of de ideeën van Troelstra cum suis ons, hedendaagse sociaal-democraten, nog iets te zeggen hebben. Of zijn wij in dit a-historische, postmoderne tijdsgewricht volledig van onze wortels losgezongen?

Wat zijn denkbeelden betreft wist ik tot voor kort niet meer dan wat Hueting, De Jong Edz en Neij erover geschreven hebben.[4] Daaruit komt Troelstra naar voren als iemand die op weg naar de overgang tot het socialisme een soort functionele democratie wilde instellen die frappante overeenkomsten vertoont met het stelsel dat Roel in ’t Veld en Albert Jan Kruiter onder de kop ‘Volksvertegenwoordiging moet worden afgeschaft’, in NRC Handelsblad propageerden.[5] Of In ’t Veld zich schatplichtig acht aan Troelstra is mij niet bekend. Sinds Arie van der Zwan in S&D[6] betreurde dat Troelstra indertijd zijn revolutiepoging niet heeft doorgezet, ken ik niemand die zich nog openlijk met de ideeën van Pieter Jelles heeft bezig gehouden. Wel – dankzij de speelfilm,’Nienke’ die ik niet gezien heb - met zijn gezins- en liefdesleven, hetgeen ook niet aan zijn populariteit schijnt te hebben bijgedragen.

Als ik de hoek omsla zie ik dat ik me in de Peperstraat bevind. Ook iemand wiens gezinsleven af en toe de gemoederen beroert. Heeft de Burense straatnaamcommissie Peper met opzet niet bij de rode helden willen indelen, of is hij er juist – nu hij politiek dood is – als nieuwe exponent aan toegevoegd? Hoewel dood? De voormalige edelachtbare excellentie lijkt in zijn nadagen nog de enige serieuze verdediger van het staatkundig vernieuwende gedachtegoed van D66 te zijn. En hij mocht in die hoedanigheid het eerste exemplaar van het VOM Jaarboek met het volledige essay van In ‘t Veld en Kruiter in ontvangst nemen. Zo hangt alles weer met alles samen.

Maar ik dwaal af. Hebben de rode helden uit het verleden ons nog iets te vertellen? Zou dat moeten? Het lijkt me nogal ouderwetse geschiedenis, al zou ik niemand afraden om de biografieën van Borrie en het biografisch werk van ‘de Harmsen-school’ (Giele, Perry, Ger Harmsen zelf, laat ik Elsbeth Etty en Herman de Liagre Böhl er voor het gemak aan toevoegen) te lezen. Ondanks de meestal goed verzorgde schets van de maatschappelijke en politieke omstandigheden krijg je uit die werken toch als snel de indruk dat het socialisme vooral een project van ‘grote mannen en vrouwen’ als Wibaut, Tante Jet en Imke Klaver is geweest, die zich ten bate van de volksbevrijding het schompes werkten. (Wie redigeerde ook alweer Harmsen’s afscheidsbundel? Jawel! Onze Pim.)[7]

Idee en beweging

Ik ben al peinzend in Culemborg aangeland en tref daar een Evangelisch Lutherse kerk aan. Het bordje aan de muur vertelt mij dat Culemborg een grote Lutherse gemeenschap telt omdat de graven van Culemborg indertijd Luthers waren. Ik ben zeer verrast, omdat ik altijd dacht dat het ‘cuius regio, eius religio’ een typisch Duits verschijnsel was. ‘Wij Calvinisten’ lieten ons oor niet hangen naar de mening van de landvoogd. Sterker nog: was Willem de Zwijger niet door zijn onderdanen gedwongen om op het Calvinistisch geloof over te gaan?

