donderdag 19 mei 2011
Wild Turkeys, door Rie Minderhout-Krook
Wij worden nieuwsgierig en als de pils op tafel staat komt het volgende absurde verhaal naar voren:
Twee jaar geleden werd onze gast uitgenodigd om een huwelijk bij te wonen in Chicago, V.S. Een goede gelegenheid om er een mooie reis aan vast te knopen. Na het feest trekt hij met een auto door verschillende staten en blijft niet altijd op de Highways rijden, leuk door dorpen gaan en mensen ontmoeten. Zo komt hij door Nebraska in een plaatsje genaamd Sutherland. Auto aan de kant en een eindje kuieren langs de typisch Amerikaanse huizen, halve en hele boerderijen met schuren en wat kleinvee. Plots komt er een zwerm wilde kalkoenen op hem af, die zich zeer agressief gedraagt, ze pikken hem in de benen en onze vriend weet niet beter te doen dan in een dichtbijzijnde schuur te vluchten.
Als hij denkt dat alles veilig is verlaat hij de schuur en gaat naar de woning om de bewoners zijn excuses aan te bieden omdat hij zomaar de schuur ingegaan was, maar niemand geeft thuis. Dan maar op weg naar de auto om de reis te vervolgen. Echter, als hij goed en wel op weg is komen daar drie politiewagens van alle kanten hem tegemoet en wordt hij aangehouden.
Stomme verbazing ... Uitstappen en handen op het dak van de wagen! Hij wordt gefouilleerd. Geen wapen gelukkig. Papieren? Nee, die lagen in het motel. Verdacht persoon! Er volgt een ondervraging over waar hij vandaan komt en wat hij daar doet en wat hij te zoeken had in die schuur. Het ziet er allemaal zeer dreigend uit. Maar hij kan ze overtuigen met zijn verhaal over de wilde kalkoenen. Gelukkig komt het allemaal in orde en kan hij vertrekken.
Voordat hij aan het vervolg van zijn reis begint moet er maar even getankt worden. De garagist is een spraakzaam man en zo vertelt onze vriend hem het verhaal over de kalkoenen. Die begrijpt hem helemaal en vraagt of hij niet kennis wil maken met de bewoners die, omdat ze hem niet vertrouwd hadden, de politie gewaarschuwd hadden. Geen gek idee, kon hij alsnog zijn excuses aanbieden.
Het werd een geanimeerd gesprek. De Amerikanen Thom en Barbara hadden Hollandse vrienden. Toevallig, ook in Vlissingen. Ze gaven een briefje mee met namen en adres en of hij de groeten wilde overbrengen. Het briefje raakte kwijt maar nu pas, na twee jaar kwam het hem weer in handen. Toen keek hij nog eens naar de namen, Jan en Rie Minderhout, maar die ken ik van het Zeemanshuis! Zo kwam het dat hij vanmiddag zijn verhaal kwam doen en de groeten brengen van onze vrienden in Sutherland Nebraska…
Rie Minderhout-Krook
zondag 8 mei 2011
Glossarium van versleten woorden, deel 1: ‘Links’.
Eerder gepubliceerd in De Rauie Règâh, De Rode Reiger, neo-progressief tijdschrift. Zesde jaargang, nummer 38, donderdag 1 december 2005
In het dagelijkse spraakgebruik zijn er heel veel woorden waarvan de betekenis als vanzelfsprekend wordt verondersteld, terwijl eigenlijk niemand weet wat er precies mee bedoeld wordt, of waarvan iedereen zo zijn eigen definitie hanteert. Het politieke spraakgebruik is hierop geen uitzondering. In tegendeel! Vandaag start een nieuwe serie waarin op luchtige, maar niet onserieuze, wijze dit soort woorden onder de loep wordt genomen. Ik pretendeer niet om definitief een einde te maken aan de spraakverwarring door middel van onaanvechbae definities. Aanvullingen en kritiek zijn van harte welkom!
