Eerder verschenen in Socialisme & Democratie, 14 oktober 2013
Er lijkt na zeventien jaar gesteggel eindelijk duidelijkheid
te zijn over de opvolging van de F16: de JSF. Helaas is nog steeds niet duidelijk of dit werkelijk de
beloofde beste keus is: de JSF zou zowel het
goedkoopste als het modernste vliegtuig moeten zijn. De PvdA heeft in het
verleden de nodige loopings gemaakt in het JSF-dossier.
Hoewel de JSF officieel nooit als optie is verlaten,
wekte de partij naar de buitenwereld toch sterk die indruk. Nu de kogel door de
kerk lijkt te zijn is er zelfs sprake van stuntvliegen door de politieke
leiding. Alleen defensiewoordvoerder Angelien Eijsink lijkt haar hoofd koel te
houden: eerst duidelijkheid en dan pas beslissen.
Toen de Tweede Kamer in 2002 op voorstel van het tweede
kabinet-Kok besloot om mee te werken aan het JSF-project
(System Development and Demonstration-fase) schetste Bart Tromp reeds dat de
hooggespannen verwachtingen wel eens lelijk tegen zouden kunnen vallen. ‘De
financiële onderbouwing deugt niet, het werkgelegenheidseffect is
verwaarloosbaar en de beloofde technologie-overdracht gaat richting VS, in plaats van omgekeerd.’ Het JSF-project heeft
Nederland nodig - niet andersom, schreef Tromp. Meedoen met de ontwikkeling van
het toestel zou de aanschaf vrijwel onvermijdelijk maken.
In 2007 stelde de fractie de defensienota In dienst van Nederland in dienst van de wereld vast. Hierin werd een
consequente keus gemaakt voor taakspecialisatie en integratie in EU- en NAVO-verband. De nota
waarschuwt voor het gevaar dat ‘grote investeringen de organisatie voor jaren committeert
en daardoor zijn aanpassingsvermogen op veranderde omstandigheden verliest.’
De nota van de destijds in de oppositie verkerende PvdA had
weinig impact maar defensiewoordvoerder Angelien Eijsink, het voor de nota
verantwoordelijk kamerlid, heeft wel altijd in die geest gehandeld. In het laatste
verkiezingsprogramma van de PvdA staat dan ook dat ‘verlenging van de levensduur van de F16
mogelijk is en onze voorkeur heeft. Te zijner tijd zullen we keuzes maken ten
aanzien van het gewenste type toestel op basis van het dan beschikbare aanbod en
prijzen, passend in onze visie op de toekomst van de krijgsmacht, zonder dat
daarbij sprake is van een voorkeur voor de JSF.’
Toen
in de aanloop naar Prinsjesdag de indruk werd gewekt dat de keus voor de JSF
gemaakt was,
fronsten veel PvdA-leden hun wenkbrauwen. Was dan al duidelijk welke rol de
Nederlandse defensie wil spelen en waarom de JSF daarin past? Waren
nu echt alle financiële en operationele risico’s van het JSF-project
verleden tijd? Wat voor krijgsmacht wil Nederland hebben? Een ‘krijgsmachtje
van alle kunde’ kwalitatief hoogwaardig, maar kwantitatief marginaal, zoals sommige
defensiespecialisten vrezen? (Margriet Drent en Dick Zandee, Internationale Spectator, september 2013).
Om
het gemor van de achterban te pareren werden op drie plaatsen in het land
bijeenkomsten georganiseerd om op dit soort vragen antwoord te geven. Ik
bezocht de bijeenkomst in Den Haag waar kamerlid Michiel Servaes de moeilijke
taak had om te reageren op een nog niet bekendgemaakt regeringsstandpunt. Hij
verklaarde dat de fractie uiteraard nog veel vragen had over de inpassing van
de opvolger van de F16 in de krijgsmacht en de overwegingen
waarop de keus voor die opvolger gebaseerd was.
Groot
was daarom mijn verbazing toen Diederik Samsom op de avond van Prinsjesdag verklaarde
dat de JSF nu eenmaal de beste keus was. Waar was die
bewering ineens op gebaseerd? Een dag later gooide de Algemene Rekenkamer roet
in het eten. Deze constateerde onder meer dat de aanschafkosten van de JSF
nog verre van duidelijk waren. ’s Avonds verklaarde Diederik Samsom bij Pauw en Witteman
dat het Rekenkamer-rapport zoveel twijfel had gezaaid dat een definitieve keuze
voor de JSF toch nog niet gemaakt kon worden. Ongeveer tegelijkertijd
verklaarde minister Plasterk bij Umberto Tan dat de JSF ongetwijfeld de
beste keus was. De coördinatie bleek te wensen over te laten.
Tijdens
de politieke ledenraad probeerde Samsom olie op de golven te gooien door het
belang van de keus te relativeren: ‘Op straat heeft niemand het er over.’ Nu
die keus toch gemaakt moest worden liep hij er niet voor weg. Gelukkig was defensiewoordvoerder Angelien Eijsink een stuk duidelijker. Zij stelde de
volgende eisen: ‘Maak duidelijk wat de opvolger van de F16 moet
kunnen. Beredeneer hoeveel we er nodig hebben. Overtuig ons ervan dat het
binnen de daarvoor beschikbare begroting kan zonder de rest van de krijgsmacht
‘op te eten.’ De werkgelegenheidseffecten noemde ze belangrijk maar niet
doorslaggevend.
De ‘methode Eijsink’ kan mogelijk de angel uit het JSF-debat halen. In tegenstelling tot wat velen meenden
maakt de VVD er geen prestigekwestie van. Minister
Hennis kijkt niet bepaald enthousiast terug op het ontwikkeltraject waarin
Nederland participeerde en premier Rutte noemde in de pers de twijfel van dePvdA ‘logisch’.
De opvolging van de F16 kan
inderdaad een technische kwestie zijn. Een besluit dat logisch voortvloeit uit
de rol die wij onze krijgsmacht willen laten spelen op het wereldtoneel en de
hoeveelheid geld dat wij daarvoor over hebben. Over dat laatste zou de discussie
moeten gaan.
Maar als de JSF net zulke
indrukwekkende loopings kan maken als de PvdA-fractie dan is er maar een
conclusie mogelijk: aanschaffen dat toestel!
PS: Clingendael heeft een aantal scenario's geschetst voor een 'Krijgsmacht van de toekomst'. Daar zou de discussie over moeten gaan!
PPS: Het is helaas niet het rationeole besluitvormingsproces geworden dat ik gehoopt had. Lees Ko Colijn in Vrij Nederland.
PPS: Het is helaas niet het rationeole besluitvormingsproces geworden dat ik gehoopt had. Lees Ko Colijn in Vrij Nederland.