Parallellen wentelen weer door mijn kop. Hadden ‘wij’ steden als Rotterdam en Groningen ‘ons geloof’ niet opgelegd om het vervolgens uit vadsigheid zelf te verliezen? Was Wim Kok niet min of meer onze Lutherse Prins-Bisschop geweest, die het zelfstandig nadenken van de gelovigen had uitgeschakeld? Het opzettelijk weigeren nog langer gezamenlijk en in het openbaar na te denken over de uitgangspunten en doelstellingen van de PvdA – ook wel beginselen geheten – en dat maar over te laten aan de ‘partijtop’ lijkt in flagrante tegenspraak met ons volkseigen. De partij was zijn eigen doel geworden: Michels (Robert, niet Rinus) in optima forma.

We moeten weer terug naar de tijd dat er nog wel nagedacht werd en daar aanknopingspunten zoeken voor de toekomstige ontwikkeling. Terug naar de synodale opbouw van partij en leer. Omzien in verwondering

Voor een zoektocht naar continuïteit en verandering in het sociaal-democratisch gedachtegoed, de grondslagen van de beweging, zonder in allerlei biografische wederwaardigheden te verstrikken, kunnen we sinds kort terecht bij Bart Tromp’s vuistdikke ‘Het sociaal-democratische programma’[8] Hierin staan niet de Rode Helden centraal, maar de op schrift gestelde beginselen van de partijen die gezamenlijk de sociaal-democratische traditie belichamen.

Gebaseerd op de achtereenvolgende beginselprogramma’s biedt het een uitstekende ‘ideeëngeschiedenis’ van het Nederlandse socialisme. Zo’n studie van de beginselen is natuurlijk nooit los te zien van de persoonlijke preoccupaties van hen die die beginselen uitdragen.

Anekdote: Tromp beschrijft het meningsverschil tussen Troelstra en Gorter over ‘de agrarische kwestie’ als een debat, dat door de laatste op principiële gronden gewonnen wordt.[9] Pannekoek interpreteert dit in zijn memoires heel anders: “Troelstra verzette zich niet, ’t kon hem niet meer schelen, want hij had nu een Amsterdams district.”[10] (En dus geen pachters meer als potentiële kiezers, zoals voor die tijd in Friesland.)

Voluntarisme en determinisme

Bij lezing herstelt de band van de sociaal-democratie met ons protestantse volkskarakter zich al snel. B.A.G.M. Tromp, opmerkelijk voor iemand met een katholieke achtergrond, is dan ook bij uitstek een man van het Woord, een echte exegeet.

Het begin van de beweging – de SDB, nog wel onder de Lutherse renegaat-dominee Domela Nieuwenhuis – lijkt een kopie van de oude wederdopers die een spoedige vestiging van het aards paradijs verwachtten.

De vroege SDAP kent twisten tussen preciezen (de orthodox-marxisten) en rekkelijken (Troelstra, Vliegen c.s.), die doen denken aan de strijd tussen Arminius en Gomarus. (Ook toen al gaven Leidse professoren de toon aan.) Deze facties hadden één ding gemeenschappelijk: een rotsvast geloof in het socialisme, als eens in het Koninkrijk Gods. De één meende echter dat alles was voorbestemd, de ander dat dat Koninkrijk door ‘goede werken’ naderbij te brengen was. Om beide zielen in de borst der beweging met elkaar te verzoenen werd naast een ‘programma’, waarin de ondergang van het kapitaal werd geprofeteerd, een ‘strijdprogramma’ gehanteerd, waarin stond wat men ondertussen zou doen om de tijd vol te maken.

In 1909, versterkt door de Eerste Wereldoorlog en zeker na de Russische Revolutie, deed zich een omwenteling voor: de deterministen werden extreem voluntaristisch (SDP, CPN) en verlieten de sociaal-democratie; de main stream voluntaristen – zeker na ‘Troelstra’s vergissing’ - werden er hoe langer hoe meer van overtuigd, dat ‘het socialisme’ niet zo één, twee, drie te vestigen zou zijn. Anders dan bij de Calvinisten zouden de rekkelijken in de SDAP, later PvdA, de boventoon voeren. De discussie over wat voorbestemd en wat ‘maakbaar’ was, zou daardoor echter niet verstommen.