‘Links’ staat eigenlijk al sinds mensenheugenis in een kwade reuk. Letterlijk omdat in veel culturen de linkerhand wordt gebruikt om de billen te reinigen. Het Latijnse woord voor ‘links’, sinister, betekent ook onheilspellend. Bij katholieken zit, zoals u weet, de beschermengel op de rechter en de duivel op de linker schouder.
Is ‘linkse politiek’ dan onheilspellende politiek waar, als het al niet onversneden ‘des duivels’ is, toch minstens een luchtje aan zit? Hoewel er ongetwijfeld mensen zijn die deze definitie nog zo gek niet vinden, denk ik dat de meeste abonnees van de Rode Reiger hier een onbevredigd gevoel bij hebben. Hoewel: er zit natuurlijk wel iets in dat ‘duivelse’. Als de duivel Eva indertijd niet van ‘de boom van kennis van goed en kwaad’ had laten eten, was de mens nog steeds een soort luie aap geweest, die bijvoorbeeld niet eens in staat zou zijn om een ‘normen en waarden’discussie te voeren. (Denk ook aan Prometheus, die het vuur stal van de goden en daardoor de mens onafhankelijker maakte van de natuur.)
In de meer recente geschiedenis worden er twee verklaringen gevonden voor de oorsprong van het gebruik van de termen links en rechts in de politiek.
In het Engelse Lagerhuis zitten vanouds twee deurtjes, één links en één rechts. In tijden van hoog oplopende conflicten betraden de Lagerhuisleden die de regering steunden de zaal door het rechter deurtje en de tegenstanders door het linker deurtje.
In Frankrijk zat, tijdens het begin van de Franse Revolutie, de koning rechts in de zaal waar de Assemblée Nationale gehouden werd. Zijn medestanders gingen bij hem in de buurt zitten en zijn tegenstanders kwamen dus aan de linkerkant terecht.
Er komt nu al een zekere vertrouwde betekenis boven drijven: rechts is voor de status quo, voor behoud en links is tegen de gevestigde orde, voor verandering.
Frits de Jong Edz. maakte het volgende staatje om die verschillen duidelijk te maken:
Links | Rechts |
Open | Gesloten |
Kritisch | Aanvaardend |
Ongelovig | Gelovig |
Humanistisch | Christelijk |
Rationalistisch | Dogmatisch |
Vooruitstrevend | Conservatief |
Verwachtingsvol | Pragmatisch |
Bewegend | Stabiliserend |
Verdelend | Eenheid bevorderend |
Hoewel dit staatje ook veel ‘versleten woorden’ bevat, komt politiek links hieruit naar voren als drager van de ideeën van de Verlichting en de idealen van de Franse Revolutie en rechts als verdediger van traditie en geloof.
In Nederland werd deze indeling nog bruikbaar geacht tot ver na de Eerste Wereldoorlog. ‘Links’ dat waren de liberalen en de sociaal-democraten en ‘rechts’ dat waren de ‘confessionelen’, de christelijke partijen, waarvan er één niet voor niets Anti-Revolutionaire Partij heette.
Er speelde echter door deze ‘culturele tweedeling’ – grofweg tussen rationalistisch humanisme en dogmatisch christendom - nog een andere tweedeling heen: de tweedeling van ‘kapitaal en arbeid’. In de negentiende eeuw was ook ‘het kapitaal’ bevrijd van traditionele belemmeringen en door die verworven vrijheid werd een ongekende industrialisatie ontketend. De vrije markt creëerde rijkdom voor sommigen en tegelijkertijd armoede voor velen: de arbeiders. Klassieke liberalen accepteerden dit als iets onvermijdelijks. ‘Linkse’ liberalen, zogenaamde ‘radikalen’ en later ‘vrijzinnig democraten’, vonden die schaduwkanten niet acceptabel. Zij vonden dat de staat door middel van wetgeving en belastingheffing moest zorgen voor een zekere mate van bestaanszekerheid voor iedereen.
Sommige radikale liberalen gingen nog een stap verder naar links en sloten zich aan bij de sociaal-democraten. Sociaal-democraten en liberalen deelden elkaars culturele, ‘verlichte’, wereldbeeld, maar sociaal-democraten wilden, zeker in de beginperiode, de tegenstelling tussen kapitaal en arbeid overwinnen door een socialistische maatschappij te vestigen waarin de productiemiddelen (kapitaalgoederen) in handen van de gemeenschap zouden zijn.
