Dit
kabinet wil onder regie van Ronald Plasterk een enorme decentralisatie van
taken naar de lokale overheid doorvoeren in combinatie met een forse
schaalvergroting. Gemeenten met minder dan honderdduizend inwoners worden niet
voor deze nieuwe taken berekend geacht. Tegelijkertijd pleit de PvdA Tweede
Kamerfractie, bij monde van Pierre Heijnen, voor een verkleining van de
gemeenteraden. De kwaliteit van de democratie is hier niet bij gebaat. De
positie van de gemeente als ‘eerste overheid’ zou juist moeten leiden tot een
versterking van de lokale democratie en dus van de positie van de gemeenteraad.
De ‘democratisering van de publieke zaak’ waartoe de ‘Van Waarde-resolutie’
oproept, maakt deze versterking des te noodzakelijker.
De paragraaf die was gewijd aan het
binnenlands bestuur in het concept-verkiezingsprogramma van de PvdA leek in
sommige aspecten al voor te sorteren op een coalitie met de VVD. Net als de VVD
– ‘de overheid moet minder doen en meer
presteren’- bleken wij ineens ook te vinden dat de overheid ‘te groot’ was:
‘De publieke sector moet meer doen met
minder mensen. Wij willen een kleinere maar krachtige rijksoverheid en minder
politici in gemeenten en provincies.’
Deze formulering was volgens veel partijleden wat al te gortig en het
congres – ons hoogste orgaan – maakte er "overheidsorganisaties
hoeven geen vet op de botten te hebben, maar ze moeten wel voor hun taak
berekend zijn" van. 1.) Dat is een formulering die een heel andere
geest uitstraalt dan de oorspronkelijke tekst. Bovendien was er geen sprake
meer van een uitspraak over het aantal politici. Ik had er principieel al een
bezwaar tegen o overheid en volksvertegenwoordiging onder een noemer te
plaatsen. Politici zijn geen ambtenaren, maar volksvertegenwoordigers die
namens ons het bestuur richting geven en controleren.
Weeffout dualisering?
Ondanks deze duidelijke correctie van het congres weerhield dit Pierre Heijnen niet van om zijn initiatiefvoorstel om een ‘dualiseringscorrectie’ door te voeren in te dienen. Sinds de wet ‘dualisering gemeentebestuur’ zijn wethouders niet langer lid van de Raad. Zodra een Raadslid wethouder wordt schuift er dus een nieuw lid de Gemeenteraad binnen. Dit zou ‘een vergissing’ zijn geweest. Volgens Heijnen zou de som van het aantal wethouders en Gemeenteraadsleden weer ongeveer hetzelfde moeten zijn als voor de dualisering. Voor steden met meer dan 200.000 inwoners (de hoogste ‘staffel’) gaat het aantal Raadsleden terug van 45 naar 41. Dat is bijna 10%.
De vraag is echter of dit een ‘foutje’ in de
dualiseringsoperatie was. De geestelijk vader van de wet, Douwe Jan Elzinga,
wilde juist de positie van de Raad t.o.v. het college van B&W versterken.
De Raad is formeel de opdrachtgever en de controleur van het college
(‘kaderstelling en controle’) maar is in de praktijk veel zwakker: hoewel het
presidium officieel de agenda bepaalt, bereidt het college 99,9% van de
Raadsvoorstellen voor en stelt de ontwerpbegroting op. De Raad is versterkt met
een griffie en een rekenkamer, maar dat is peanuts vergeleken met de ambtelijke
macht die het college ter zijde staat. Raadsleden zijn amateur-politici
wethouders zijn full timers.
De Raad van State constateert fijntjes: ‘dat
op verschillende momenten in de parlementaire geschiedenis wisselend is gedacht
over de vraag of de gemeenteraad naar aanleiding van de dualisering moet worden
verkleind. Dat nuanceert de objectiviteit die besloten lijkt te liggen in de
term "dualiseringscorrectie".’ De gedachte van Heijnen dat wethouders
‘eigenlijk’, net als vroeger, bij hun geestverwante fractie moeten worden
opgeteld maakt van de dualisering een farce en verhult het feit dat deze
maatregel – zeker voor partijen die geen wethouder leveren - een ordinaire
kiesdrempelverhoging is.
Er is uiteraard geen objectieve maatstaf om
het ideale aantal Gemeenteraadsleden te bepalen. Je kunt wel vergelijken. Voor
steden van meer dan 200.000 inwoners betekent de teruggang van 45 naar 41
raadsleden een herstel van de situatie in 1851 toen de gemeentewet werd
ingevoerd. De Raad van State herinnert ons er ook hier aan dat ‘het takenpakket van de overheid intussen
aanzienlijk (is) uitgebreid’. Ook een vergelijking met stadsbesturen in de
ons omringende landen geeft me de indruk dat de omvang van onze gemeenteraden
zeker niet aan de grote kant is.
Uiteraard zijn er momenteel grotere problemen
in Nederland en een kleinere gemeenteraad overleven we ook wel weer. Desalniettemin
vind ik dit weer een symptoom van wat wijlen Bart Tromp het plebiscitair syndroom noemde. De
legitimiteit van onze representatieve democratie staat onder druk en de
maatregelen die genomen worden om de democratie te ‘verbeteren’ ondermijnen die
legitimiteit steeds verder. Een teken aan de wand is dat op de dag dat het
initiatiefvoorstel van Pierre Heijnen om gemeenteraden te verkleinen door de
Tweede Kamer werd aangenomen een wetsvoorstel voor raadgevende referenda –
waardoor de volksvertegenwoordiging zichzelf nog meer buiten spel zet –
aangenomen. Dat is wat anders dan wat de ‘Van Waarde-resolutie voorstelt. ‘Van
Waarde’ pleit voor meer grip op lokale semi-publieke voorzieningen door
gemeenteraden en voor intensieve beraadslagingen met burgers. Dat vereist een
sterke gemeenteraad!
Hoe verder?
Als dit kabinet zijn wil doorzet en Ronald
Plasterk er in slaagt om alleen nog maar 100.000+ gemeenten te creëren zal dat
op zichzelf al tot een terugloop van het aantal raadsleden leiden. Nu al neemt
bij iedere gemeentelijke herindeling het aantal raadsleden terug. Een simpele
rekensom leert dat als twee steden van ieder 50.000 inwoners fuseren er in
plaats van 58 (29 + 29) raadsleden er onder de huidige gemeentewet 37
overblijven. Heijnen wil er daar nog eens vier afhalen.
Tegelijkertijd zal het aantal gemeentelijke
taken fors toenemen. Als mijn indruk juist is dat de PvdA vindt dat de
gemeenten daarbij meer moeten zijn dan een agentschap van de rijksoverheid dan
zal daar een adequaat democratisch regime voor moeten worden ontwikkeld. (Idealiter
wordt hierbij – maar dat valt buiten het onderwerp van dit artikel – ook de
uitbreiding van het gemeentelijk belastinggebied meegenomen.)
Conform ons verkiezingsprogramma en de ‘Van
Waarde-resolutie’ hoort daar een gemeenteraad bij die geen vet op de botten te heeft, maar wel voor zijn taak berekend is. Om
te beginnen moet de Eerste Kamer het initiatiefvoorstel van Pierre Heijnen maar
naar de prullenbak verwijzen.
1.) Dit amendement was tot eind februari niet
verwerkt in het verkiezingsprogramma dat op de PvdA-website stond. Moedwil of
misverstand? Het bracht mij aanvankelijk in ieder geval flink in verwarring.