Ondertussen sta ik voor het stadhuis van Culemborg. Een creatie van één van de Keldermansen in Brabants Gothische stijl.[11] Deze familie was gedurende meer dan een eeuw erg in de mode in vrijwel alle Nederlands gewesten. Dat doet me denken aan het probleem van diachronische geschiedenis, zoals door Tromp bedreven. Een soort genealogische beschrijving van de sociaal-democratie, waarin de maatschappelijke omstandigheden wel geschetst worden, maar waarin de invloed van de kennissenkring buiten de directe gezinsleden buiten beschouwing blijft. Bovendien: wat is directe familie in dit geval? Was de SDAP niet net zo verwant aan de Radicaal Liberalen als aan de SDB? Stond de SDAP na ’37 niet veel dichter bij ‘Treub’ dan bij ‘Van der Goes’? Kwam aan deze splijting in de familie niet een einde toen VDB en SDAP opgingen in de PvdA? Een zelfde verhaal kan waarschijnlijk geschetst worden voor de Christelijke onderstroom in de PvdA – van de ‘Blijde Wereld’, via het progressieve neo-corporatisme van Veraart en de CDU tot de werkgemeenschappen. Dus zelfs een genealogische studie van de sociaal-democratie laat een meerduidige en pluralistisch beeld zien, waarvan de beginselprogramma’s als een soort ‘balans’ slechts een moment in de tijd weergeven, die zonder ‘winst- en verliesrekening’ niet goed te interpreteren is. Een visie op de geschiedenis van de sociaal-democratische beginselen vanuit de – ook bij mij favoriete – invalshoek van het marxisme als belangrijkste erflater, is dus slechts partieel waar. Je kunt die geschiedenis ook bezien vanuit de invalshoek van ‘liberalen, die het menen’, of van ‘niet-farizeïsche Christenen’.

Wetenschap ten dienste van het socialisme: de merkwaardige parallelle ontwikkeling van socialisme en sociologie

Op het pontje over de Lek – Holland, mijn Holland, ik vind u zo mooi! – valt me in dat een meer synchronische aanpak wellicht te vinden is in de merkwaardige parallellen in de ontwikkeling van de sociologie en de sociaal-democratie. Misschien dat daaruit de maatschappelijke tendensen te destilleren zijn, waarop beiden een antwoord trachtten te formuleren.

In de negentiende eeuw ‘sociologists easily convinced themselves that to explain rituals, faiths, apparitions or miracles, that is, transcendent objects to which the actors attribute the origin of some action, it was perfectly possible (if not always simple) to replace the contents of these objects by the functions of society which they were both hiding and impersonating. Those types of objects were called fetishes, that is, place-holders for something else.’[12]

Is dat niet ook de definitie van het klassieke Marxisme? Als men achter de barokke façades van ‘de bovenbouw’, achter de ‘toneelmaskers’ van de bourgeoisie, de ‘ware’ productieverhoudingen en de klasseposities zou leren herkennen, dan zou – op grond van ‘objectieve criteria’ - iedere proletariër socialist worden en bijdragen aan de – overigens toch al onontkoombare - klasseloze maatschappij. “De ijskorst om zijn (des proletariërs, WM) gemoed, het geloof aan de eeuwige noodzakelijkheid der klasse-maatschappij begint te smelten en in zijn hart komt leven, want het wordt beschenen door de stralen der hoop.”[13]

In de twintigste eeuw ging het de sociologen van lieverlede steeds minder om het blootleggen van ‘de ware wereld’ en steeds meer om het beheersen van de bestaande verhoudingen. Talcott Parsons is daar emblematisch voor.

Ook de sociaal-democratie wilde niet langer ‘de ware verhoudingen’ ontmaskeren - dit werd een eerbiedwaardige en vruchtbare hobby van de Frankfurters en een psychopathologisch paranoïde afwijking van de Stalinisten - maar beheersen: het ‘gebreidelde kapitaal’.

