woensdag 23 maart 2011

Landschap zoekt boer.

Harm Evert Waalkens, Roos Vermeij en Willem Minderhout − Socialisme & Democratie 5, 2008.

Om waardevolle delen van het Nederlandse platteland te behouden moeten we er niet slechts met de blik van de stedeling naar kijken. Immers, dat platteland is niet primair een natuurgebied of park ten dienste van de stad, maar een vaak eeuwenoud cultuurlandschap.

  •  (\N)
    (\N)

De landschappelijk meest interessante delen van het Groene Hart, bijvoorbeeld, zijn gemaakt door turfstekers en melkveehouders. Als de melkveehouders verdwijnen, verdwijnt ook dit landschap en verschijnt er een broekbos. Die boeren produceren dus niet alleen melk, maar ook ‘landschap’. Een gewild product, waar een eerlijke prijs tegenover moet staan.

Hier biedt het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), op grond waarvan jaarlijks 1,1 miljard euro aan inkomenssteun vanuit Brussel naar Nederlandse boeren vloeit, een uitgelezen kans. Per 1 januari 2006 is het principe van het oude systeem, ‘hoe meer productie hoe meer subsidie’, losgelaten. Voortaan krijgen agrarische bedrijven één bedrag uitgekeerd: een ‘bedrijfssubsidie’. Die wordt bepaald op basis van het totaal aan subsidies dat het bedrijf in het oude systeem ontving.

Nu wordt er in Nederland bij die berekeningen geen rekening gehouden met de aard van het bedrijf. Boeren met goed renderende grootschalige agrarische bedrijven krijgen net zo goed inkomenstoeslagen als boeren die in een economisch wat moeilijker omgeving het hoofd boven water moeten zien te houden.

Dit is echter geen Brusselse voorwaarde. Nederland kan het geld uit Europa ook gebruiken om boeren die zich inspannen voor landschapsbeheer extra te belonen. In tegenstelling tot veel andere lidstaten maken wij op dit moment nauwelijks gebruik van die mogelijkheid tot sturen. Naar aanleiding van de recente ‘Health Check’ van het GLB is die vrijheid nog vergroot. De inkomenssteun voor boeren wordt verder losgekoppeld van historische rechten.

De wijze waarop dit gebeurt kunnen de lidstaten vanaf 2009 zelf invullen. Het GLB ‘nieuwe stijl’ biedt expliciet de mogelijkheid om tien procent van de toeslagrechten af te romen en in te zetten ter bescherming van specifieke vormen van landbouw en landschapsbeheer.

Die kans moet Nederland ten volle benutten! Ons land is uniek om zijn verscheidenheid aan landschappen. Plattelanders én stedelingen zijn daar zeer aan gehecht. Bijna overal gaat het om ‘gemaakte’ cultuurlandschappen, of het nu heide is of veenweide. Via goed agrarisch beheer, in combinatie met maatregelen om open en toegankelijke landschappen met interessante natuurwaarden te versterken, kunnen gebieden als het Groene Hart een oase voor de rustzoeker blijven.

Dit is geen nostalgische heemschutterij, maar past uitstekend in het klimaatbestendig maken van onze ruimtelijke ordening. Het is niet toevallig dat er koeien op de veenweiden staan. Iets anders is op dat drassige land, ‘dikke soep’, nauwelijks mogelijk. Woningbouw lukt alleen als er flink geheid wordt en er dikke zandpakketten worden gestort. Rond Gouda moeten de straten periodiek worden opgehoogd vanwege verzakkingen. In deze tijd, waarin klimaatverandering ons dwingt om in onze hele ruimtelijke ordening het waterbeheer centraal te stellen, zouden we wel gek zijn als we doorgaan met het plannen van woonwijken in de diepe polders en het laagveen.

Onze landbouw is nog steeds in staat om, met gerichte steun, de gewenste landschappelijke waarden te produceren. Als we de spelregels van het GLB een beetje aanpassen hoeven we daar waarschijnlijk niet eens een cent extra voor uit te geven.

Sommige landschappen zijn zo robuust dat volstaan kan worden met generieke regelgeving. Zo produceert de agrarische sector in streken als Noord-Friesland, Groningen en Zeeland geheel ‘marktconform’ precies wat we willen. In de kleinschaliger landschappen, zoals het veenweidegebied in het Groene Hart, ligt dat anders. Niet lang geleden werd hier zelfs het einde van de melkveehouderij aangekondigd. Maar tijden veranderen: dankzij de gestegen melkprijzen gaat het deze bedrijven momenteel voor de wind. Evengoed ligt hier een structureel probleem: schaalvergroting en verdere rationalisatie zijn er nauwelijks mogelijk. Een gerichte financiële beloning aan boeren in het Groene Hart - maar ook bijvoorbeeld in de Achterhoek en in Drenthe - voor hun inspanningen om ondanks ‘de tucht van de markt’ aan verantwoord landschapsbeheer te blijven doen is broodnodig.

Het Nederlandse landschap kan alleen behouden blijven als de boeren er een toekomst krijgen. Zo’n duurzame agrarische toekomst kan grotendeels gefinancierd worden door landschapsbeheer een groter gewicht te geven bij de bepaling van de hoogte van de inkomenssteun aan boeren. Alleen dan krijgt het landschap de boer die het verdient.

Harm Evert Waalkens en Roos Vermeij zijn lid van de Tweede Kamer voor de PvdA.

Willem Minderhout is fractiemedewerker

Geen opmerkingen:

Een reactie posten