Ook binnen ‘rechts’ deed de tegenstelling tussen kapitaal en arbeid zich voelen. De grote, op den duur goed georganiseerde, arbeidersaanhang van de confessionele partijen dwong deze partijen om ook over sociale onderwerpen na te denken. Het grote verschil met de sociaal-democraten was dat christen-democraten de klassenvrede en niet de klassenstrijd nastreefden.
In het politieke spraakgebruik werd allengs de sociaal-economische factor steeds belangrijker. Vrije markt liberalen werden ‘rechts’ genoemd, sociaal-democraten bleven ‘links’ en de confessionelen schoven van rechts naar het midden. De verschillen werden wel steeds kleiner want sociaal-democraten verruilden op den duur het idee van de socialistische maatschappij voor een vrij pragmatisch streven naar een samenleving met goede sociale voorzieningen en een ‘gemengde markteconomie’. Bovendien wemelde het op den duur van de dominees in de PvdA zodat het anti-godsdienstige karakter op de achtergrond raakte.
De door liberalen en sociaal-democraten nagestreefde ‘moderniteit’, een mooi woord voor een volgend stukje, bracht nog andere problemen voort: bijvoorbeeld de aantasting van historisch erfgoed, natuur en milieu. In een maatschappij waar verandering de norm was geworden, werd het vanaf de jaren zestig opeens heel erg links om voor behoud te gaan pleiten, vooral waar het zaken als historische stadsgezichten, landschappen en natuurgebieden betrof. Deze kritiek op de uitwassen van de ‘consumptiemaatschappij’ bracht de sociaal-democratie in diepe verwarring. Net had Den Uyl iedere arbeider een auto beloofd, of autorijden werd in linkse kringen taboe. Hetzelfde zien we nu weer gebeuren met de goedkope vliegreizen.
Een volgende ontwikkeling vergootte die verwarring bij sociaal-democraten nog meer: de komst van de ‘gastarbeiders’. Traditioneel beschouwt de sociaal-democratische beweging het opkomen voor de belangen van de arbeider als zijn bestaansreden. Hier kwamen echter ineens een heleboel arbeiders binnen die uit een volstrekt andere, vaak zeer traditioneel agrarische, culturele traditie stamden dan de Nederlandse geseculariseerde arbeider. Dat verschil werd echter als iets tijdelijks gezien, dat vanzelf zou verdwijnen. Er moest vooral niet al te moeilijk over worden gedaan. Tolerantie en 'multiculturaliteit' werden de sleutelwoorden.
Het opmerkelijke van deze opstelling is dat een thema als religiekritiek vandaag de dag vrijwel van de linkse agenda verdwenen is. Dit duikt nu weer op aan de rechterkant van het politieke spectrum. VVD-ers als Ayaan Hirsi Ali, Paul Cliteur en Herman Philipsen claimen luidruchtig dat zij de ware erfgenamen van de Verlichting zijn.
Het kabinet Balkenende vergroot die verwarring nog meer door onder het ‘linkse’ motto van zelfbeschikking de verzorgingsstaat af te breken. De sociaal-democratie wordt ook hier in een ‘rechtse’ (sociaal-conservatieve) positie gedrongen omdat zij deze veranderingen niet op die manier wil.
De begrippen links en rechts zijn dus in de loop der tijd aardig door elkaar geklutst. Betekent ‘links’ dan nog wel iets? Jawel. Als je zegt dat je links bent begrijpt iedereen dat je waarschijnlijk SP, GroenLinks of PvdA stemt. Er is tegenwoordig wel enige toelichting nodig om uit te leggen wat je daar dan precies mee bedoelt.
Gelukkig hebben wij als ruggensteun daarvoor sinds kort het Beginselmanifest. http://www.denhaag.pvda.nl/nieuwsbericht/559 Maar daarmee is het laatste woord over deze heikele kwestie nog zeer zeker niet gezegd.
Willem Minderhout