De ‘radicalisering’, de breuk met dit beheersingsdenken, in de jaren zestig vond ook tegelijkertijd in de sociologie en de sociaal-democratie plaats. (Waar niet, zult u opmerken, maar laat me maar even.)

Geldt voor de sociaal-democratie niet wat Wallerstein – Tromp’s grote inspirator – over sociologie zegt? Since 1965, sociologists have scattered along many, quite divergent paths. This has created much dismay within sociology about the presumed future of the field and has led to much external social critique. As for the views of the intellectual leaders of the field, it is unclear that any such leaders exist, at least in the sense that they did in the two decades following the Second World War?’[14] Waar kwam die vergruizing uit voort? Zowel uit onenigheid over het object van onderzoek als over de onderzoeksmethode, respectievelijk het doel en de middelen.

Bart Tromp toont in ‘Het sociaal-democratisch programma’ aan dat de sociaal-democratie zich zelf altijd heeft gedefinieerd als tegenkracht ten opzichte van de bestaande, onrechtvaardig geachte, economische orde. ‘Het kapitalisme’ zou in de ‘heroïsche fase’ van het socialisme – tot WO I, of wellicht tot 1937 – mede door toedoen van politieke strijd vervangen worden door een socialistische orde. Dit revolutionaire ‘idee’ stond echter op gespannen voet met de reformistische ‘beweging’. De groeiende overtuiging dat de bestaansgrond van de sociaal-democratie niet zo zeer het streven tot omverwerping, maar de breideling van het kapitalisme was leidde tot nieuwe syntheses van idee en beweging. Door middel van het ‘Plan van de Arbeid’ en de – mede op Keynes’ economische inzichten gebaseerde - ontwikkeling van de verzorgingsstaat ontpopte de sociaal-democratie zich van doodgraver van het kapitalisme tot architect van de min of meer op behoud geconcentreerde ‘interventiestaat’.

Beginselprogramma’s waren – tot 1977 – gebaseerd op serieuze pogingen om de economische orde te begrijpen, met als doel om op grond van deze kennis adequaat te kunnen ingrijpen. Hoe het programma van 1977 te duiden is, is lastig te beantwoorden. Men leze het amusante indianenverhaal in hoofdstuk 9 van ‘Tromp’. Sindsdien is het onmogelijk gebleken om een nieuw beginselprogramma op te stellen. Misschien ligt de oorzaak in een analogie met het door Tromp genoemde feit dat de negentiende-eeuwse ‘gevestigde machten’ geen programma nodig hadden, dit zelfs anathema vonden omdat ze zonder last of ruggespraak naar beste weten geacht werden het landsbelang gestalte te geven. Partijvorming werd min of meer afgedwongen door de uitbreiding van het kiesrecht.[15] De sociaal-democratische beweging verkeerde vanaf het einde der jaren zeventig ten opzichte van het oprukkend neoliberale discours in het defensief. In plaats van de economische orde te problematiseren werd deze, in de vorm van de verzorgingsstaat, juist verdedigd tegen de aanvallen vanaf de rechter flank. Deze defensieve houding is de sociaal-democratie goed opgebroken: er werd geen progressief antwoord op de reëel bestaande problemen van de verzorgingsstaat geformuleerd. De consequentie hiervan was dat het neoliberale discours feitelijk, zij het sluipend en voorzien van een sociale saus (bijvoorbeeld activerend arbeidsmarktbeleid), werd overgenomen. De politiek van de PvdA – om me daartoe te beperken – was die van een tegen- en soms meestribbelende uitvoerder van het, mede door ‘Europa’ afgedwongen, neoliberale programma van ‘meer markt, minder overheid’ en strompelde van de ene (WAO) crisis naar de volgende verkiezingsnederlaag. Ter verdediging moet gezegd worden dat alternatieven niet voorhanden leken. Het ‘Projet Socialiste’, een amalgaam van nationalisaties en Keynesiaanse maatregelen, van Mitterrand in Frankrijk werd een groot fiasco.

