vrijdag 25 oktober 2013

De loopings van de PvdA in het JSF-dossier



Er lijkt na zeventien jaar gesteggel eindelijk duidelijkheid te zijn over de opvolging van de F16: de JSF. Helaas is nog steeds niet duidelijk of dit werkelijk de beloofde beste keus is: de JSF zou zowel het goedkoopste als het modernste vliegtuig moeten zijn. De PvdA heeft in het verleden de nodige loopings gemaakt in het JSF-dossier. Hoewel de JSF officieel nooit als optie is verlaten, wekte de partij naar de buitenwereld toch sterk die indruk. Nu de kogel door de kerk lijkt te zijn is er zelfs sprake van stuntvliegen door de politieke leiding. Alleen defensiewoordvoerder Angelien Eijsink lijkt haar hoofd koel te houden: eerst duidelijkheid en dan pas beslissen.



Toen de Tweede Kamer in 2002 op voorstel van het tweede kabinet-Kok besloot om mee te werken aan het JSF-project (System Development and Demonstration-fase) schetste Bart Tromp reeds dat de hooggespannen verwachtingen wel eens lelijk tegen zouden kunnen vallen. ‘De financiële onderbouwing deugt niet, het werkgelegenheidseffect is verwaarloosbaar en de beloofde technologie-overdracht gaat richting VS, in plaats van omgekeerd.’ Het JSF-project heeft Nederland nodig - niet andersom, schreef Tromp. Meedoen met de ontwikkeling van het toestel zou de aanschaf vrijwel onvermijdelijk maken.

In 2007 stelde de fractie de defensienota In dienst van Nederland in dienst van de wereld vast. Hierin werd een consequente keus gemaakt voor taakspecialisatie en integratie in EU- en NAVO-verband. De nota waarschuwt voor het gevaar dat ‘grote investeringen de organisatie voor jaren committeert en daardoor zijn aanpassingsvermogen op veranderde omstandigheden verliest.’

De nota van de destijds in de oppositie verkerende PvdA had weinig impact maar defensiewoordvoerder Angelien Eijsink, het voor de nota verantwoordelijk kamerlid, heeft wel altijd in die geest gehandeld. In het laatste verkiezingsprogramma van de PvdA staat dan ook dat ‘verlenging van de levensduur van de F16 mogelijk is en onze voorkeur heeft. Te zijner tijd zullen we keuzes maken ten aanzien van het gewenste type toestel op basis van het dan beschikbare aanbod en prijzen, passend in onze visie op de toekomst van de krijgsmacht, zonder dat daarbij sprake is van een voorkeur voor de JSF.’

Toen in de aanloop naar Prinsjesdag de indruk werd gewekt dat de keus voor de JSF gemaakt was, fronsten veel PvdA-leden hun wenkbrauwen. Was dan al duidelijk welke rol de Nederlandse defensie wil spelen en waarom de JSF daarin past? Waren nu echt alle financiële en operationele risico’s van het JSF-project verleden tijd? Wat voor krijgsmacht wil Nederland hebben? Een ‘krijgsmachtje van alle kunde’ kwalitatief hoogwaardig, maar kwantitatief marginaal, zoals sommige defensiespecialisten vrezen? (Margriet Drent en Dick Zandee, Internationale Spectator, september 2013).

Om het gemor van de achterban te pareren werden op drie plaatsen in het land bijeenkomsten georganiseerd om op dit soort vragen antwoord te geven. Ik bezocht de bijeenkomst in Den Haag waar kamerlid Michiel Servaes de moeilijke taak had om te reageren op een nog niet bekendgemaakt regeringsstandpunt. Hij verklaarde dat de fractie uiteraard nog veel vragen had over de inpassing van de opvolger van de F16 in de krijgsmacht en de overwegingen waarop de keus voor die opvolger gebaseerd was.

Groot was daarom mijn verbazing toen Diederik Samsom op de avond van Prinsjesdag verklaarde dat de JSF nu eenmaal de beste keus was. Waar was die bewering ineens op gebaseerd? Een dag later gooide de Algemene Rekenkamer roet in het eten. Deze constateerde onder meer dat de aanschafkosten van de JSF nog verre van duidelijk waren. ’s Avonds verklaarde Diederik Samsom bij Pauw en Witteman dat het Rekenkamer-rapport zoveel twijfel had gezaaid dat een definitieve keuze voor de JSF toch nog niet gemaakt kon worden. Ongeveer tegelijkertijd verklaarde minister Plasterk bij Umberto Tan dat de JSF ongetwijfeld de beste keus was. De coördinatie bleek te wensen over te laten.

Tijdens de politieke ledenraad probeerde Samsom olie op de golven te gooien door het belang van de keus te relativeren: ‘Op straat heeft niemand het er over.’ Nu die keus toch gemaakt moest worden liep hij er niet voor weg. Gelukkig was defensiewoordvoerder Angelien Eijsink een stuk duidelijker. Zij stelde de volgende eisen: ‘Maak duidelijk wat de opvolger van de F16 moet kunnen. Beredeneer hoeveel we er nodig hebben. Overtuig ons ervan dat het binnen de daarvoor beschikbare begroting kan zonder de rest van de krijgsmacht ‘op te eten.’ De werkgelegenheidseffecten noemde ze belangrijk maar niet doorslaggevend.

De ‘methode Eijsink’ kan mogelijk de angel uit het JSF-debat halen. In tegenstelling tot wat velen meenden maakt de VVD er geen prestigekwestie van. Minister Hennis kijkt niet bepaald enthousiast terug op het ontwikkeltraject waarin Nederland participeerde en premier Rutte noemde in de pers de twijfel van dePvdA ‘logisch’.

De opvolging van de F16 kan inderdaad een technische kwestie zijn. Een besluit dat logisch voortvloeit uit de rol die wij onze krijgsmacht willen laten spelen op het wereldtoneel en de hoeveelheid geld dat wij daarvoor over hebben. Over dat laatste zou de discussie moeten gaan.

Maar als de JSF net zulke indrukwekkende loopings kan maken als de PvdA-fractie dan is er maar een conclusie mogelijk: aanschaffen dat toestel!

PS: Clingendael heeft een aantal scenario's geschetst voor een 'Krijgsmacht van de toekomst'. Daar zou de discussie over moeten gaan!
PPS: Het is helaas niet het rationeole besluitvormingsproces geworden dat ik gehoopt had. Lees Ko Colijn in Vrij Nederland.