Toevalligerwijs bevind ik me tijdens deze gedachtesprong voor ‘Het Werk aan de Nieuwe Uitweg’, een vesting van de Nieuwe Hollands Waterlinie. De ‘oude’ Hollands Waterlinie had de Fransen tijdens het rampjaar belet om vanuit Culemborg richting Holland op te trekken; de Nieuwe Hollandse Waterlinie heeft er eigenlijk altijd een beetje voor spek en bonen bijgelegen. Zouden nieuwe beginselen, waar Tromp voor pleit, niet zo’n zelfde schijnzekerheid bieden, of zelfs net zo contraproductief zijn als het ‘projet socialiste’? Een oplossing uit de vorige oorlog, die hopeloos verouderd is voor de ‘komende strijd’ en zeker geen ‘nieuwe uitweg’ biedt? Van onder de brug vliegt opeens een roerdomp op en gaat even verderop in ‘de paalhouding’ zitten, volledig versmolten met de rietkraag. Ook een perspectief voor de PvdA: neem de kleur aan van je omgeving en val zo min mogelijk op; solide en betrouwbaar.

Maar wat dan? Heeft de sociaal-democratie nog een doel, dat meer is dan de boel op Parsoniaanse wijze, of al improviserend a la Frissen ‘bij elkaar te houden’?

Zelfs de WBS afficheert zich niet langer als ‘wetenschappelijk bureau ten dienste van het socialisme’, maar als ‘wetenschappelijk bureau van de PvdA’. ‘Michels’ lijkt zelfs Paul Kalma in zijn greep gekregen te hebben. Richt hij zijn werkzaamheden in ter instandhouding van een instituut in plaats van het nastreven van een ideaal?

We rijden Houten binnen. Het had ook Ypenburg kunnen zijn, maar ik las de naam op een bordje. Welkom in postmodern Nederland!

Een goede omgeving om na te denken over de laatste poging de sociaal-democratie te schoeien op sociaal-wetenschappelijke inzichten: de ‘Derde Weg’ van Tony & Tony. (Blair en Giddens.) Nu heeft Tromp deze Derde Weg al menigmaal neergesabeld. ‘Het inhoudelijk debat over de Derde Weg heeft drie verschillende interpretaties opgeleverd. De eerste luidt dat het niet meer is dan een reclameterm, hoogstens geschikt om te suggereren dat we met Iets Nieuws te maken hebben. De tweede interpretatie is dat de Derde Weg alleen maar een maskerade is, die moet verhullen dat de sociaal-democratische beweging naar rechts is opgeschoven en stilzwijgend een groot aantal elementen van het neoliberalisme heeft overgenomen. De derde dat het integendeel gaat om een geheel nieuwe stroming.’ [16]

Tromp vindt de Derde Weg een ‘Holzweg’. Heeft dat iets met Houten te maken? Toevalligerwijs rijden we net langs woningbouwvereniging ‘Dr. Schaepman’. Misschien is er in Houten ook een woningbouwvereniging ‘Abraham Kuijper’ en wellicht zelfs een woningbouwvereniging ‘P.J. Troelstra’, in net zulke nietszeggende gebouwen. De ‘Derde Weg’ een reclameterm? Je kunt hem overal zien!

Inderdaad, als je met Wallerstein debatteert in het gebouw van de Diamantbewerkersbond van Berlage, dan kom je al snel tot de overtuiging dat er toch een ‘nieuwe uitweg’ moet zijn. Maar de weg terug is net zo goed een Holzweg.

Mijn rondrit door mooi Nederland zit erop en ik heb zo langzamerhand schele hoofdpijn gekregen. “Geniet nou toch eens gewoon”, zou mijn vrouw gezegd hebben, als ze in mijn hoofd had kunnen kijken. Nu ik deze tocht heb gemaakt, neig ik echter tot Tromp’s stellingname uit 1990. Beginselprogramma: Noodzakelijk maar onmogelijk.[17] Maar ligt in dit streven naar het onmogelijke niet juist ook het doel der beweging?

Thuis wacht de kat op ons. Ik strijk hem door zijn dikke rode pels. Nog even schiet de naam Jacques de Kadt door mijn hoofd en ik betreur het dat Tromp in zijn dissertatie geen aandacht heeft geschonken aan het pleidooi van Dick Pels[18] om weer aanknopingspunten te zoeken bij de ideeën van De Kadt – en Banning – voor een eigentijdse reconstructie van een actief liberaal socialisme, dat zich positief onderscheidt van het passief meedobberen op de golven van het neoliberalisme. Pels’ werk heeft volgens mij niet de aandacht gekregen die het verdient en is volgens mij onverminderd actueel voor de komende (?) beginselendiscussie. Een mooi onderwerp voor een ander uitstapje.

Willem Minderhout


[1] Arend Jan Boekestijn, ‘Bart Tromp en de PvdA’, De Gelderlander, 11-10-2002

[2] Bert Middel, ‘Een portret van de fractie’, S&D 1/2, 2003.

[3] Dr H.J. Scheffer, November 1918, Journaal van een revolutie die niet doorging, Bataafse leeuw Amsterdam/Dieren, 1985.

[4] E. Hueting, F. de Jong Edz., R. Neij, Troelstra en het model van de nieuwe staat,Van Grocum Assen, 1980.

[5] In ’t Veld, Kruiter, ‘Het failliet van de vertegenwoordiging’, NRC Handelsblad 22 maart 2002. Zie voor een uitgebreide versie: In ‘t Veld, Kruiter, ‘De noodzaak tot institutionele verandering ter wille van onze toekomstige samenleving’ en voor een commentaar: Willem Minderhout, ‘De representativiteit van ‘de kaasstolp’, in: Vereniging voor Overheidsmanagement, VOM Jaarboek 2002/2003.

[6] Arie van der Zwan, ‘Het gelijk van Troelstra’, S&D 7/8, 1994. (Het feit dat Van der Zwan enige tijd geleden pleitte voor een ‘Rode Pim’, ondersteunt mijn vooronderstelling m.b.t. de overeenkomsten tussen Pieter Jelles en Pim. WM.)

[7] Pim Fortuijn (redactie), Afscheid van de dialectiek? Rondom het afscheid van Ger Harmsen als hoogleraar, Nijmegen SUN, 1988

[8] Bart Tromp. Het sociaal-democratische programma. De beginselprogramma’s van SDB, SDAP en PvdA 1878 – 1977, Amsterdam Bert Bakker, 2002

[9] Bart Tromp, 141 – 147.

[10] Anton Pannekoek, Herinneringen, Amsterdam Van Gennep 1976, 77.

[11] http://www.archimon.nl/architects/keldermans.html

[12] Bruno Latour, When things strike back: a possible contribution of ‘science studies’ to the social sciences’, British Journal of Sociology, Vol. No. 51 Issue No. 1 (January/March 2000) pp. 107–123

[13] Henriette Roland Holst, Kapitaal en Arbeid in Nederland, deel 1, SUN Nijmegen, z.j. (1902), p. 210.

[14] Immanuel Wallerstein, ‘From sociology to historical social science: prospects and obstacles’, British Journal of Sociology Vol. No. 51 Issue No. 1 (January/March 2000) pp. 25–35

[15] Bart Tromp, p.21

[16] Bart Tromp, ‘Derde Weg of Holzweg?‘, Elsevier 04-07-2002

[17] Bart Tromp, ‘Beginselprogramma: noodzaak en onmogelijkheid’, S&D, april 1990.

[18] Dick Pels, Het democratisch verschil. Jacques de Kadt en de nieuwe elite, Van Gennep Amsterdam, 1993

Geen opmerkingen:

Een reactie posten